19-03-2012

Cultuurmix 19 maart 2012

Wat jaren terug mocht ik u de geboorte melden van twee reusachtige, formidabele werken die zich het beste lieten omschrijven als geweldige en grandioze kijk- en leesalbums. Naar vorm en naar inhoud onderscheidde het duo zich immers als maritieme juwelen vervaardigd door daverend deskundige auteurs die hun liefde voor al wat vaart ronduit laten blijken. Ik heb het over Willem Ruys van Frans Luidinga en Nico Guns met de respectievelijke ondertitels De kroon op de vloot - en de ondergang als Achille Lauro.

Met gevoelens van intense vreugde kan ik u nu de wedergeboorte van deze twee tintelende boeken melden, want uitgeverij Van Soeren & Co zag de noodzaak en had de durf om deze kloeke – want gezamenlijk 1272 grote bladzijden tellende – edities recent op de markt te brengen. Woorden schieten mij tekort om de schoonheid van de twee te schetsen. Ze zijn een lust voor het oog en een streling van het gemoed. Ze vormen een waar sieraad op uw boekenplank en in uw handen. Wikipedea zegt het zo: ‘Het motorschip ‘Willem Ruys’ werd in 1938-1947 gebouwd als passagiersschip voor de Koninklijke Rotterdamsche Lloyd. Als Italiaans cruiseschip onder de naam Achille Lauro is het vaartuig bekend geworden door de kaping in 1985 en de brand en ondergang in 1994.’ Luidinga en Guns nemen gelukkig veel meer ruimte om de loftrompet te steken op de Willem Ruys. Het is puur genot hun loflied op dat sierlijke schip te horen zingen. Zeker weten!

Ik stel u voor enkele tochten door het tweetal Willem Ruys te maken om u de onvergankelijke elegantie, de onverbiddelijke waarde, de historische relevantie, de tintelende toegankelijkheid ervan en de bruisende belezenheid, het imponerende vakmanschap, de nijvere inzet van Frans Luidinga en Nico Guns te doen proeven. Nu volsta ik met het aan u doorgeven van ‘Woord vooraf’ en dat nadat ik de titels van de in totaal negen delen verstrekt heb. Om u de smaak te pakken laten krijgen! Deel 1 Ontwerp (1929-1937), 2 Bouw tot aan de oorlog (1938-1940), 3 Tijdens de oorlog (1940-1944), 4 Bouw na de oorlog (1944-1947), 5 Interieurs, 6, Installaties 7 Passage tot aan de overdracht van de soevereiniteit + achttien Bijlagen (!) en deel 2 1 Motorschip Willem Ruys, 2 Motonave Achille Lauro + een Bijlage. Ik zeg het niet snel, maar Willem Ruys is een unieke uitgave. Ik zeg het bijkans nooit maar Willem Ruys is het ultieme boek. Nu het woord aan de auteurs.

‘In het blad ‘De Ingenieur’ (1948) publiceerde ir. L.W. Bast een artikel over de Willem Ruys waarin hij opmerkte: ‘Toen met het ontwerpen begonnen werd, kon weinig worden vermoed, dat dit schip eerst 10 jaar later gereed zou komen. Het ontwerpproces heeft een zeer bewogen geschiedenis medegemaakt, hetwelk een boek op zich zelf zou vormen.’ Nu, bijna 60 jaar later, ligt zo’n boek voor U. Het unieke feit doet zich voor, dat nergens ter wereld een passagiersschip zó lang op de bouwhelling heeft gestaan als bij de Koninklijke Maatschappij De Schelde: het dubbelschroefmotormailschip dat vanaf 1938 in aanbouw werd genomen voor de Rotterdamsche Lloyd. Bij de werf kreeg het de aanduiding bouwnummer 214, bij de rederij refereerde men er meestentijds aan als de ‘Schelde 214’. Een extra bijzonderheid is, dat het grootste deel van de tijd-op-de-helling donkere oorlogstijd was. Mede daardoor werd het casco, dat al die jaren hoog boven de stadsbebouwing uit torende, voor de bewoners van Vlissingen en van de regio ver daaromheen tot symbool van ‘Nederland zal herrijzen’. Toen het schip na de oorlog, eind 1947. voor de rederij in de vaart kwam, verwierf het bij vele landgenoten in Nederland en Nederlands- Indië een warm plaatsje in hun hart. De prachtige lijnen van het schip en de moderne interieurs vormden een staaltje van eigentijdse, vakbekwame Nederlandse scheepsbouw; zij oogstte volkomen terecht grote bewondering in het buitenland. Bij de overdracht van de ‘Willem Ruys’ in december 1947 viel de Rotterdamsche Lloyd de eer te beurt het predikaat ‘Koninklijk’ te verwerven. Van toen af aan voerde de rederij trots een kroontje in de maatschappijvlag. De indienststelling van de prachtige ‘Willem Ruys’ vormde waarlijk de kroon op de vloot. Het schip was weliswaar ontworpen voor de pendelvaart op de Oost, maar moest door het wegvallen van onze Nederlands-Indische kolonie noodgedwongen emplooi gaan zoeken op andere routes.

De handtekening die koningin Juliana in de Burgerzaal van het Koninklijk Paleis op de Dam onder de akten van overdracht van soevereiniteit aan en erkenning van Indonesië zette, impliceerde voor de ‘Willem Ruys’ een ingrijpende verandering in haar maritieme loopbaan. Het lukte de Koninklijke Rotterdamsche Lloyd (KRL) nadien om voor haar prachtige vlaggenschip een bevredigend alternatief te vinden: met succes ging de ‘Willem Ruys’ op haar uitreizen emigranten vervoeren naar Amerika, Canada, Australië en Nieuw-Zeeland, en op de thuisvaart naar Rotterdam bracht zij vele repatrianten uit Indonesië naar het vaderland terug. In combinatie daarmee en soms in speciaal arrangement maakte zij recreatiereizen ‘around the world’ voor de rijken der aarde. De ‘Willem Ruys’ bleef aldus nog jarenlang voor de KRL onder Nederlandse vlag in de vaart. Toen dit bedrijfseconomisch niet langer verantwoord was, zag de oude Rotterdamse maatschappij zich genoodzaakt haar kroonjuweel af te staan. In 1965 werd zij verkocht aam de Flotta Lauro in Genua. De Italianen verbouwden haar tot exclusief cruiseschip, dat internationale bekendheid verwierf, mede door een spectaculaire terroristische kaping van het schip. Onder de naam Achillo Lauro voer de Vlissingse schoonheid nog vele jaren voor haar nieuwe meesters, totdat zij in 1994 door brand werd verwoest en op de Indische Oceaan voor de kust van Somalië ten onder ging. In de periode dat wij ons als auteurs verdiepten in de geschiedenis van de ‘Willem Ruys’ verzamelden wij een overstelpende hoeveelheid materiaal. Wij waren ons zeer bewust van de nostalgische waarde van veel daarvan voor de talloze mensen die nog steeds ‘iets hebben met de ‘Willem Ruys’, alsmede van de historische waarde ervan voor latere generaties. Bovendien beseften wij, dat er vrijwel geen uitgever zal zijn als dr. Walter Wybrands Marcussen, die ons zó in de gelegenheid stelde in extenso te publiceren over één schip en haar historie. Daarom kozen wij er al snel voor om niet nodeloos te comprimeren, maar het tekst-en-beeld-verhaal in twee delen het licht te doen zien. Als cesuur kozen wij de in velerlei opzicht ingrijpende overdracht van soevereiniteit aan de nieuwe Republik Indonesia van president Soekarno; eind december 1949. Bovendien was het door het hanteren van dat omslagpunt mogelijk om het vele tekst- en beeldmateriaal te ordenen en uit te geven in twee‘gelijkwaardige delen’, Het verheugt ons zeer dat beide delen inmiddels aan een herdruk toe zijn.’  

SPOOR NAAR WOESTE HOEVE

Een saluut van respect breng ik aan de onderzoeker en de schrijver van dit relaas, dat getuigt van gedreven eerbetoon en van noeste waarheidsvinding. Ik heb het over het 357 bladzijden tellende werk Spoor naar Woeste Hoeve van Richard Schuurman en van uitgeverij Verloren met de ondertitel ‘De zoektocht naar de geëxecuteerde piloot Czeslaw Oberdak’. Gevoelens van ontzag heb ik vooral voor Schuurmans reactie op de in 1991 geschreven hulpkreet van Oberdaks zuster.

Met mijn ouders, broers en zus bracht ik in late jaren veertig en vroege jaren vijftig steevast de vakanties door op de Veluwe. Een vast ritueel was daarbij dat wij naar Woeste Hoeve aan de Oude Arnhemseweg onder Beekbergen fietsten om stil te staan bij de plaats waar 117 mensen maart 1945 door de Duitsers doodgeschoten werden. In latere tijden herhaalde ik tijdens fietstochten met de zoons deze bezoeken en in de jaren van dit millennium deed ik dat met mijn echtgenote. Het definitieve monument dat er sinds 1992 op de executieplek staat, heeft als onderdeel een rode bakstenen pleintje met daarvoor een gedenksteen met verzen van Dietrich Bonhoeffer: ‘Als je van iemand houdt En je bent van diegene gescheiden Kan niets de leegte vullen Je moet dit niet proberen Je moet eenvoudig aanvaarden en volharden Dat klinkt erg hard Maar het is ook een grote troost Want zo lang de leegte werkelijk leegte blijft Blijf je daardoor met elkaar verbonden’. De Duitse lutherse predikant en theoloog Bonhoeffer was om zijn geloof ‘particuliere gevangene’ van Adolf Hitler en werd vlak voor het einde van de oorlog in concentratiekamp Flossenburg na een schijnproces door de Gestapo opgehangen. Zijn laatste woorden waren ‘Dit is het einde, voor mij het begin van het leven’. De beelden van monument Woeste Hoeve, de dichtregels van Bonhoeffer, maar vooral de gedachten aan die wrede moord op massale schaal draag ik immer met mij mee.

Ik nodig u nu uit volgende keer  een tocht te maken door het huzarenstuk dat journalist bij Omroep Flevoland Richard Schuurman leverde met Spoor naar Woeste Hoeve. Hij volhardde in zijn zoektocht waarbij hij werd gestimuleerd door o.a. persoonlijke aandrang van Poolse nabestaanden, nieuwe technische vindingen, vondsten in archieven, onbehagen over naoorlogse gerechtsgang, maar vooral door de innerlijke drang om de historische waarheid op heterdaad te betrappen. Om u in de sfeer te brengen van zijn zoektocht geef ik de titels van de hoofdstukken. De brief – Onderweg – Vliegen – Mayday – Ondergedoken – Todeskandidat – Doelwit Rauter – 8 Maart – Waar is Czeslaw? – ‘Dit is niet meneer Oberdak – Schuld – Bingo! – ‘Ik begroet je, lieve broer’ – De laatste. In deze veertien steekwoorden zit het levensverhaal van Oberdak. In de rubriek ‘Vandaar dit boek’ introduceert Schuurman zelf zijn boek onder de titel ‘De wanhoop van zijn zus trof mij’.

Ik citeer integraal. ‘De zoektocht naar de geëxecuteerde Poolse piloot Czeslaw Oberdak begon met een brief die op een goede dag in 1991 op mijn bureau belandde, toen ik nog werkte voor de ‘Zwolse Courant’. Het was een in het Duits gestelde brief van een zekere Ludmila Kaczmarska die al 46 jaar op zoek was naar haar broer Czeslaw. Als 18-jarige was hij in 1939 de deur uitgegaan om gevechtspiloot te worden. In 1939 brak de oorlog uit, werd Polen verscheurd en moest hij vluchten. Na veel omwegen kwam hij in Engeland terecht,waar hij in dienst trad bij de RAF. Hij kon geen brieven sturen, maar wel pakketjes. Zijn familie wist zo dat hij ergens in het buitenland zat. Na de oorlog hoorden zij niets van hem en over zijn lot was niets bekend. Zij gingen ervan uit dat hij was gesneuveld, maar zeker wisten zij dat niet. Het verzoek van de zus kon ik niet weigeren. Het leek me journalistiek een interessant verhaal. Zij las in 1990 een Pools boek dat haar broer in 1944 in de buurt van Zwolle een noodlanding had moeten maken. Ik wilde weten hoe dat zat. Maar vooral werd ik getroffen door de wanhoop van een zus die na zoveel jaar nog niet opgeeft. Na een week had ik al de contouren van zijn verhaal staan. Oberdak bleek na een noodlanding bij het buurtschap Dalmsholte te zijn opgenomen door het verzet in het nabij gelegen Ommen. Daarna verhuisde hij naar verschillende onderduikadressen. Van iemand uit het verzet kreeg ik een foto waarop hij met andere onderduikers sinterklaas vierden. Toen had ik een gezicht en was ik vastbesloten om zijn levenseinde te reconstrueren. Cruciale informatie kreeg ik van Frank Coslett, een Amerikaan die samen met Oberdak dezelfde onderduikroute had afgelegd. Hij vertelde dat zij op 24 december 1944 waren gearresteerd en ter dood veroordeeld. Op 8 maart 1945 is Oberdak vanuit gevangenis De Kruisberg in Doetinchem meegenomen om te worden geëxecuteerd. Op die dag waren er twee executies. Van die in Varsseveld waren alle namen van de slachtoffers bekend. Bleef over de executie bij Woeste Hoeve. Van de 117 vermoorden bleken er twee niet geïdentificeerd. Een van die twee, die inmiddels op erebegraafplaats Loenen waren begraven als Onbekende Nederlander, kon Oberdak zijn. In Engeland is er een dossier opgevraagd met zijn medische gegevens en zijn de resten van die onbekende opgegraven. Er bleven te veel vraagtekens om zekerheid te verschaffen. Vanaf dat moment in 1995 liep het onderzoek vast. Dat veranderde pas in 2005 toen in Polen een commissie onderzoek ging doen naar de moord op Oberdak. Zij wilden gebruikmaken van dna- onderzoek. De resten zijn weer opgegraven en vergeleken met het dna van zus Ludmila. Daaruit bleek een verwantschap. Oberdak is in 2009 met militaire eer in Krakow herbegraven en ik kreeg voor mijn inspanningen een lintje. Daarmee eindigde mijn zoektocht nog niet, omdat het verhaal rond Woeste Hoeve me niet bevredigde. De officiële lezing is dat op 8 maart een verzetsgroep in het gehucht Woeste Hoeve ‘per ongeluk’ de auto van SS- generaal Hans Rauter onder vuur had genomen. De Duitsers schoten een dag later uit wraak 117 mensen bij Woeste Hoeve dood. Daarover is in 1946 in een boek een verhaal verschenen, geschreven door het verzet. Wat me opviel was dat de verhalen daarna over deze schokkende gebeurtenis precies hetzelfde zijn en dat nooit is uitgezocht of die feiten klopten, Uit mijn onderzoek blijkt dat eigenlijk maar één Duitser voor de executie bij Woeste Hoeve in de cel heeft gezeten. De rechtbank heeft destijds die executie niet apart behandeld zodat de grote lijnen nooit zichtbaar zijn geworden. De zaak is helemaal niet zo duidelijk als het verzet na de oorlog heeft gesteld. Het is voor mij echt nog de vraag of de aanslag op Rauter toeval was of dat hiervoor opdracht was gegeven. Of prins Bernhard opdracht heeft gegeven voor de aanslag op zijn aartsvijand Rauter? Wie zal het zeggen? Ik heb vrij veel nieuwe details gevonden, maar het mysterie rond Woeste Hoeve heb ik helaas niet kunnen wegnemen.’

Cultuurmix 19 maart 2012