Het is waarachtig zo gebeurd; postbode Ruud reikte mij voorbije zaterdagochtend een lijvig pakket aan met daarin een roman waarin ik meteen begon. Anders gezegd: van een voortvarende en voorkomende stagiaire bij een gerenommeerde uitgeverij, Inge Trollmann, ontving ik een boek dat mij meteen in de ban had. Ik heb het over de meer dan vuistdikke, want 942 bladzijden tellende paperback, de roman 4321 van de Amerikaan Paul Auster en De Bezige Bij. De omslag laat een massa grijze en bruine mensen op straat zien waarin een in het rood gehulde dame op verschillende plaatsen opduikt. Ik moest bij het zien van de plaat denken aan de roman Uit talloos veel miljoenen van W.F. Hermans, waarvan een van de motieven is niet verkrijgen waarnaar je op zoek bent. Zijn bij Hermans Clemens van Wessel en diens echtgenote Sita de dramatische hoofdpersonages, in 4321 neemt Archibald Isaac Ferguson in zijn eentje de honneurs waar, maar dan wel via vier levenslijnen. Vandaar die titel. Er bestaan literaire werken die je alleen al door de openingszin in de ban hebben. Ik denk nu alleen aan de twee boeken die ik in mijn Utrechtse studietijd als afstudeermateriaal gebruikte, Van de koele meren des doods en Een nagelaten bekentenis. Frederik van Eeden begon met ‘De geschiedenis van een vrouw. Hoe zij zocht de koele meren des Doods, waar verlossing is, en hoe zij die vond.’ en Marcellus Emants met ‘Mijn vrouw is dood en al begraven.’ Paul Auster veroverde mij met een langere entree.
Ik citeer: ‘Volgens de familieoverlevering vertrok Fergusons grootvader te voet uit zijn geboorteplaats Minsk met honderd roebel in de voering van zijn jasje genaaid, reisde in westelijke richting via Warschau en Berlijn naar Hamburg en boekte daar vervolgens passage op de ‘Keizerin van China’, een schip dat in zware winterstormen de Atlantische Oceaan overstak en op de eerste dag van de twintigste eeuw de haven van New York binnenvoer.’ Om Austers eerste alinea af te ronden: ‘In afwachting van zijn ondervraging door de immigratiedienst knoopte hij een gesprek aan met een andere Russische jood. De man zei tegen hem: ‘Vergeet de naam Reznikov. Daar kom je hier nergens mee. Je moet een Amerikaanse naam hebben voor je nieuwe leven in Amerika, iets wat lekker Amerikaans klinkt.’ Omdat Engels in 1900 nog een vreemde taal was voor Isaac Reznikov, vroeg hij zijn oudere, ervarener landgenoot om een suggestie. ‘Zeg maar dat je Rockefeller heet’, zei de man. Dan zit je altijd goed. Er ging een uur voorbij, toen nog een, en tegen de tijd dat de negentienjarige Reznikov plaatsnam voor zijn ondervraging door de immigratiedienst, was hij de naam die de man hem had gezegd op te geven alweer vergeten. ‘Uw naam?’ vroeg de man van de immigratiedienst. Terwijl hij zich uit frustratie voor het hoofd sloeg, flapte de vermoeide immigrant er in het Jiddisch uit: ‘Ich hob fargesn!’ En zo kwam het dat Isaac Reznikov zijn nieuwe leven in Amerika begon als Ichahob Ferguson.’
U kunt zich voorstellen dat ik het eerste februariweekend in 4321 verzonken was. Ik liet er zelfs een voetbalwedstrijd op het plaatselijke Slobbengors voor lopen. Het regende eerlijk gezegd trouwens ook. Ik werd overdonderd door de vreugde, het plezier, het talent, de veelzijdigheid, het gemak, de lust van de inmiddels zeventigjarige Auster. Op het moment van het redigeren van deze tekst aan u ben ik gevorderd tot en met bladzijde 118, waarop het eerste hoofdstuk finisht. Toch wil ik nu al bij u van het bestaan van 4321 gewag maken om de doodeenvoudige reden dat ik u deze kolossale roman niet langer wil onthouden, Als voorlopige intro geef ik u de tekst op de site van uitgeverij De Bezige Bij en pluk ik lukraak een gedeelte uit het boek. Dat laatste doe ik met een bedoeling; waar u ook op de 942 bladzijden begint, u wordt met mij geraakt door het meesterschap van Auster. Van heel weinig kan hij heel veel maken! De komende weken bent u nog niet van deze Auster af. Zeker weten. Tot dan!
De site: ‘Op 3 maart 1947 wordt, twee weken te vroeg, Archibald Isaac Ferguson geboren, het enige kind van Rose en Stanley Ferguson. Archibalds leven zal gelijktijdig vier verschillende paden volgen. Vier identieke Archibalds, bestaand uit hetzelfde DNA, vier jongens die fysiek een en dezelfde zijn, leiden vier parallelle en volstrekt verschillende levens. Elk levenspad neemt een andere richting. Liefdes en vriendschappen en intellectuele interesses contrasteren. Een jongen groeit keer op keer op. Iedere Archibald zal verliefd worden op Amy Schneiderman, maar hun relatie zal steeds een andere zijn. Lezers zullen meegenieten van Archibalds successen, en meeleven met de tragische gebeurtenissen die hem overkomen. Zo ontvouwen de levensverhalen van de vier Archibalds zich.’
Paul Auster: ‘Maar nu ze op het punt stonden om te gaan verhuizen had dat belangrijke nieuwe informatie over zijn vader opgeleverd (het probleem van te veel geld, te veel tijd kwijt zijn aan het geld verdienen, zoveel tijd dat zijn vader zes dagen van de week volledig onzichtbaar voor hem was geworden, wat naar Ferguson nu begreep iets was wat hij vreselijk vond, in elk geval vervelend, of iets wat hem frustreerde, of boos maakte, of een ander woord waar hij nog niet opgekomen was), en met nu de kwestie van zijn vader in gedachten, leek het Ferguson leerzaam om die saaie visites bij Brownstein en Solomon achteraf te beschouwen als een manier om de aspecten van het man-zijn te bestuderen, om het gedrag van zijn vader te vergelijken met dat van Sam Brownstein en Max Solomon. Als de grootte van de huizen die ze bewoonden maatgevend was voor de hoeveelheid geld die ze verdienden, dan was zijn vader rijker dan zij samen, want zelfs hun huidige huis, het huis dat te klein werd geacht en door iets beters vervangen moest worden, was groter en mooier dan de huizen van Brownstein en Solomon.
Zijn vader reed in een Oldsmobile van 1955 en dacht erover die in september in te ruilen voor een nieuwe Cadillac, terwijl Sam Brownstein in een Rambler van 1952 reed en Max Solomon in een Chevrolet van 1950. Solomon was claimbeoordelaar bij een verzekeringsmaatschappij (wat dat ook mocht inhouden, want Ferguson had geen idee wat een claimbeoordelaar deed), en Brownstein had een zaak in sportartikelen in het centrum van Newark, geen drie zaken zoals Fergusons vader, maar één, die niettemin genoeg geld opbracht om zijn vrouw en drie kinderen te onderhouden, terwijl de drie van Fergusons vader maar één kind en een vrouw hoefden te onderhouden, die toevallig ook werkte, wat Peggy Brownstein niet deed. Net als Fergusons vader gingen Brownstein en Solomon elke dag naar hun werk om geld te verdienen, maar ze gingen geen van tweeën al om halfzeven van huis en werkten ’s avonds ook niet zo laat door dat hun kinderen al in bed lagen als ze thuiskwamen.
De rustige, onverstoorbare Max Solomon, die als soldaat gewond was geraakt in de Stille Oceaan en lichtelijk mank liep, en de luidruchtige, openhartige Sam Brownstein, overlopend van grappen en uitbundige jovialiteit, ieder zo van elkaar verschillend in hun uiterlijke gedragingen, maar in hun kern, in opvallend eendere opzichten verschillend van Fergusons vader, want beide mannen werkten om te leven, terwijl zijn vader leek te leven om te werken, wat inhield dat de vrienden van zijn ouders meer bepaald werden door hun interesses dan door hun lasten of verantwoordelijkheden, Solomon door zijn liefde voor klassieke muziek (grote platencollectie, ingebouwd hifisysteem), Brownstein door zijn enthousiasme voor sport in al haar vele gedaanten, van basketbal tot paardenrennen, van atletiek tot boksen, maar het enige waar Fergusons vader zich buiten zijn werk voor interesseerde was tennis, en dat was maar een akelig beperkte hobby, vond Ferguson, en elke keer dat Brownstein bij een van hun zondagse visites de televisie aanzette voor een honkbal- of een footballwedstrijd, en de jongens en de mannen van beide gezinnen in de woonkamer bij elkaar kropen om te kijken, moest zijn vader negen van de tien keer, net als in de bioscoop, vechten om zijn ogen open te houden, dan vocht hij vijf, tien of vijftien minuten, waarna hij de strijd verloor en in slaap viel.
Op andere zondagen waren er familiebezoekjes aan de Adlers, zowel in New York als in Maplewood, die Ferguson aanvullende onderwerpen leverden voor onderzoek in zijn laboratorium van het mannengedrag, met name zijn grootvader en de man van tante Mildred, Donald Marx, al telde zijn grootvader misschien niet, omdat hij uit een oudere generatie stamde en zo anders was dan Fergusons vader dat het al bijna vreemd aandeed om hun namen in één zin te noemen.
Drieënzestig jaar en nog volop actief, nog steeds aan het werk in zijn vastgoedbedrijf en nog steeds geld verdienend, maar niet zoveel als zijn vader, dacht Ferguson, omdat het appartement in West Fiftyeighth Street nogal benauwd was, met een piepklein keukentje en een woonkamer die maar half zo groot was als die in Maplewood, en de auto waarin zijn grootvader reed, een oude paarsrode Plymouth met een drukknopversnelling, leek wel een circuswagen naast de slanke Oldsmobile sedan van zijn vader. Ja, Benjy Adler had wel iets van een clown, meende Ferguson, met zijn kaarttrucs, zijn scheetkussentjes en zijn hoge pieplach, maar toch hield zijn kleinzoon van hem, hield van hem omdat hij zo van het leven leek te genieten, en had hij weer eens een vertelbui, dan rolden de verhalen zo snel en levensecht uit zijn mond dat de wereld leek te worden overspoeld door een vloedgolf van taal. Het waren meest grappige verhalen, verhalen over de Adlers uit het verleden en verschillende naaste en verre familieleden, bijvoorbeeld de nicht van de moeder van zijn grootvader, een vrouw met de fantastische naam Fagela Flegelman, die kennelijk zo geniaal was dat ze al voor haar twintigste negen talen sprak, en dat de mensen van de immigratiedienst toen haar familie uit Polen op Ellis Island aankwam zo van haar talenkennis onder de indruk waren dat ze haar ter plekke in dienst hadden genomen en Fagela Flegelman de volgende dertig-en-nog-wat jaar als tolk bij de immigratiedienst had gewerkt, duizenden en nog eens duizenden zo van de boot gekomen toekomstige Amerikanen had ondervraagd tot Ellis Island in 1924 dicht was gegaan. Een lange pauze, gevolgd door een van zijn grootvaders raadselachtige lachjes, dan weer een ander verhaal over de vier echtgenoten van Fagela Flegelman, hoe ze die allemaal had overleefd en als rijke weduwe was geëindigd in een appartement aan de Champs-Élysées. Konden zulke verhalen waar zijn? Maakte het iets uit of ze waar waren?’
Een ruw en rauw relaas uit het verleden, in fictie en non-fictie vervat, heb ik voor u dat een trillend licht werpt op een triest thema, dat van de slavernij. Op de sticker op de omlag staat dat Barack Obama en Oprah Winfrey weg zijn van het boek. Het gaat om de 348 bladzijden tellende roman De ondergrondse spoorweg van de Amerikaanse auteur Colson Whitehead en van uitgeverij Atlas Contact. Op de omslag is ook de titel verbeeldt, want die staat voor een alternatieve vluchtroute voor slaven. In mijn jonge jaren was ik in de ban van De hut van Oom Tom van Harriet Beecher Stowe, een van de bekendste boeken uit de canon van de Amerikaanse literatuur en een aanklacht tegen de slavernij. Het werd in 1852 gepubliceerd nadat het eerst tussen 1851 en 1852 als serie verscheen en beïnvloedde de heersende opvattingen over slavernij. Het boek beschrijft de lotgevallen van een aantal slaven en hoe ze lijden onder de slavernij. Het boek erkent dat veel meesters hun slaven goed behandelen, maar deze slaven lopen het risico dat ze (wegens geldgebrek of overlijden van de eigenaar) verkocht worden aan slechte meesters, waarbij ouders en kinderen vaak van elkaar gescheiden worden. De oorspronkelijke titel is Uncle Tom’s Cabin en op mijn leeslijst voor HBS 5 zette ik dat werk en naar later bleek met succes. Ik kon toen niet bevroeden dat De hut van Oom Tom ooit overtroffen zou worden door De ondergrondse spoorweg.
Om de titel nog beter te bevatten pluk ik van Wikipedia. ‘De Underground Railroad was een clandestien netwerk van (vaak informele en ad hoc) smokkelroutes in de Verenigde Staten waarlangs ontsnapte slaven de zuidelijke staten van de Verenigde Staten konden verlaten en een veilig heenkomen konden zoeken in noordelijke staten die weggelopen slaven beschermden, of anders in Canada. De Underground Railroad bestond uit onderduikadressen en andere faciliteiten die in het bezit waren van sympathisanten van de abolitionistische beweging. Zij opereerde zoals vele grootschalige verzetsbewegingen: met veel losse cellen die weinig wisten over andere cellen en eigenlijk alleen een paar van hun "buurcellen" kenden. Weggelopen slaven reisden van het ene tussenstation naar het andere en bereikten het Noorden in verschillende stappen.’ Ik zei u dat het oudje overtroffen wordt door de nieuweling en toch is dat het geval. Dit relaas van Colson Whitehead schroeit vanaf het begin. De tocht van Cora doet van meet af aan pijn. Ik zal dat illustreren door het integraal doorgeven van het eerste stuk. U zult dan ook de woorden voorin van Obama en Winfrey verstaan, want ‘Technisch, aangrijpend’ en ‘Dringt door tot in het merg van je botten, nestelt zich en blijft voor altijd […] een tour de force’. Maar eerst reik ik u de tekst van uitgever Atlas Contact op de site aan. Over een paar weken wisselen wij hier onze leeservaringen met elkaar uit.
De uitgever: ‘Van een van de meest ambitieuze, baanbrekende schrijvers van dit moment is er nu De ondergrondse spoorweg, een alternatieve geschiedenis van de slavernij in Amerika, en een beheerste, doch woedende allegorie van de black struggle. Cora is slavin op een katoenplantage in Georgia. Haar helse leven staat op het punt om nog erger te worden: de wrede eigenaar heeft zijn oog op haar laten vallen. Ze besluit om te vluchten, en met hulp van de Ondergrondse Spoorweg (een clandestien netwerk van antislavernijactivisten) begint ze een lange, huiveringwekkende reis door de zuidelijke staten van Amerika richting het vrije Noorden, met de slavenpatrouille op haar hielen. Tot zover een verhaal zoals 12 jaar slaaf. Maar in het universum van Colson Whitehead is de ‘ondergrondse spoorweg’ letterlijk een tunnelstelsel dwars door Amerika heen, en leest Cora’s reis als een macabere Alice in Wonderland. In alle zuidelijke staten die ze aandoet wordt Cora geconfronteerd met nóg groteskere vormen van racisme en terreur.’
Colson Whitehead: ‘ De eerste keer dat Caesar Cora polste over een mogelijke vlucht naar het Noorden, zei ze nee. Dat was de stem van haar grootmoeder. De grootmoeder van Cora had tot aan die stralende middag in de haven van Ouidah nog nooit de zee gezien en omdat ze in de kerkers van het fort had gezeten, werd ze verblind door de weerkaatsing van het licht op het water. Ze werden in de kerkers vastgehouden totdat de schepen kwamen. Dahomeyaanse rovers hadden eerst de mannen ontvoerd en waren bij de volgende maan naar haar dorp teruggekomen om de vrouwen en kinderen te halen, die ze twee aan twee geketend dwongen naar zee te lopen. Toen ze naar de pikzwarte ingang keek, dacht Ajarry dat ze daarbeneden in het donker herenigd zou worden met haar vader. Overlevenden uit haar dorp vertelden haar echter dat de slavendrijvers haar vader, toen die het tempo van de eindeloze voettocht niet langer had kunnen bijhouden, de hersens hadden ingeslagen en zijn lichaam langs de kant van de weg hadden achtergelaten. Haar moeder was al jaren daarvoor gestorven. De grootmoeder van Cora was onderweg naar het fort een paar keer verkocht tussen slavenhandelaren onderling, voor schelpengeld en glazen kralen. Het was moeilijk te bepalen hoeveel er in Ouidah voor haar was betaald, omdat ze deel uitmaakte van een aankoop en gros, achtentachtig zielen voor zestig kratten rum en buskruit, een prijs die was overeengekomen na het gebruikelijke loven en bieden in het pidgin-Engels van de kuststreek. Stevig gebouwde mannen en vruchtbare vrouwen brachten meer op dan kinderen, zodat een berekening per individu lastig te maken viel. De Nanny kwam uit Liverpool en had al twee andere havens aan de Goudkust aangedaan. De kapitein gaf er de voorkeur aan zijn aankopen gespreid te laden, om te voorkomen dat hij opgezadeld zou worden met een vracht met een gelijke cultuur en mentaliteit. Je kon nooit weten of zijn gevangenen niet een of andere muiterij zouden bekokstoven als ze dezelfde taal spraken. Dit was de laatste haven die het schip zou aandoen voordat ze de Atlantische oversteek maakten.
Twee matrozen met stroblond haar roeiden Ajarry neuriënd naar het schip. Hun huid was wit als elpenbeen. De verstikkende lucht in het ruim, de troosteloosheid van het opgesloten zijn en het gegil van degenen die aan haar waren vastgeketend brachten Ajarry tot waanzin. Vanwege haar jeugdige leeftijd vierden haar bewakers hun lusten niet onmiddellijk op haar bot, maar uiteindelijk sleurden enkele van de meer doorgewinterde matrozen haar zes weken na de afvaart het ruim uit. Tweemaal probeerde ze tijdens de overtocht naar Amerika zich van het leven te beroven, één keer door zich van eten te onthouden en later door een poging zich te verdrinken. Beide keren wisten de matrozen, die alle listen en lagen van hun have kenden, haar plannen te dwarsbomen. Ajarry haalde de reling niet eens toen ze probeerde overboord te springen. De deerniswekkende aanblik die ze bood, herkenbaar van duizenden slaven die haar waren voorgegaan, had haar bedoeling verraden. Van top tot teen geketend, van top tot teen, in exponentiële ellende. Hoewel ze hun best hadden gedaan bij de veiling in Ouidah niet van elkaar gescheiden te raken, werd de rest van haar familie gekocht door Portugese handelaren van het fregat Vivilia, dat vier maanden later tien mijl voor de kust van Bermuda stuurloos ronddobberend was aangetroffen. De pest had de levens van allen aan boord geëist. De bevoegde instanties staken het schip in brand en keken toe hoe het knetterend in de golven verdween. De grootmoeder van Cora wist niets van deze noodlottige afloop. De rest van haar leven stelde ze zich voor hoe haar neven en nichten voor aardige, ruimhartige eigenaren in het Noorden werkten, bezig met heel wat aangenamer taken dan de hare, zoals weven of spinnen, niet iets op het land. In haar verhalen hadden Isay, Sidoo en de anderen zich op de een of andere manier weten vrij te kopen uit de slavernij en leefden ze nu als vrije mensen in de grote stad Pennsylvania, een plek waarover ze twee blanke mannen wel eens had horen praten. Dergelijke fantasieën troostten Ajarry wanneer het werk haar zo zwaar viel dat ze in duizend stukjes uiteen dreigde te vallen.
De tweede keer dat de grootmoeder van Cora werd verkocht was nadat ze een maand in het pesthuis op Sullivan’s Island had verbleven, nadat de artsen haar en de rest van de vracht van de Nanny ziektevrij hadden verklaard. De zoveelste drukke dag op de slavenmarkt. Een grote veiling trok altijd een bonte menigte. Handelaren en koppelbazen uit de hele kuststreek verzamelden zich in Charleston en controleerden de ogen en gewrichten van de koopwaar, beducht als ze waren voor geslachtsziekten en andere aandoeningen. Omstanders deden zich tegoed aan verse oesters en warme maiskolven terwijl de veilingmeesters luidkeels afriepen. De slaven stonden naakt op het schavot. Er werd driftig geboden op een groep uit de kluiten gewassen Ashanti, Afrikanen die befaamd waren om hun werklust en spierkracht, en de voorman van een kalksteengroeve had een verbijsterend koopje aan een stel jonge nikkertjes. De grootmoeder van Cora zag een klein jongetje dat tussen de aapjeskijkers stond een hap nemen van een zuurstok en vroeg zich af wat het toch was dat hij in zijn mond stopte.
Vlak voordat het donker werd, kocht een handelaar haar voor tweehonderdzesentwintig dollar. Als er dat seizoen niet toevallig zo’n toevloed van jonge meisjes was geweest, zou ze meer hebben opgebracht. Zijn pak was gemaakt van het witste laken dat ze ooit had gezien. Aan zijn vingers fonkelden ringen met kleurige edelstenen. Toen hij haar in haar borsten kneep om te zien of ze drachtig was, voelde het goud koud aan op haar huid. Ze werd gebrandmerkt, niet voor de eerste en niet voor de laatste keer, en aan de overige aankopen van die dag vastgeketend. Diezelfde avond nog begonnen de kettinggangers, achter het koetsje van de opkoper aan strompelend, aan de lange mars naar het Zuiden. Inmiddels was de Nanny alweer volgestouwd met suiker en tabak op weg terug naar Liverpool. Vanuit het ruim klonk nu minder gegil. Men zou haast denken dat er een vloek op de grootmoeder van Cora rustte, zo vaak werd ze in de loop van de daaropvolgende jaren verkocht, geruild en weer doorverkocht. Haar eigenaars gingen met verbijsterende regelmaat failliet. Haar eerste meester werd opgelicht door een man die een apparaat verkocht waarmee je katoen tweemaal zo snel kon schoonmaken als met Whitney’s gin. De tekeningen zagen er overtuigend uit, maar uiteindelijk was Ajarry gewoon deel van de boedel toen de rechter liquidatie beval. Ze ging in een snelle transactie voor tweehonderdachttien dollar van de hand, waarbij haar waardedaling te wijten was aan de gegevenheden van de lokale markt.
Een volgende eigenaar bezweek aan waterzucht, waarna zijn weduwe een algehele boedelveiling hield om een terugkeer naar Europa, waar ze vandaan kwam en waar het schoon was, te kunnen bekostigen. Drie maanden lang was Ajarry het eigendom van een Welshman die haar en drie andere slaven, alsmede twee varkens, uiteindelijk verspeelde bij een spelletje whist. Enzovoort. Haar prijs fluctueerde.’ Ik had het over het schroeiende effect van De ondergrondse spoorweg. Alleen de laatste zin al!
En weer mag ik u en mij verrassen met een pil van een boek, waarvan het thema ons direct bij de kladden heeft. Recentelijk mocht ik het met u hebben over Kwaadschiks van A. F. Th. van der Heijden en over 4321 van Paul Auster, die goed zijn voor respectievelijk 1408 en 942 pagina’s en die nu in het midden geraakt worden. Het gaat om de 1278 bladzijden tellende hardcover Het achtste leven van de Georgische schrijfster Nino Haratischwili (1983) en van de uitgeverij Atlas Contact met de ondertitel ‘(voor Brilka)’. Ik haast mij het u te zeggen: de roman Het achtste leven is een beauty naar vormgeving. Het handzame boek ligt door de kloeke vierkante vorm heerlijk in de hand en de illustraties op wikkel en titelblad zijn oogstrelend. Wat Nino Haratischwili en haar vertaalsters Elly Schippers en Jantsje Post gepresteerd hebben laat ik over een paar weken horen. Nu wil ik u warm draaien voor dit geruchtmakende en opzienbarende werk door aan te reikem de tekst op de omslag en nu en volgende keer het interview dat Michel Krielaars met de auteur in de NRC van 10 januari publiceerde. Onder het kopje van ’Het leven is niet zo zwart-wit als we denken’.
De omslag: ‘Een monumentaal, Tolstojesk familie-epos dat zes generaties omspant tussen 1900 en nu. Acht levens van één Georgische familie, beginnend in een kleine stad tussen Georgië en Azerbaidzjan, waar een getalenteerde chocolatier zijn dochters grootbrengt en en passant een recept bedenkt voor een verrukkelijke chocoladedrank met gevaarlijke krachten. Het brengt hem rijkdom en aanzien, maar dat betekent in die tijd ook al spoedig een gevaar. Niza is de achterkleindochter van Stasia, een van de dochters van de chocolatier. Zij woont in Berlijn en vertelt op meeslepende wijze, maar ook met veel ironie en humor, de dramatische geschiedenis van haar familie en die van de ‘rode’ twintigste eeuw – een cruciale periode in de Europese geschiedenis – met de opkomst en ondergang van de Sovjet-Unie, het wegvallen van het IJzeren Gordijn en de perestrojka.
De NRC: ‘ ‘Ik sta op springen”, zegt de hoogzwangere Nino Haratischwili (Tbilisi, 1983) zodra ze tegenover me zit in het Hamburgse café ‘Unter den Linden’. Vandaar dat ik de laatste journalist ben die ze te woord staat voorafgaand aan de publicatie van de Nederlandse vertaling van haar vuistdikke Het achtste leven (voor Brilka). In deze met de Anna Seghersprijs bekroonde roman vertelt de schrijfster aan de hand van acht bewogen levens de geschiedenis van de Georgische familie Jasji in de 20ste eeuw. En daarmee voert ze je algauw naar de Sovjet-Unie en dan met name naar de dramatische jaren 1924-1953, waarin de eveneens in Georgië geboren tiran Josif Stalin aan het bewind was. Maar ook neemt ze je mee naar het swingende Londen van de jaren zestig en zeventig, naar de Praagse opstand van 1968 en natuurlijk naar de Kaukasus, het woelige gebied waar ze vandaan komt. Ondanks alle verschrikkingen die haar personages meemaken, is Het achtste leven (voor Brilka) allerminst een gruwelijk boek.
De in Duitsland wonende en in het Duits schrijvende Haratischwili presenteert de belevenissen van haar personages als een tragikomisch sprookje met boosaardige trekjes. Daardoor laat ze je na lezing van haar 1300 bladzijden dikke roman met een brede glimlach achter.
Uw boek is een ambitieuze kroniek van een hele eeuw. Was dat ook uw bedoeling toen u met schrijven begon? ‘Absoluut niet. Ik wilde een familiegeschiedenis vertellen die zich in het Georgië van de jaren tachtig en negentig afspeelde, toen ook daar de perestrojka (de hervormingspolitiek van Sovjetleider Gorbatsjov, red.) woedde. Die perestrojka bleek het einde van een tijdperk te zijn: in 1991 viel de Sovjet-Unie uiteen en braken in de hieruit voortkomende nieuwe staten overal afscheidingsoorlogen uit. In Georgië gebeurde dat in de provincies Abchazië en Zuid-Ossetië. Over die chaotische tijd wilde ik schrijven. Maar toen ik besefte dat ze er in Duitsland niets van zouden begrijpen, ben ik verder teruggegaan in de tijd. En bij mijn onderzoek ontdekte ik dat Georgië, net als de rest van de voormalige Sovjet-Unie, zijn gruwelijke geschiedenis onder het communisme nog altijd ontkent.’
Wat betekende het schrijven van dit epos uiteindelijk voor u? ‘Het was een zeer emotionele gebeurtenis en daardoor was het goed dat er op een gegeven moment een einde aan kwam. Het voelde als een bevrijding. Het schrijven zelf was een intensief proces. Ik moest er vaak even mee stoppen, ook omdat ik zoveel vreselijke dingen over die periode las, zoals over het aborteren van zwangere tegenstanders van het systeem, die zich als ‘parasieten’ niet mochten voortplanten.’
Is uw boek autobiografisch? Was uw vader inderdaad een soort Kostja, die carrière maakt bij de geheime politie en eindigt als een hoge KGB’er in Moskou? ‘Nee, ik heb altijd een zekere afstand nodig tot mijn verhaal. Wel heb ik in de hoofdstukken die zich afspelen in de jaren negentig veel persoonlijks gestopt. Mijn familie vormde in die tijd geen uitzondering op de meeste andere Georgiërs. Ook wij kenden armoede, verval, werkloosheid, emigratie, dronkenschap, drugsverslaving. En dan nog is niets in mijn boek één op één. Ik had het nooit autobiografisch kunnen schrijven. Anders dan in mijn boek was niemand in mijn familie dan ook bij de geheime politie. Wel sympathiseerde een oudoom met Stalin. Hij was een interessante, leuke en lieve man, een fijne familievader.’
Lijkt Stasia, de sympathieke overgrootmoeder van vertelster Nitsa Jasji, ook niet een klein beetje op uw grootmoeder? ‘Stasia is een nerveuze opportunist. Mijn grootmoeder was een actieve vrouw, een ingenieur die een bouwbedrijf leidde. Ook was ze zeer belezen. Fascinerend is dat ze onder tafel een verboden schrijver als Michail Boelgakov las en tegelijkertijd carrière maakte binnen het communistische systeem. Het hele socialisme was nogal ambivalent. Op mijn zestiende, toen ik veel radicaler was dan nu, veroordeelde ik zo’n houding, maar nu zie ik in dat het leven onder het communisme heel vloeibaar was.’
Een constante factor in uw boek is een geheim chocolade recept, dat als een soort vloek functioneert. Zijn niet al uw personages vervloekt? ‘Voor mijn boek heb ik met veel mensen gesproken. Telkens als we het over hun lotgevallen tijdens het communisme kregen, zeiden ze dat ze toen overgeleverd waren aan het lot. Ze konden niet anders dan het Sovjetsysteem accepteren. Verzet kwam niet in hen op, alsof ze hun leven niet in eigen hand hadden. Die overgave aan het lot heeft iets fatalistisch. In mijn boek stel ik als een soort rode draad voortdurend de vraag of dat gevoel van lotsbestemming er nog steeds toe doet. Juist omdat we in het Westen in de illusie leven dat we alles zelf kunnen bepalen en het lot niet bestaat. Ook wilde ik dat mijn lezers zich zouden afvragen in hoeverre dat echt zo is en in welke mate we overgeleverd zijn aan bijvoorbeeld het politieke systeem waarin we leven. Ik heb daar niet zo’n duidelijk antwoord op gevonden. Sommige van mijn personages geloven in die vloek en het lot, terwijl anderen het onzin vinden.’
Uw vertelster Nitsa Jasji is een eerlijke, open vrouw, die niet in het lot gelooft. Haar zuster Daria is heel anders. Wat is zij voor iemand? ‘Alles komt Daria aanvankelijk aanwaaien – ze is mooi, geliefd, rijk, de hele wereld behoort haar toe, mede dankzij haar machtige grootvader, de KGB-officier Kostja. Ze is een kleine koningin, en dan valt ineens alles in duigen. Bovendien heeft ze een man die haar niet geeft wat ze van hem verlangt. En dan komt er een eigenschap om de hoek kijken die je bij veel Georgische vrouwen ziet en die me woedend maakt: een ziekelijke neiging tot zelfopoffering, het gevoel dat niets heerlijkers is dan je eigen leven op te offeren ten gunste van je man en kinderen. In Georgië met zijn machocultuur is het doodnormaal dat vrouwen zoiets doen.’
Zeg maar het magische, prikkelende karakter van de eerste zin van een roman of een verhaal is dat die hoe kort ook je het verdere proza intrekken. Een paar decennia terug mocht ik bij u introduceren het meeslepende en overtuigende essay Zo beginnen verhalen van Amos Oz, waarin hij het bewijs leverde dat een goed lopende story ook goed begint. In mijn jaren van studie geraakte ik op lagere school, middelbare school, kweekschool, academie, universiteit meteen in de ban van een boek als de eerste zin een voltreffer was. Een meute aan openingzinnen staan in mij gegrift. Ik ga er zo een twintigtal aanreiken. Maar eerst geef ik mijn optie van nu. Van een twaalftal boeken citeer ik ook de eerste zin met het verzoek aan u mij te berichten welke (meestal korte) entrees u het werk in loodsen. Om u niet in het ongewisse te doen geraken noem ik titel, schrijver, genre en uitgever. Opdat u van het thema lucht krijgt citeer ik ook de tekst op de omslag Deze fictieve werken gaan hoogtij vieren!
Mijn opgeraapte eerste zinnen uit de eigen gelezen literaire lijsten:
‘Vraye historie ende al waer. Maghic u tellen, hoorter naer!’- Karel ende Elegast
‘Van dichten comt mi cleine bate’ - Beatrijs.
‘Ik ben makelaar in koffie, en woon op de Lauriergracht No. 37.’ - Multatuli: Max Havelaar.
‘Een nieuwe lente en een nieuw geluid’ - Herman Gorter: Mei.
‘De geschiedenis van een vrouw. Hoe zij zocht de koele meren des Doods, waar verlossing is, en hoe zij die vond.’ - Frederik van Eeden: Van de koele meren des doods
‘Mijn vrouw is dood en al begraven.’ - Marcellus Emants: Een nagelaten bekentenis.
‘Behalve den man, die de Sarphatistraat de mooiste plek van Europa vond, heb ik nooit een wonderlijker kerel gekend dan den uitvreter. - Nescio: De uitvreter.
‘Jongens waren we - maar aardige jongens.’ - Nescio: Titaantjes.
‘Vele mensen schijnen Kees Bakels niet eens te hebben gekend, en dat is eigenlijk niet goed te begrijpen.’ Theo Thijssen: Kees de jongen
‘De Bree zijn denken was hoekig en nors.’ - F. Bordewijk: Bint.
‘In het zwartst van de tijd, omtrent Kerstmis, werd op de Rotterdamse kraamzaal het kind Jacob Willem Katadreuffe met de sectio caesarea ter wereld geholpen.’ –F.Bordewijk: Karakter.
‘Het was nog donker, toen in de vroege morgen van de twee en twintigste December 1946 in onze stad, op de eerste verdieping van het huis Schilderskade 66, de held van deze geschiedenis, Frits van Egters, ontwaakte’ - Gerard Reve: De avonden.
‘Oeroeg was mijn vriend.’ Hella S. Haasse: Oeroeg
‘Ik was aardig in de rotzooi terechtgekomen nadat ze bij me weggegaan was.’ Jan Wolkers: Turks fruit
‘Misschien komt het door de sneeuw dat ik me ’s morgens al zo moe voel.’ J. Bernlef: Hersenschimmen
‘Een mens werkt, vrijt, slaapt, eet – en overal op aarde wordt inmiddels alchemie bedreven met de dertien letters van zijn naam.’ - Harry Mulisch: Het stenen bruidsbed.
‘De portier is een invalide’ - W.F. Hermans: Nooit meer slapen.
‘Op de dag dat Inni Wintrop zelfmoord pleegde stonden de aandelen Philips 149.60.’- Cees Nooteboom: Rituelen.
‘Een paar maanden nadat zijn ouders hadden besloten om oud te zijn en beiden tegelijk hun tanden hadden laten trekken zag de kroonprins het schilderij voor het eerst.’ - Frans Kellendonk: Bouwval.
‘Toen Dina wakker werd, was ze vergeten dat ze zwanger was.’ Oek de Jong: Pier en oceaan
De eerste zinnen uit pas verschenen boeken met toebehoren:
1) Niets te kiezen – Karma Brown – Roman over ongewenste kinderloosheid – Harper Collins
Als op dinsdagavond om zeven uur de telefoon gaat, vind ik dat wel vreemd, maar niet verontrustend.
Na vele mislukte behandelingen weet Hannah dat de kans dat ze een kind zal krijgen heel klein is. Voor haar ondraaglijk, want al jaren is dat haar grootste droom. Kate, moeder van twee dochters, ziet hoe Hannah onder de situatie lijdt en besluit haar beste vriendin te helpen door draagmoeder voor haar te worden. Een keuze die verregaande gevolgen heeft... Een warme ode aan de kracht van familie en vriendschap.
2) Die van hiernaast – Yewande Omotoso – Roman – De Geus
Wandelen was een bezigheid die Hortensia pas had opgepikt toen Peter al ziek was.
Hortensia en Marion wonen naast elkaar in een chique villawijk in Kaapstad. De een is blank, de ander zwart. Beiden hebben een indrukwekkende carrière achter de rug en beiden willen het liefst rustig van hun oude dag genieten. Er is maar één ding dat dat streven in de weg zit: die van hiernaast. Zeker wanneer een van slaven afstammende familie in hun buurt land komt opeisen, staan Hortensia en Marion lijnrecht tegenover elkaar. Maar dan gebeurt er iets waardoor de twee gezworen vijanden elkaar harder nodig hebben dan ze ooit hadden verwacht.
3) Het leven van Vernon – Virginie Despentes – Roman – De Geus
Vernon wacht tot het donker is geworden en het licht achter alle ramen om hem heen uit is, voor hij over het hek klimt en zich diep in de gezamenlijke tuin waagt.
Na het faillissement van zijn platenzaak houdt de uitgerangeerde vijftiger Vernon zich schuil in een verlaten gebouw in Parijs. Hij is ziek, uitgeput en gaat gebukt onder hallucinaties. De enige mensen met wie hij contact heeft hebben net als hij op straat leren leven. Zijn vroegere vrienden en bekenden zoeken hem omdat ze azen op de roemruchte videobanden die hij in zijn bezit heeft: het testament van rockster Alex Bleach. Terwijl Vernon steeds meer lotgenoten leert kennen dringt één waarheid zich onontkoombaar aan hem op. Hier, tussen de clochards, vluchtelingen, illegalen en verslaafden, is hij thuis. Hier is de loutering; hier is de wereld.
4) Negendoder – Ule Hansen – Thriller – Luitingh-Sijthoff
Ze hield het pakje in haar hand. Het pakje van hem.
Negendoder van Ule Hansen is het eerste deel van een razend spannende thrillerserie in hedendaags Berlijn. Voor lezers van Samuel Bjørk en Hjorth Rosenfeldt. Op een bouwsteiger midden in Berlijn wordt een gruwelijke vondst gedaan: drie lichamen, gewikkeld in tape, hangen aan de metalen buizen. De excentrieke profiler Emma Carow - voor gewone mensen is ze bang, maar seriemoordenaars begrijpt ze - wordt op de zaak gezet. Door haar onconventionele manier van werken botst ze nogal eens met haar collega's van de recherche, maar met haar briljante geest denkt Emma al snel een andere kant op dan het onderzoeksteam. Daarmee zet ze haar toekomst - en haar leven - op het spel.
5) Dagen zonder eind – Sebastian Barry – Roman – Querido
Hoe ze in Missouri een lijk aflegden sloeg werkelijk alles. De zeventienjarige Thomas McNulty en zijn wapenbroeder John Cole nemen dienst in het Amerikaanse leger om aan de honger te ontsnappen. Eerst dient de strijd tegen de indianen zich aan en vervolgens de Burgeroorlog. De jongens worden geconfronteerd met de verschrikkingen van de oorlog en hun medeplichtigheid laat diepe sporen na, maar desondanks beleven ze, zo voelen ze dat zelf althans, sprankelende dagen zonder eind. Sebastian Barry werkt gestaag voort aan een reeks onafhankelijk van elkaar te lezen romans waarin hij één familie, zijn eigen familie, op de voet volgt. Door de verhalen van meerdere generaties te vertellen brengt hij de geschiedenis van de Ieren in kaart.
6) De rode anjer – Elio Vittorini – Roman – Cossee
Tussen elf en twaalf, in afwachting van de bel voor de middaglessen, hingen we gapend rond de tafeltjes van café Pascoli & Giglio, het café van ons gymnasiasten, op de hoek van de straat die we ook als de onze beschouwden, en de hoofdstraat van de stad, die de burgers de Corso noemden, en wij de Parasang.
In 1924 is de zomer op Sicilië bijzonder heet. Alessio Mainardi en zijn vriend Tarquinio, zestien en achttien jaar oud, huren allebei een kamer in een studentenpension in een stadje aan zee, en moeten eigenlijk hun eindexamens voorbereiden. Maar liever vluchten ze naar de cafés aan de Corso, om te discussiëren over Mussolini, Rosa Luxemburg en vooral over de liefde en vrouwen. En over de raadselachtige rode anjer: de bloem der liefde, die Alessio van de aantrekkelijke studente Giovanna in een envelop kreeg – waarna hij niets meer van haar hoorde. Tarquinio daarentegen droomt van de mooiste vrouw van de stad, Zobeida, een dame die vele heren dient. Maar wanneer Alessio begint te vermoeden dat hij geen kans maakt bij Giovanna, zoekt ook hij Zobeida op (met Giovanna’s rode anjer in zijn broekzak) – en zij wil de aandoenlijke jongen niet meer laten gaan. Misschien ook om hem op afstand te houden van de fascistische zwarthemden.
7) Boek der spiegels – E. O. Chirovici – Thriller – A.W. Bruna
Ik ontving het verzoek om een beoordeling in januari, toen alle medewerkers van het agentschap nog aan het bijkomen waren van de kater na afloop van het feestseizoen.
Het boek dat in enkele uren de wereld veroverde. Op een nacht in 1987 werd de vooraanstaande hoogleraar Joseph Wieder op brute wijze vermoord. De zaak werd nooit opgelost. New York, 25 jaar later. Literair agent Peter Katz ontvangt enkele hoofdstukken uit een manuscript met de titel Boek der spiegels. Het zijn de memoires van Richard Flynn over diens tijd op Princeton University. Hierin beschrijft hij zijn opmerkelijke verstandhouding met Wieder. Katz is vastbesloten tot op de bodem uit te zoeken wat er in de nacht van de moord is voorgevallen. Hij is ervan overtuigd dat het antwoord zal staan in het ontbrekende deel van Flynns memoires. Richard Flynn is echter ongeneeslijk ziek, en de rest van het manuscript blijkt onvindbaar. Katz raakt geobsedeerd door de zaak. Maar hoe dieper hij in de materie duikt, hoe verder hij verwijderd lijkt van de oplossing.
8) Klein zwart verhalenboek – A. S. Byatt – Verhalen – De Bezige Bij
Er waren eens twee kleine meisjes die een Ding in het bos zagen, of dachten te hebben gezien. Blaadjes ritselen in een donker woud. Twee vrouwen van middelbare leeftijd keren terug naar het bos waar ze in hun jeugd speelden, eindelijk bereid om de confrontatie aan te gaan met hun angsten en herinneringen aan het vreemde dat ze toen zagen. In een ander verhaal ontmoet een man de geest van zijn overleden vrouw. En in weer een ander verhaal verandert een vrouw langzamerhand in steen. Klein zwart verhalenboek bevat geheimzinnige, soms schokkende en altijd verrassende verhalen van een van de grootste Britse schrijvers. In deze vijf lange verhalen weet A.S. Byatt op magistrale wijze folklore en sprookjes met het alledaagse bestaan te verbinden.
9) Een stand van de zon – Donal Ryan – Verhalen – Koppernik
Ze huilt soms, zonder geluid.
Een oude man kijkt in de bange ogen van een inbreker die hem moet bewaken terwijl zijn broer mishandeld wordt; de bestuurder van een auto die verongelukte, waarbij een jong meisje omkwam, krijgt een band met de moeder van het meisje; een jongeman begint 's ochtends aan zijn hardlooprondje, nadenkend over de puinhoop van zijn relatie, maar niet alles is zoals het lijkt. Donal Ryans verhalen leggen de menselijke tragedie van eenzaamheid, isolatie en onthechting bloot. Soms vinden ze plaats in het alledaagse leven; soms worden ze opgeroepen door een noodlottige ontmoeting of een tragische beslissing. De verhalen beschrijven hoe mensen tot elkaar worden aangetrokken en zich vastklampen aan liefde. vaak in wanhopige omstandigheden. In indringend en vaak ijzingwekkend proza beschrijft Donal Ryan de wrede schoonheid van het menselijke hart met al zijn verwachtingen en tekortkomingen.
10) Het geheim van Audrey H – Miriam Guensberg – Roman – De Kring
Toeval bestaat niet, ik zat net in het kookboek Bij Audrey Hepburn thuis te bladeren, toen ik gebeld werd door een medewerker van het Airborne Museum.
Onthullende roman over de Arnhemse jaren van Audrey Hepburn Als de oude Felix Wolf gevraagd wordt of hij wil meewerken aan een tentoonstelling over de Arnhemse jaren van Audrey Hepburn, stemt hij daarin toe. Destijds traden ze samen op, hij als pianist en zij als danseres. Dat was niet het enige dat hen verbond. Als twee ontheemde oorlogskinderen zwierven ze door de bossen van hun bezette stad. Ze deelden geheimen en zochten troost bij elkaar. De kwetsbare schoonheid van Audrey zette Felix in vuur en vlam. Zijn amoureuze gevoelens waren zó heftig dat hij haar zijn verdere leven obsessief is blijven volgen. In deze deels op feiten gebaseerde roman vertelt Felix Wolf niet alleen zijn eigen bewogen geschiedenis, maar hij ontsluiert ook het tragische geheim van de vrouw die altijd in de schijnwerpers heeft gestaan. Het geheim van Audrey H is een diep menselijke en prikkelende vertelling over de last van een verleden. Op 26 januari 2017 opent in het Airborne Museum Hartenstein de gelijknamige tentoonstelling over de Arnhemse oorlogsjaren van Audrey Hepburn en haar familiegeschiedenis.
11) Foreign Agent – Brad Thor – Thriller - Karakter
Met zijn 1.93 meter lange gestalte en zijn 125 kilo had Ken Berglund een imposant postuur.
In een safehouse vlak bij de Syrische grens bereidt een black ops-eenheid van de CIA een geheime missie voor. Hun doelwit: Abu Muslim al-Naser, bedenker van de socialmedia-campagnes van IS. Vlak voor de geplande aanval gebeurt het ondenkbare: een enorme horde jihadisten bestormt de compound en weet het ondanks het dappere verzet van de special forces onder de voet te lopen. Filmpjes van de beestachtige wreedheden die de overlevenden moeten ondergaan, verschijnen binnen enkele uren op internet. In Washington breekt paniek uit: hoe is het mogelijk dat de informatie over de geheime missie is uitgelekt? Scot Harvath – half spion, half commando – wordt ingeschakeld om antwoorden te vinden. Zijn koortsachtige zoektocht brengt hem van Molenbeek in Brussel naar kraakpanden in Berlijn en van villa’s in Beieren naar stoffige dorpjes in door ISIS bezet gebied. Als de aanslagen op de VS in steeds hoger tempo beginnen plaats te vinden, neemt de druk voor Harvath toe. Zijn tegenstander is even angstaanjagend als ongrijpbaar en hij zal alles op alles moeten zetten om hem tegen te houden. Het steeds maar toenemende succes van Brad Thor zal na dit boek ongetwijfeld een nog grotere vlucht nemen. De aanslagen zijn angstaanjagend realistisch beschreven, de personages hebben een gelaagdheid die in een thriller zeldzaam is en Harvath blijft een van de meest intrigerende personages in zijn genre.
12) De koning, de zon, de dood – Yuri Herrera – Roman – Wereldbibliotheek
Lobo kende het bloed, en hij zag dat het zijne anders was.
De Mexicaanse werkelijkheid die wij uit het nieuws kennen – drugskartels, geweld, corruptie en illegale immigratie naar de VS – vormt de basis voor de drie betoverende romans van Yuri Herrera die in dit boek zijn gebundeld. De hoofdpersonen van deze romans leven in die werkelijkheid en staan er tegelijkertijd los van. El Lobo bezingt als hofzanger van een grote drugsbaas diens grote daden en houdt stiekem van zijn dochter. Makina steekt illegaal de grens naar de vs over om haar broer te zoeken, maar de reis verandert haar zo dat ze hem niet meer herkent wanneer ze hem eindelijk vindt. De Alfaki verdient als advocaat zijn geld door voor rijke opdrachtgevers smerige problemen op te lossen, maar dat loopt faliekant mis.
Het zijn verhalen uit het binnenste van een land, die zich verbreden tot een grote vertelling over het binnenste van onze wereld. De grote kracht van dit boek schuilt naast de spanning en psychologie in de literaire brille van Yuri Herrera. Voor iedere roman heeft hij een andere stijl gekozen en hij gebruikt allerlei elementen – magisch-realisme, Azteekse mythes, narcoballades en noir – voor deze onontkoombare vertelling. Dit is grote literatuur.