12-03-2018

KNIELEN OP EEN BED VIOLEN

Het in de realiteit verzonken verleden van een roman, waarvan sinds 2005 meer dan 700.000 exemplaren over de toonbank gingen, heb ik voor u. Anders gezegd: een brok literatuur dat anno 2007 het thema van een drieluik in de plaatselijke Morgensterkerk was, leg ik voor u neer. Nog anders: een verzonnen verhaal waarvan de proloog mij meteen als een soort van Natureingang het verdere verloop introk, daar gaat het om. U weet het nu, het gaat om Knielen op een bed violen van Jan Siebelink. Ik weet nog uur en dag dat ik het begin van deze onverbiddelijke bestseller tot mij nam: het was klokslag 11.00 uur van de tweede augustusdag in 2005 dat ik het vuistdikke boek in de hand nam en dat zo hield tot ik de epiloog verorberd had. Ik besefte voor de zoveelste keer in mijn bestaan hoe heerlijk het lezen van een goed boek is. Voor mij dan vooral wanneer de roman toegankelijk en goed geschreven en ingebed in non-fictie is, in gepasseerde werkelijkheid.

Op mijn schrijftafel liggen nu twee edities van Knielen op een bed violen, de eerste druk met op de omslag de illustratie van Jan Voerman ‘Witte azalea’s in de pot Augustine’ en de achtenvijftigste (!) met op de omslag tekeningen van tuinattributen van Klaas Gubbels. Het hele boek door zijn bij deze jubileumuitgave fragiele bloemen en planten en tintelende kannen en gieters door deze illustrator gestrooid. In het colofon staat ook dat de boekverzorging van Brigitte Slangen is, die wij recent hier enthousiast begroetten bij de florissante en formidabele uitgave ‘De bloemen van Jan Siebelink’. Na het alleszeggende, anticiperende motto ‘…en had de liefde niet…’ uit 1Cor. 13 is de titel verbeeld: hoofdpersoon
Hans Sievez gaat op de knieën tussen blauwbloeiende violen. 
De roman Knielen op een bed violen’gaat al meer dan een decennium mee in onze rubriek. Om niet in herhalingen te vallen geef ik u nu als opwarmer de tekst van de uitgever bij de zoveelste herdruk op de site, de proloog  van Knielen op een bed violen en de twee epistels die bijna tien jaar geleden op de site www.papendrecht.net van Hans Huisman en in het weekblad ‘de Klaroen’ van Marleen Louter een plaats vonden. Om u in het plaatje te brengen: in het voorjaar van 2007 waren er in de Morgensterkerk drie bijeenkomsten georganiseerd, waarbij predikant Piet van Die, auteur Jan Siebelink en ondergetekende successievelijk de theologische, de persoonlijke en de literaire aspecten van Knielen op een bed violen de revue lieten passeren.

De Bezige Bij: ‘Op een beslissend punt in zijn volwassen bestaan heeft Hans Sievez een diep-religieuze ervaring; hij is ervan overtuigd voor een kort moment in direct contact met God te hebben gestaan. In de daaropvolgende zoektocht naar zingeving en het eeuwige leven verliest hij het zicht op de werkelijkheid en het contact met zijn omgeving. Zijn huwelijk en de relatie met zijn twee zoons komen onder grote druk te staan. Knielen op een bed violen, bekroond met de AKO Literatuurprijs 2005, behoort tot de grootste literaire sensaties van de afgelopen jaren.
Vijf jaar geleden verscheen ter gelegenheid van de vijfenzeventigste verjaardag van Jan Siebelink een speciale uitgave met fragmenten uit Knielen op een bed violen en tien daarop geïnspireerde houtsneden van beeldend kunstenaar Klaas Gubbels. De sobere sfeer van zijn werk past uitstekend bij het proza van Siebelink. Nu zijn die beelden opgenomen in de integrale roman en voor deze nieuwe editie maakte Klaas Gubbels ook een vijftiental nieuwe houtsneden. De veelheid van vorm en kleur is een feest voor het oog en versterkt de leeservaring van deze evergreen.

De proloog: ‘Wie vanuit het oosten komt, van bij de Duitse grens, ziet ten slotte, over het onafzienbare veen, een grijze streep aan de horizon, en wie voor de eerste keer die weg aflegt en de rivier wil oversteken, denkt dat hij voetveer en Veluwezoom al nadert. Maar de onwetende reiziger is nog kilometers van de rivier verwijderd en onderscheidt in het platte veen, verspreid opdoemend, wonderlijke opstuikingen in het landschap. Diluviale hoogten, ontstaan in de eerste ijstijd, zoals de meester van de christelijk-nationale Koning Davidschool elk jaar aan zijn leerlingen uitlegt: oorspronkelijk een massief waarin later door erosie valleien ontstonden. Arbeiders uit de Veendersteeg die in de steenfabrieken aan de rivier werken, en hun kinderen die naar de lagere school in Lathum gaan, beklimmen dagelijks langs smalle uitgesleten paden – eeuwenoude tracés aansluitend op doorwaadbare plaatsen in de rivier – de heuvels aan de ene zijde en dalen af aan de andere. Ze hebben het niet in de gaten: ze dalen elke keer een beetje meer dan ze geklommen hebben. Ook dat verschijnsel kan de meester, die ook hoofd is van de tweemansschool, verklaren. Dichter naar de rivier is het land door zachtere ondergrond sterker ingeklonken. Zo brengt de aarde je vanzelf, maar heel geleidelijk, de diepte in. Het dijkdorp wekt werkelijk de indruk in een kom te liggen, wat versterkt wordt door de hoge bandijk. De inwoners kijken vanuit hun huizen tegen de dijk aan. Ze moeten door de eeuwen heen het gevoel gekregen hebben dat die barrière niet te nemen viel. Lathum is arm, de mensen zijn kleine pachtboeren of arbeiders op de steenfabriek en zij ondernemen zelden een poging om aan de overzijde van de rivier hun heil te zoeken. Die golvende meestal blauwe streep vlak boven de dijk is de Veluwezoom: het beloofde land, het land Kanaäns. Daar komen ze slechts om een bruidsjurk of trouwpak te kopen. Het voetveer is vooral bestemd voor de reiziger die van ver komt. Zijn einddoel zal de elegante provinciehoofdstad zijn of een van de rijke dorpen onder haar rook. Het veen is een lagunenlandschap met riet, watergoten en drijvende eilanden. Van daaruit zie je bij een bepaalde lichtval het dorp met de blauwe klokkentoren daterend uit de twaalfde eeuw eerst als in een luchtspiegeling verschijnen. Na het veen begint een smalle strook vast land met oude verwilderde weiden, overgroeide paden en karrensporen die niet de indruk wekken ergens heen te lopen. Aan de voet van de kerk ligt tegenover de kleine begraafplaats de lagere school.’

Hans Huisman: ‘Op weg naar een bijeenkomst waar Jan Siebelink, de auteur van het zo spraakmakende boek Knielen op een bed violen zelf aanwezig zal zijn om vragen van zijn lezers te beantwoorden, was het donderdag als eerste de beurt aan Piet Kaptein, voormalig leraar Nederlands aan De Lage Waard, om het boek van Siebelink literair uit te leggen.

Over 14 dagen is dat ds. Piet van Die die een poging zal doen om het religieuze aspect van het boek te benoemen en, ten slotte, zal Jan Siebelink zelf naar Papendrecht komen om te trachten alle, tijdens de voorgaande twee bijeenkomsten opgeroepen, vragen te beantwoorden. De eerste bijeenkomst kende al direct een grote belangstelling, meer dan 100 aanwezigen, en een zeer betrokken, veelal belezen, publiek. Piet Kaptein kon dat goed aan want het was merkbaar dat hij, zoals dat in vakkringen heet ‘boven de stof” stond en staat en dat hij uitstekend in staat is om eenvoudige lezers te begeleiden bij het (technisch) beoordelen van literatuur. Hij deed dat met een verve die velen jaloers maakten. Het boek van Jan Siebelink is natuurlijk geen simpele streek- of doktersroman die je even uitleest en daarna in de open haard gooit. Het is een boek waar je over moet/wilt praten, vooral als je kerkelijke ‘roots’ hebt.

De spanningen die zich bij Siebelink voordoen kunnen alleen een beetje begrepen worden wanneer je in je eigen omgeving/milieu mensen kent die nu, of in het verleden, te maken hebben gehad met zeer, zeer conservatieve ideeën over het geloof. Die komen juist in de bible belt nog al veel voor en dat wil dus zeggen dat in hetzelfde gebied het boek van Jan Siebelink extra goed gelezen zal worden. Hoewel? Misschien zijn er ook veel lezers die juist geen enkele voorstelling hebben van wat conservatieve sekten drijft en die door het lezen van het boek van Siebelink juist meer willen begrijpen. Kaptein toonde aan de hand van een schematisch opgezette ontleding van het boek uitstekend aan dat Siebelink’s boek volledig voldoet aan de criteria voor literatuur en leerde en passant de leden van de vele leesclubs die tegenwoordig zo ‘in’ zijn hoe je zo’n boek moet ontleden om er daarna optimaal van te kunnen genieten.

Marleen Louter: ‘Tijdens de laatste avond van het drieluik over het boek Knielen op een bed violen gaf schrijver Jan Siebelink antwoord op de vragen die tijdens de eerste twee avonden naar voren waren gekomen. Mede door het massaal opgekomen publiek en de openhartigheid van Siebelink werd het een bijzondere avond in de Morgensterkerk. In Knielen vertelt Siebelink het verhaal van zijn vader Hans Sievez, die zich bekeert tot de streng religieuze groepering van de Paauweanen. Op pijnlijke wijze beschrijft de auteur hoe het gezin van Sievez wordt beïnvloed door de bezoeken van de ‘broeders’ en de urenlange preeklezingen op zondagmiddag. Siebelink: ‘Dit boek gaat over het drama van mijn vader, een zachtaardige man met liefde voor zijn gezin, over de ‘broeders’ die zijn tuin én zijn geest binnendringen.’ Knielen op een bed violen verscheen in 2005 en werd meteen een groot succes. Het boek beleefde talloze herdrukken en werd bekroond met de AKO-literatuurprijs. Inmiddels wordt de roman vertaald in het Deens en Duits en zijn de filmrechten verkocht aan filmmaker Paul Verhoeven.

Siebelink: ‘Ik denk dat dit het juiste boek op het juiste moment was. Toen ik met schrijven begon, was het de tendens schamper te doen over religie. Nu, een decennium later, heeft er een omslag plaatsgevonden waardoor dit verhaal wél kan.’ Ook in Papendrecht heeft de roman van Siebelink veel losgemaakt. De eerste twee avonden werden goed bezocht en op deze afsluitende avond zijn zelfs ruim 250 mensen afgekomen. Medeorganisator Piet Kaptein is dan ook erg tevreden: ‘Het is prachtig om te zien hoeveel reacties dit boek heeft opgeroepen. Literatuur doet écht iets met mensen.’ Siebelink is gedurende het vraaggesprek opvallend openhartig. Over het schrijven van Knielen op een bed violen vertelt hij: ‘Ik moet toegeven dat dit boek mij gegeven is. Tijdens het schrijven merkte ik dat het verhaal al bestond, dat ik het alleen maar op papier hoefde te zetten. Het heeft als het ware zichzelf geschreven. Misschien is dat genade.’ In de pauze staan er lange rijen voor de signeertafel van Siebelink, en bij de kraam van boekhandel de Meent loopt de verkoop van zijn boeken storm. Na de pauze vertelt Siebelink over zijn twijfels over de populariteit van zijn werk. ‘Misschien zijn mijn ouders het er wel helemaal niet mee eens dat hun verhaal nu door iedereen gelezen wordt. Het baart me soms zorgen dat ik daar nu geld aan verdien terwijl er vroeger grote financiële zorgen waren. Maar als ik die twijfels voorleg aan vrienden zeggen die altijd: ‘Dit boek is met zoveel liefde geschreven, dat weten zij ook.’’ Op de afsluitende vraag van dominee Van Die wat voor boek er nú nog moet komen antwoordt de 69-jarige auteur: ‘Voor mij staat vast dat ik van dit verhaal verder afblijf. Een lezeres zei het laatst zo mooi: ‘Met dit boek hebben ál je boeken hun bestemming gevonden’. En zo voel ik het ook.’

KNIELEN OP EEN BED VIOLEN

WOLF

Ik ga u illustreren hoe een roman u meteen bij de kladden heeft. Door geweldig proza en door een tintelend thema. Het gaat dan ook om een werk van een groot en groots auteur. Het gaat om de 236 bladzijden tellende hardcover Wolf van Kristien Hemmerechts en van uitgeverij De Geus. Om u meteen helemaal ‘in the picture’ te brengen: recent mochten wij het hier met elkaar hebben over haar boeken Alles verandert en Er gebeurde dit, er gebeurde dat en hoe enthousiast waren wij niet over de vorm en inhoud die deze Vlaamse etaleert. Ik reik u aan de eerste vier pagina’s en u zult met mij in de ban van Kristien Hemmerechts zijn.

Als binnenkomer citeer ik vooraf de tekst van de uitgever op de wikkel. De Geus: ‘Vladimir Oeltsjenko werd op zijn vijfde levensdag door zijn grootmoeder uit de armen van zijn moeder gestolen. Zo vertelt hij het althans. Maar is het wel waar? Vijftig jaar later is hij nog altijd boos. Zijn woede staat elk ander gevoel in de weg. Hij is ervan overtuigd dat alleen de liefde van een vrouw hem kan redden. Maar waar zal en kan hij die vinden? Wolf neemt het lezer mee naar het hart van een man die wil liefhebben, maar daar tot zijn wanhoop niet in lijkt te slagen.

Kristien Hemmerechts: ‘Hoe dieper hij Wallonië binnendrong, hoe harder het sneeuwde. Af en toe passeerde hij een auto die geslipt was, een idioot die te gierig was geweest om in winterbanden te investeren. Zelf gaf hij geen geld uit aan auto’s, wel aan banden, aan remmen en aan banden. Al zijn auto’s waren afdankertjes van zijn vader, die nooit langer dan vier jaar met dezelfde wagen reed, want daarna moest hij ermee naar de keuring en de keuring was voor losers. Hij was dus een loser. Dank je, papa. Alle Oeltsjenko’s waren autogekken. Hij niet. Het interesseerde hem niet waarin hij reed, als het maar reed, net zoals het hem niet interesseerde waarop hij speelde, als er maar klank uit kwam. Mensen dachten altijd dat hij alles afwist van piano’s. Ze dachten hem een plezier te doen met over piano’s te beginnen. Onderwerp nummer 1: Leander, onderwerp nummer 2: zijn achternaam, onderwerp nummer 3: piano’s. Hij blafte hun toe dat hij geen concertpianist was. Hij begeleidde een blinde stand-upcomedian, zoals vroeger in de bioscoop tweederangs pianisten stomme films begeleidden. Ja, ja, papa, ik ben als loser geboren dankzij jou en dankzij Baba. Waarom hebben jullie me niet in een waterput gedumpt? Hij hoopte dat er nergens op Coccola een piano zou staan, en als er wel een stond, hoopte hij het verstand te hebben uit de buurt ervan te blijven, of dat Lieselotte, aka therapeute mevrouw Noelens, niet zou zeggen: Vladimir speelt piano, want hij wist hoe dat ging, allemaal zouden ze een verzoeknummer hebben, alsof hij een jukebox was, maar dan een waarin je zelfs geen munten hoefde te werpen, hij moest het allemaal gratis doen en voor niets, voor de vreugde in hun ogen, voor hun woorden van dank. Hij kende zichzelf. Als een getraind aapje zou hij nummer na nummer uit de piano sleuren, precies zoals hij op elk familiefeest had gedaan, op verzoek van grootmoeder Baba uiteraard, tot hij op een dag de piano woedend had dichtgeklapt en hun allemaal de waarheid had gezegd. Dachten ze dat ze hem konden dicteren wat te spelen omdat ze hem ooit naar een incompetente pianoleraar hadden gestuurd, de zoon van een vriendje van Baba’s Rus? Iedere les opnieuw was die idioot tegen hem in het Russisch begonnen, iedere les opnieuw had hij hem aan het verstand moeten brengen dat hij geen woord Russisch verstond. Hij had niets met Rusland. Fuck zijn Russische roots.

Ze hadden hem de naam van zijn dode Russische grootvader gegeven. En eigenlijk was hij naar een ander lijk genoemd, het in zijn wiegje gestorven tweelingbroertje van zijn moeder, baby Lexie, die het hart van zijn ouders brak, krak, en toen waren ze harteloos, voor de rest van hun leven. Grote Manipulatrice Baba had de naam genegeerd, doorgestreept, overschreven. Amper vijf dagen oud werd Lexie herboren als Vladimir. Hij moest zijn naam laten veranderen. Hij had het zich al duizend keer voorgenomen, maar nu zou hij het ook doen, zodra hij thuiskwam van Coccola. Zijn eerste taak. Nee, eerst zou hij Leander bezoeken. Lig jij nog altijd in het ziekenhuis? zou hij zeggen. En dat voor een onnozele longontsteking. Verman je, man!

Zenuwachtig flitsten de ruitenwissers heen en weer. Nog zevenentachtig kilometer. Hij volgde zijn gps, hij volgde altijd zijn gps. In Vlaanderen wist hij dan min of meer waar hij was, je kon daar niet ver springen, maar voorbij Waterloo doemde voor hem een zwart gat op. Daarin bevond hij zich nu, een glooiend zwart gat, dat onder een wit tapijt werd bedolven. Een nichtje van hem woonde sinds enkele jaren in een Waals stadje waar hij nooit eerder van had gehoord, maar het barstte daar van de stadjes en dorpjes waar niemand ooit van hoorde. Zijn vader had haar samen met háár vader en broers helpen verhuizen. Sindsdien overwoog zijn vader om ook naar Wallonië te trekken omdat de huizen er zoveel goedkoper waren. Hij zou huizen kunnen opkopen en verkopen aan Vlamingen die naar meer ruimte snakten, aan gezinnen met jonge kinderen die in een tuin moesten kunnen spelen en ADHD kregen van in een appartementje opgesloten te zitten. Wel tien keer had hij Vladimir haar adres en telefoonnummer gegeven, want ze had een piano en een logeerkamer, en haar man speelde in een band, trompet of sax of klarinet, dat herinnerde hij zich niet precies. Moest hij bij iedereen op bezoek gaan die een piano en een logeerkamer had? Al die nichten en neven, die ook nog eens trouwden of gingen samenwonen en kinderen kregen …  Ze was een van de mooie nichtjes – hij had er mooie en hij had er lelijke, een tussencategorie werd in zijn familie niet geproduceerd. Ze deed hem aan Lara denken uit ‘Dokter Zjivago’, Baba’s lievelingsfilm, die ze allemaal meermaals met haar hadden moeten bekijken, op bevel. Hij haatte Lara’s lied, maar Lara zelf vond hij mooi, zo mooi als zijn nichtje, achternichtje om precies te zijn. Ze was een Waalse Oeltsjenko, tenzij ze ervoor gekozen had de naam van haar echtgenoot te gebruiken. Ze zou dan de eerste Oeltsjenko zijn die dat deed. Iemand moest de eerste zijn. De taalgrens liep recht door zijn familie, sneed haar in tweeën, met zijn vader en ooms – zijn nonkels – aan de ene kant, Pepe Desmet, zijn tantes en hij aan …’
 

WOLF

RIVIEREN KEREN NOOIT TERUG

Een roman laat ik bij u opklinken door het begin ervan aan u integraal door te geven. Opdat u, met een wenk naar de Boekenweek, het literaire niveau in die dagen op peil houdt. U zult met mij traceren dat de taal, waarin het verhaal verpakt is, karakteristiek en krachtig, tintelend en top is. Ik heb het over de 262 bladzijden tellende paperback Rivieren keren nooit terug van Joke J. Hermsen en van De Arbeiderspers. Voordat ik u de eerste vier bladzijden van de in 1961 geboren schrijfster en filosofe aanreik citeer ik de uitgever op de omslag. Opdat u in sfeer geraakt van een verhaal dat zich in het Franse land ontwikkelt. Na de boekentiendaagse treffen wij hier elkaar weer om deze roman. De Arbeiderspers: ‘Ella Theisseling reist door Frankrijk met als uiteindelijk doel de rivier waar zij alle vakanties van haar jeugd heeft doorgebracht. Ze wil er de dood van haar vader verwerken, maar ook nadenken over haar kindertijd, haar eerste liefdes en gebeurtenissen die bepalend zijn geweest voor haar verdere leven. Rivieren keren nooit terug is een melancholieke roman over liefde en dood, tijd en herinnering en de levenslust en verbeeldingskracht van de kindertijd.’

Joke J. Hermsen: ‘Het afscheid - Hoewel we pas net aan de klim zijn begonnen, heeft de duisternis ons al ingehaald. Het maanlicht blijft achter de bladeren haken en dus zoeken we op de tast onze weg naar boven. We trekken ons omhoog aan de wortels die dwars over het pad lopen, glijden uit over de gladde, door de rivier geslepen stenen. Vijf kinderen, op de grens van jeugd en volwassenheid, in korte broeken en verschoten T-shirts, roodbruine korsten van de zon op hun schouders. In het bos hangt de scherpe geur van het speeksel waarmee egels zich insmeren, iets tussen peterselie en geitenkeutels in. Niemand weet waarom ze dat doen. Is het een verdedigingstactiek? Parfum voor de paringstijd? We horen de egels ritselen in de droge blarenhopen onder de struiken. Het zijn toch wel egels? ‘Misschien een everzwijn,’ fluistert Marc. We hebben geen zaklantaarn en kunnen amper een hand voor ogen zien, laat staan egels van everzwijnen onderscheiden. We zijn zomaar vertrokken, kochten wat blikjes bier en cola bij Le Saloon en gingen op pad. Een van ons stelde het die avond voor, op de quasinonchalante toon die we de hele zomer al oefenen: ‘Zullen we gewoon helemaal naar boven klimmen?’ Al onze zinnen beginnen met ‘zullen we gewoon?’, want tegen de avond overvalt ons een zucht naar spanning, een bijna fysiek hunkeren naar avontuur, alsof ons lichaam niet alleen drank en voedsel, maar ook uitdaging, risico en gevaar behoeft. We worden opgehitst door een verlangen naar meer, naar iets vreemds dat ons misschien terug kan geven wat ons de afgelopen jaren door de vingers glipte: de zin in het spel en het gemak waarmee het gespeeld wordt; de stok die vanzelf een zwaard, wichelroede of hengel wordt, een donker bospad het woongebied van onzichtbare wezens.

Van de ene op de andere dag hielden we op met indiaantje of verstoppertje spelen en werden we uit de toverkring van onze kinderlijke verbeelding gestoten. Voortaan moesten we elders onderdak zien te vinden. In de choreografie van het schoolplein bijvoorbeeld, waar we steeds nieuwe poses en omtrekkende bewegingen uitproberen, maar vooral in de muziek die onze nederlagen van klanken voorziet en ons af en toe een paar woorden cadeau doet – ‘so lonely’ – waarin we ons menen te herkennen. Het valt niet mee om de almaar groeiende afstand tot de wereld te overbruggen. We denken er ook niet veel over na, maar wel zijn we ervan overtuigd dat dit verlies alleen gecompenseerd kan worden als we een grens of een verbod overschrijden. Dat is een zekerheid die we allemaal delen. En die we later ook weer kwijt zullen raken, maar nu nog niet. Nu staan we te trappelen op de rand van het nest en schudden we de wetten, bevelen en reprimandes van ons af. We zijn klaar voor de sprong en besluiten zonder voorbehoud. Dit is niet de leeftijd om te twijfelen.

Het is hoogzomer en de nacht is zwart en warm als het gesmolten asfalt waar onze slippers aan blijven plakken. Het donker deert ons niet. We voelen geen angst of gevaar, maar geven slechts gehoor aan de uitdaging van de nacht. Tussen de boomtoppen klinkt de alarmroep van de bosuil, gevolgd door het geratel van de nachtzwaluw, die zijn rollende Franse ’r’ nog eens oefent. De cicaden zagen luidruchtig de bomen in tweeën. Soms zwijgen ze plotseling. Dan houdt het bos, net als wij, even de adem in. We klimmen hoger en hoger de steile berghelling op, glijden uit op onze afgetrapte slippers. We grijpen ons vast aan elkaar, aan een voet of een voorbijschietende elleboog, en zweten van inspanning. Af en toe strijkt er een vleugje koelte van de rivier langs onze blote benen. De geur van het water is heel vertrouwd: mossig en fris. Onze zintuigen staan op scherp, we lachen om elke boodschap die ze doorseinen: krakende takken, het ritselend wegglippen van een slang, het ploffen van stenen in het zwarte, olieachtige water beneden. Het laatste stuk klauteren we, onze handen maaiend door de droge aarde. Hoe hoger we komen en hoe verder we de bomen achter ons laten, hoe scherper het smalle pad tussen de doornige struiken voor ons oplicht. We zijn er bijna. De zandkleurige bogen van de brug tekenen zich af in het maanlicht. We klimmen nog enkele meters verder en staan dan voor de bovenste verdieping van de hoogste brug die de Romeinen ooit bouwden.
Al drie zomers zwemmen we eronderdoor, voelen we hoe het water daar ineens veel koeler wordt. We trappelen in de draaikolken onder de brug en kijken omhoog naar de immense bogen die het gewicht van duizenden stenen dragen. We zijn minuscule vlekjes die liggen te spartelen in de stroom van de tijd.

Soms doet de brug pijn aan onze ogen, als de zon hem op het hoogste punt van de dag van alle kanten belicht. Toen we hem voor het eerst zagen, konden we amper geloven dat hij echt was, zo perfect lagen de bogen op elkaar gestapeld, zo hoog torende hij boven ons uit, als een flatgebouw van twintig etages. Maar de brug is echt, onwaarschijnlijk echt, en zo indrukwekkend dat hij niet zonder de hulp van een paar Romeinse goden kan zijn ontstaan. We staan nu vlak voor de hoogste en smalste bogengalerij, die zich rechts van ons nog dieper in de bergflank boort. Pas nu zien we de beschadigingen. Sommige stenen van de bogen zijn eruit gevallen, een deel van de overkapping van het aquaduct ontbreekt, hier en daar heeft de tijd een flinke hap uit de muren genomen. Rondom de brug ruist het verleden, maar ook zijn keerzijde: gestaag toenemend verval, de prijs van de vergetelheid. We aarzelen voor het eerst. De brug is te groots, te overweldigend; het is een reus die ligt te slapen in het nachtstille landschap. Maar Marc aarzelt niet. Hij gaat voorop, want hij kent de weg, hij is hier geboren. Ik kruip als eerste achter hem aan door een gat in de muur, schaaf mijn elleboog, maar houd mijn blik strak op Marc gericht. De anderen volgen en zo lopen we achter elkaar door de smalle watertunnel.’

RIVIEREN KEREN NOOIT TERUG

OVER OUDE WEGEN

Ik doe een journaal in uw reisbagage dat u helemaal aanreikt wat de ondertitel belooft. Ik vestig uw aandacht op een boek dat het verleden blootlegt aan de hand van wervelende en weergaloze berichten uit de tijd. Ik bemin al jaar en dag werken die de historie levendig verwoorden en dit Boekenweektribuut is er in alle glorie een. Het gaat om de 416 bladzijden tellende paperback Over oude wegen van Mathijs Deen en uitgeverij Thomas Rap met de ondertitel ‘Een reis door de geschiedenis van Europa’.  Mijn belangrijkste optie van nu is u van het bestaan van dit boek u te berichten omdat het wis en waarachtig uw kijk op verleden en heden drastisch bij zal stellen. Ik geef u nu de tekst van de uitgever op de omslag en integraal het eerste chapiter ‘De verbeelding’, wat ik vooraf laat gaan door een persoonlijke herinnering. Het spreekt voor zich dat wij elkaar hier later onderweg ontmoeten met Over oude wegen in de hand!

De jonge jaren van mijn bestaan bracht ik door in het dorp Kralingseveer, nu een wijk aan de oostelijke flank van Rotterdam. De weg die naar de stad leidde was de ’s-Gravenweg en die legde ik vanuit mijn geboortestek vaak te voet, op de fiets, met de brommer en in de auto af. Boodschappen doen in de stad, leren aan de HBS, spelen in het Kralingse Bos, schaatsen op de Kralingse Plas, bestellingen wegbrengen voor slager Schinkel, peddelen naar Gouda, naar de tandarts op de Schenkel, tomaten plukken bij Hein de Knor, wandelen op de zondagmiddagdagen met mijn geliefde, op visite bij boer Verkade, het geschiedde allemaal over en aan de ’s Gravenweg. Deze weg is bestraat met persoonlijke herinneringen. Hoe anders de toen geheten Hoofdweg (nu de A20) die liep van Rotterdam naar Gouda: de rechte weg kent voor mij geen eigen herinneringen.

Ik citeer Wikipedia. ‘De 's-Gravenweg is een oude weg en buurtschap tussen Nieuwerkerk aan den IJssel en de Rotterdamse wijk Kralingen. De 's-Gravenweg is de weg waarnaar het Nederlandse gezegde ‘Zo oud als de weg naar Kralingen’ verwijst. De 's-Gravenweg maakt deel uit van een oude waterkering die al in de 11e eeuw liep van Gouda naar Vlaardingen. Na de aanleg van Schielands Hoge Zeedijk in het midden van de 13e eeuw kwam de 's-Gravenweg binnendijks te liggen.In 1679 kwamen Gouda en  Rotterdam overeen om de weg tussen Gouda en Rotterdam te bestraten. Gouda nam de IJsseldijk tot Nieuwerkerk voor zijn rekening en Rotterdam bestraatte de 's-Gravenweg. Tot 1741 was verbinding Gouda-Rotterdam de langste straatweg van Nederland. Om de kosten van aanleg en onderhoud te dekken werd tol geheven op de 's-Gravenweg. Deze tol werd in 1857 opgeheven. In 1855 werd parallel aan de 's-Gravenweg de spoorlijn Rotterdam-Utrecht aangelegd. Deze spoorlijn heeft in 1953 een ander verloop gekregen, en is verlegd in westelijke richting. Op het tracé van de voormalige spoorlijn ligt nu Provinciale weg 219. De 's-Gravenweg heeft zijn landelijke karakter grotendeels behouden: het is een smalle polderweg met aan beide zijden wilgen. Het uitzicht vanaf de 's-Gravenweg is inmiddels minder landelijk: tussen Nieuwerkerk en Rotterdam zijn de polders grotendeels bebouwd met woningen. Er is een aantal rijksmonumenten aan de weg, waaronder het hofje van Kuijl’s Fundatie.

Thomas Rap: ‘Al een miljoen jaar reizen mensen door Europa. Van de raadselachtige homo antecessor die zijn voetafdrukken achterliet op de kust van Engeland tot de reiziger over de snelwegen van vandaag. Onder elke voetstap ligt een vorige, onder elke verharde weg een ezelpad of karrenspoor, onder elk voetpad de afdrukken van een jager of prooidier. Toch spelen de lange, doorgaande wegen van Europa geen rol in de verbeelding of de identiteit van haar bewoners. Waarom heeft de Europeaan zo’n ambivalente verhouding ten opzichte van de doorgaande routes van zijn continent? Op zoek naar het antwoord op die vraag volgt Mathijs Deen ontheemden, struikrovers, pelgrims, gelukzoekers, veroveraars en racers die hun weg hebben gezocht langs de kusten en over de rivieren en de wegen van Europa. Van Boekelo tot Smolensk en van de eerste Europeanen tot de baronnen die rond 1900 op de openbare wegen van Europa raceten: Over oude wegen is een avontuurlijke tocht door Europa en een fascinerende reis door de tijd.’

Mathijs Deen: ‘De verbeelding Boekelo-Leersum (19680. ‘Dit is de E8,’ zei mijn vader. ‘Die loopt van Londen naar Moskou.’ We naderden een afslag. Op het asfalt stond een pijl met daaronder: E8. Ik zag het vanaf de achterbank. We waren onderweg van Twente naar de Utrechtse Heuvelrug, van mijn ouderlijk huis naar mijn grootouders. Een afstand van ruim honderd kilometer. Maar door die ene opmerking van mijn vader werd onze onderneming opgenomen in iets wat veel groter was. We reden eigenlijk een etappe van een lange, grensoverschrijdende reis tussen namen die ik kende uit de atlas, van het achtuurjournaal, van de koppen in de krant waarachter mijn vader zich vaak aan het gezelschap onttrok. Dit was wel degelijk de E8, de weg van Londen naar Moskou. De weg was grillig, vertakte zich langs talloze afslagen en zag er bedrieglijk gewoon uit; een kruispunt, een brug, doorgaand asfalt, klinkers. Maar de pijlen en aanduidingen op het wegdek spraken duidelijke taal. Dit was wel degelijk de E8, de weg van Londen naar Moskou.

Mijn grootouders woonden in een huis in een bos op de Utrechtse heuvelrug. De tuinbaaswoning was tegen een koetshuis aan gebouwd, en hoorde bij kasteel Broekhuizen; een achttiende-eeuwse buitenplaats omringd door bos en vijverpartijen. Maar de kasteelvrouwe was dood en het kasteel was verlaten. Mijn opa, die verantwoordelijk was geweest voor het onderhoud van de tuin en het bos, woonde er nog steeds, samen met mijn oma. Mijn opa werkte niet meer. De tuinen waren verwilderd, de kassen waren ingezakt, het grind bemost, de ramen van het kasteel dichtgetimmerd en het gras van het enorme gazon voor het kasteel stond hoog. Mijn oma stookte een houtkachel om de eetkamer warm te houden, gaf me beschuitjes met suiker, zelfgemaakt bramensap op zelfgemaakte vla en een harkje om eindeloos door het grind te halen. In de schemer joegen ringslangen in de slotvijver, ’s nachts huilden uilen in het bos. Ik was daar gelukkig en verlangde er altijd naar om daar te zijn. Ik kan niet veel ouder zijn geweest dan acht jaar toen ik me thuis, vroeg naar bed gestuurd en nog erg wakker, in het donker probeerde voor te stellen dat ik zelf een auto kon besturen en dan naar mijn grootouders zou rijden. Ik kende de weg, toch? Als ik in de auto op de achterbank, ingeklemd door benen en armen van mijn twee oudere broers, door de voorruit op de weg keek, dan wist ik altijd: hier gaan we rechtsaf, daar gaan we links. Ik herkende alle wegen, kruispunten en afslagen die zich aandienden.

Dat was wat ik probeerde in bed op te roepen; de hele route, met alle afslagen, kruispunten en bochtige beboste stukken, de opeenvolging van witte strepen die op de stammen van de bomen waren geschilderd om de berm te markeren. Ik stelde me voor dat ik zelf zou rijden, alleen, zelfstandig, naar opa en oma. En dan kwam steevast de fantasie van de Rechte Weg.

De straat uit, rechtsaf, linksaf, de kom van het dorp door, de klinkerweg het dorp uit, de bomen links en rechts, de beek, het domein van de katholieken aan gene zijde van de beek, het andere dorp met dezelfde naam, daardoorheen, het pokdalige voetbalveld van sv Boekelo, hun kleedhok, het bos daarachter, dan los van alles, onderweg. Ik spande me in, probeerde in mijn geest de weg op te roepen, vast te houden en te volgen, de bochten te nemen, de kruispunten over te steken, Beckum, Delden, het kanaal… en algauw wist ik het allemaal niet meer zo zeker. Zat ik wel op de goede weg? Waar kwam hij op uit? Dan drongen zich beelden op van andere wegen, andere kruispunten, losstaande gebeurtenissen; een beklimming in de bergen, de snelweg waar mijn vader maar liefst 120 had gereden, net zo hard als de trein daarnaast, of de plek waar Grimbold, onze eigenzinnige boxer, toen de auto op een warme zomerdag onderweg naar opa en oma afremde voor dat ene grote kruispunt, vanuit de achterbak op de achterbank klom, door het opengedraaide raampje naar buiten sprong en het bos in rende. En mijn vader die uitstapte en de hond riep en aan de riem vastmaakte en de auto in trok.

Ik raakte verstrikt in herinneringen aan gebeurtenissen, en in allerhande scenario’s waarin de verschillende losse beelden van de weg naar oma als puzzelstukken in mijn verbeelding rondzweefden, zonder dat ik ze in elkaar kon passen tot een weg, een route, die ik zelf zou kunnen volgen. Ik verdwaalde in mijn onvermogen en dat maakte me verdrietig. En dan kwam steevast de fantasie van de Rechte Weg, die van ons huis zonder kruispunten of bochten naar het bos van opa en oma voerde, links en rechts de rest van de wereld, maar recht vooruit die ene plek van geluk. En ik stelde me heldere dagen voor, waarop ik na school die weg een eindje met mijn crossfiets kon in rijden en dat ik dan staande op de trappers heel in de verte het bos van opa en oma kon zien liggen. Zo probeerde ik toegang te krijgen tot de wereld buiten het dorp; door me de wegen voor te stellen die ik in mijn verbeelding zou volgen naar de paradijselijke bestemming van het huis van mijn grootouders in het bos. Het was een eerste oefening mijn weg te vinden in de grote wereld, een eerste fantasie van zelfstandigheid. En ook al lukte het niet, ik herken het verlangen vandaag nog. En ik ben het jongetje dat het probeerde goed gezind.

Niemand onderneemt nu nog de autorit die ooit zo belangrijk, beloftevol en beladen was.
Maar mijn grootouders werden lang voordat ik de rijbevoegde leeftijd had bereikt het boshuis uit gejaagd en weggeborgen in een bejaardenwoning in de kom van het nabijgelegen dorp Leersum. Daar was het doodgaan geblazen. Mijn vader is er ook niet meer. Niemand onderneemt nu nog de autorit die ooit zo belangrijk, beloftevol en beladen was. En als ik nu probeer om met mijn ogen dicht, 45 jaar nadat ik slapeloos in bed lag, me voor te stellen hoe vanuit het dorp van mijn jeugd naar het verlaten huis in het bos te rijden, dan blijkt ook de herinnering aan de grillige E8 te zijn opgelost in de tijd. Een paar kilometer ten noorden van de oude E8 is in de jaren zeventig een snelweg aangelegd, niet in een rechte lijn van Twente naar het huis in het bos, maar toch een weg waarop je moeilijk kan verdwalen. Een weg ook die de reistijd van Twente naar zowel de Utrechtse Heuvelrug als Londen en Moskou aanmerkelijk bekort heeft. De aanduiding E8 verdween van het asfalt van wat door de aanleg van de nieuwe weg een soort ventweg was geworden, en de snelweg kreeg van het hoofdkantoor van de E-wegen in Genève een nieuwe naam: de E30. Maar dat is nooit aangeslagen. In de nationale nummering heette de nieuwe weg de A1. Met de teloorgang van de E8 verdween de Europese weg uit het nationale bewustzijn. De E30 loopt nu overigens niet meer van Londen naar Moskou. Zoals de weg naar opa en oma slechts onderdeel was van de Grote E8, zo is de oude E8 nu slechts onderdeel van de E30, die loopt van Cork naar Omsk. Ik weet zeker dat ik me daar als kind niets bij had kunnen voorstellen. En ook dat mijn vader dat nooit gememoreerd zou hebben. Want wat is een weg van Cork naar Omsk? In Omsk sluit de E30 overigens direct aan op de M51, de weg die oostwaarts voert, die verandert in de M53 en dan de M55, om uiteindelijk in Vladivostok te eindigen. De E30 maakt dus de helft uit van een transcontinentale weg van de Atlantische naar de Stille Oceaan. De weg van het ene naar het andere uiteinde van de wereld.
De weg van niemand.’

OVER OUDE WEGEN

TIEN TIPS VOOR EEN TINTELENDE BOEKENWEEK

Van 10 tot en met 18 maart loopt de Boekenweek 2018. Op een van de schappen in de boekenkast boven staan de traditionele geschenken van de CPNB op een rij. Elk van de delen heeft mij het plezier van leven doen verhogen. Ik ga over een week het nieuwe geschenk op de plank zetten. Het gaat om het literaire cadeau Gezien de feiten van Griet Op de Beeck. U dient 12,50 euro aan boeken te besteden wil u Griet in huis halen. Ik reik u tien tips aan van boeken die ik deze week in handen kreeg. Ik noem titel, schrijver, ondertitel of genre en uitgeverij. Het thema verwoordt de uitgever op de omslag. Over een tweetal weken wisselen wij hier onze leeservaringen met elkaar uit.




1) De trooster – Esther Gerritsen – Roman – De Geus
Geheel tegen de regels van het klooster in wordt een nieuwe gast opgevangen door Jacob, de conciërge. Aanvankelijk stelt Jacob, zich bewust van de hiërarchie binnen de orde, zich terughoudend op. Maar gaandeweg groeit er een verstandhouding tussen de gelovige conciërge en de gast die een misdaad op zijn geweten heeft. Jacob verliest zich in de aandacht die hij krijgt en is bereid ver te gaan om de vriendschap te behouden. Esther Gerritsen volgt het verhaal van de conciërge parallel aan het lijdensverhaal van Christus. Op de haar bekende scherpe manier ontleedt ze de relaties tussen mensen, de verwachtingen en belangen die daarbij spelen en ze stelt de vanzelfsprekendheid der dingen ter discussie.

2) Sterven – Arthur Schnitzler – Novelle – Aspekt
Arthur Schnitzler (1862-1931) was de belangrijkste en meest controversiële Oostenrijkse schrijver uit het fin de siècle. Het is merkwaardig dat zijn eerste grote prozawerk, de debuutnovelle ‘Sterven’ uit 1893, tot op heden nooit in het Nederlands in boekvorm is verschenen. Sterven is een melodramatisch verhaal over een jongeman die te horen krijgt dat hij nog slechts één jaar heeft te leven. Zijn vriendin Marie dreigt in zijn noodlot te worden meegezogen. Schnitzler vertelt dermate beklemmend, dat Sterven ook gezien kan worden als een literaire thriller avant la lettre. A.Braam, de letterkundige die in de jaren vijftig enige novellen van Schnitzler in het Nederlands vertaalde, waagde zich destijds niet aan Sterven: te subtiel, te precair, te Weens, maar hij vond het wel een meesterwerk: ‘In zijn allereerste novelle, het in prachtige weemoedige grijzen gehouden Sterven, zet Schnitzler de koers uit, die hij ook in zijn volgende vertellingen niet meer zal verlaten.'

3) Gordon Bennett! – Guikje Roethof – De excentrieke krantenmagnaat die als ‘crazy American’ Parijs onveilig maakte en Stanley naar Afrika stuurde – Aspekt
Gordon Bennett! roepen de Engelsen wanneer zij een vloek willen vermijden. Zo leeft de Amerikaanse krantenmagnaat James Gordon Bennett voort in een hoekje van het collectieve geheugen. Zijn naam staat voor verwondering en voor uitzinnig gedrag. De steenrijke uitgever leidde tijdens la belle époque in Parijs en aan de Côte d'Azur een vrolijk en losbandig leven.
James Gordon Bennett jr. (1841-1918) trad in de voetsporen van zijn vader, de fameuze journalist James Gordon Bennett sr., oprichter van de New York Herald. Bennett jr. máákte het nieuws. Hij stuurde Stanley naar Afrika om David Livingstone te zoeken, financierde meerdere poolexpe-dities en initieerde grote sportevenementen. In 1887 richtte hij in Paris Herald op, die uitgroeide tot de vermaarde International Herald Tribune. Meer dan een eeuw was de 'trib' een begrip op het continent, tot hij in 2013 door de New York Times werd ingelijfd. 'Het leest als een jongensboek'

4) Het uitschot en de geest – Gert-Jan van der Heiden – Paulus onder filosofen – Vantilt
De apostel Paulus staat sinds de eeuwwisseling in het middelpunt van de filosofische belangstelling. Denkers als Taubes, Badiou, Agamben en Žižek - en eerder al Heidegger - vinden in Paulus' brieven grondwoorden voor een nieuwe manier van denken over de wereld, de tijd en de geschiedenis, maar ook over de levenskunst, het recht en de politiek. Zij laten tevens zien hoe Paulus' brieven niet alleen aan de basis staan van ervaringen die kenmerkend zijn voor onze cultuur, zoals het nihilisme en de dood van God, maar ook de politiek-sociale agenda van emancipatie en gelijkheid hebben gevormd. Bovendien wordt hun interpretatie van Paulus geboren uit een intensieve discussie met denkers als Hegel, Kierkegaard, Nietzsche, Schmitt en Foucault. ‘Het uitschot en de geest’ ontsluit deze boeiende internationale filosofische discussie over Paulus nu ook in het Nederlandse taalgebied en biedt daarmee een fascinerende blik achter de schermen van de belangrijkste thema's en spelers in de hedendaagse continentale filosofie.

5) Alleen maar papier – Marten Toonder – Essays over Ierland en levensbeschouwing: autobiografische stukken – Bezorgd door Klaas Driebergen – Uitgeverij Klaas Driebergen
Marten Toonder schreef een grote hoeveelheid essays, artikelen en ander ‘beschouwend proza’. Tezamen met zijn korte verhalen verschijnen al deze verspreid verschenen stukken voor het eerst compleet in boekvorm in een vierdelige reeks, Het complete proza van Marten Toonder.
In dit derde deel, Alleen maar papier, zijn essays, lezingen, voorwoorden en ingezonden brieven van Toonder samengebracht over Ierland: het land waar hij decennialang woonde omdat hij zich sterk aangetrokken voelde tot de Ierse natuur en mystiek, en over levensbeschouwelijke onderwerpen. Daarnaast bevat het autobiografische stukken, waarin Toonder met veel humor en zelfrelativering kleine en grote episodes uit zijn eigen leven beschrijft. Een aantal teksten in dit boek is nooit eerder gepubliceerd, zoals enkele delen die Toonder schreef voor zijn autobiografie. Een boek waarin je de man achter de Bommelverhalen beter leert kennen.

6) De data-economie – Viktor Mayer-Schönberger en Thomas Ramge – Waarom data geld gaat vervangen, wat dit betekent voor onze economie en hoe je hierop in kunt spelen
Hoe ontstaat welvaart en hoe wordt die verdeeld? Aan de hand van deze twee vragen beschreef Karl Marx in Das Kapital de opkomst en de gevolgen van het kapitalisme. 150 jaar later stellen Viktor Mayer-Schönberger (Oxford Internet Institute) en Thomas Ramge (The Economist) dezelfde vragen en komen tot een radicaal nieuw inzicht: onze op geld gebaseerde economie verandert in sneltreinvaart in een economie die gebaseerd is op data. Dit boek is een mijlpaal in de economische literatuur: het laat zien hoe data de rol van geld aan het overnemen is. Op heldere en toegankelijke wijze verklaren de auteurs waarom de macht van traditionele multinationals en banken afneemt en waarom digitale marktplaatsen als Booking.com, Uber, Amazon en Alibaba zo stormachtig groeien. Bovendien beschrijven ze de opkomst van een geheel nieuwe sector, die vergelijkbaar is met de financiële industrie, maar dan vol met handelaren en tussenpersonen die slim omgaan met data. Welkom, dus, in de data-economie: een spannende en uitdagende omgeving boordevol kansen voor ondernemers, die uiteindelijk resulteert in een betere verdeling van de welvaart voor iedereen.

7) Praagse kleine luyden – Jan Neruda – Verhaal: Idyllisch fragment uit de aantekeningen van een kandidaat-advocaat (1877) – Voetnoot
De Kleine Zijde (Malá Strana) is een schilderachtige wijk in Praag, gelegen tussen de Moldau en de Burcht, een wijk met een gesloten karakter: destijds werden nieuwkomers er met de nek aangekeken. De ik-figuur, een jonge kandidaat-advocaat, heeft in die wijk een kamer gehuurd om zich in alle rust voor te bereiden op zijn examens: dat lukt natuurlijk niet. In fragmentarische, dagboekachtige ontboezemingen doet hij verslag van zijn belevenissen en van het wel en wee van zijn buren, de 'kleine luyden' uit de titel. Het gebruik van uitroeptekens, vraagtekens en puntjes geeft zijn beschrijvingen een grote levendigheid, waardoor de lezer alle opgewonden gemoedstoestanden van de ik-figuur meebeleeft door diens ogen en hart.

8) De missie – Egon Hostovsky – Verhaal – Voetnoot
Juni 1940: de Slag om Frankrijk is begonnen en Parijs staat op punt van vallen. De spion Jan heeft opdracht gekregen zich te ontfermen over Albert, een belangrijk persoon die niet in handen van de Duitsers mag vallen. Tevens moet Jan erop toezien dat Albert zijn jonge vrouw Marie en hun dochtertje Lize niet in de steek laat. Tegen de achtergrond van het ineenstortende Frankrijk trekken Jan, Albert en zijn gezin in een chaotische vluchtelingenstroom richting het zuiden. Als de span¬ningen tussen Albert en Marie oplopen, komt Jans missie steeds meer onder druk te staan. Hij wil niet verzaken, maar kan hij zijn missie nog wel vervullen? En wat is de zin van alles, van vrede en vrijheid?

9) Morgan, een liefde – Bas Steman – Roman – Nieuw Amsterdam
Een soldaat in Wales begin jaren veertig. Een schrijver in Nederland ver na de oorlog. Op onverklaarbare wijze blijken hun levens met elkaar verwikkeld te zijn. Tijdens een parachutesprong krijgt de schrijver een paniekaanval. Zijn vriendin spoort hem aan de oorzaak van zijn angst te onderzoeken: waarom krijgt hij soms beelden door, herinneringen die niet van hem kunnen zijn? De zoektocht voert hem naar Wales, naar een oude vrouw die nog altijd naar haar grote liefde verlangt. Daar wordt duidelijk wat hij eigenlijk altijd al wist. Morgan, een liefde is een autobiografische roman over een verbijsterende ervaring. Een spannende zoektocht gedreven door een liefde die over de dood heen een weg probeert te vinden.

10) Vrouw of vos – David Garnett – Roman – Cossee
De pasgetrouwde Richard en Silvia Tebrick maken een wandeling rond hun landgoed. Hij wil de jacht zien. Zijn vrouw heeft niet zoveel met jagen, maar volgt haar geliefde echtgenoot. Wanneer de jachthonden voorbij zijn en Richard omkijkt naar zijn vrouw, ziet hij haar niet meer: waar Silvia stond, staat nu een kleine, felrode vos die hem geschrokken aankijkt. Wat kan Richard anders doen dan zijn vrouw mee naar huis dragen, verstopt in zijn mantel zodat niemand haar gruwelijke transformatie ziet? Hij stuurt het personeel weg, en schiet zijn honden achter in de tuin dood. Want deze vos is zijn vrouw, en hij zal haar beschermen tegen elk gevaar. Hij kleedt haar in haar favoriete jurken, voert haar thee en biscuits en verzint een techniek waardoor ze hun kaartspelletjes kunnen blijven spelen. Hij houdt van haar, hoe ze er ook uitziet. En toch begint hij te twijfelen. Hoeveel van zijn vrouw is er eigenlijk nog over, nu ze iets te gretig achter de eenden aan begint te rennen, nu haar tafelmanieren zienderogen achteruitgaan en ze niet langer naast hem, maar aan het voeteneinde of zelfs onder het bed slaapt? Hoe kan hij zijn liefde nog uiten, nu zij zelfs tunnels in de tuin graaft om aan hem te ontsnappen? Wat houdt zijn gezworen eed van echtelijke trouw nog in, wanneer zij hem trots haar nestje vossenjongen toont? David Garnett verblufte de wereld in 1922 met dit fabelachtige debuut, waarin humor en tragiek op meesterlijke wijze verenigd zijn. Zoals de wonderlijke metamorfose van Silvia Tebrick, werd Garnett na publicatie van Vrouw of vos van de ene op de andere dag een sensatie, en hij zou zich voortaan in het middelpunt van de Londense literaire leven bevinden.

TIEN TIPS VOOR EEN TINTELENDE BOEKENWEEK

DE BOEKENWEEK OOK VOOR DE KIDS

Er zijn zulke fervente volgers van de Boekweek dat zij zich allereerst bekommeren om het bemachtigen van het geschenk. De besteding van de 12,50 euro om Gezien de feiten van Griet Op de Beeck in de wacht te slepen kan ik wat versoepelen door een aantal tips te geven aangaande leer- en leesboeken voor de kids. Ik noteer titel, schrijver, uitgever en tekst van de omslag. Opdat u weet wat u van onderstaande zestien in huis haalt!

1) Tellen met nijntje – Dick Bruna – 1, 2, tel je mee – Mercis Publishing
Kun je tellen? Tel dan mee met nijntje! In dit kartonboek helpen de schuifjes je met tellen: 1, 2, 3, 4, 5. Op elke pagina laten nijntje en haar vriendjes je iets tellen: 1 bal, 2 appels en 3 kuikentjes. Hoeveel vliegers zie je? Op de laatste spread kun je nog een keer alles oefenen voordat je probeert om terug te tellen naar 1. Kun je dat? Wat knap!

2) Loco Bambino (4-6 jaar) Rekenen Ik kan rekenen – Noordhoff Uitgevers
Loco Bambino Leuk en leerzaam Met Loco Bambino speelt je kind met een beetje hulp of al helemaal zelf. Steeds in 6 overzichtelijke stapjes per spelletje. Ik kan rekenen Diverse afwisselende rekenoefeningen met optellen en aftrekken tot 6. Alle opdrachtjes worden ondersteund met leuke tekeningen en daardoor kunnen de sommen al gemaakt worden door kinderen in groep 1 en 2. Loco groeit met je mee.

3) Loco Mini (4-5 jaar) Mijn eerste letters – Noordhoff Uitgevers
Met dit unieke spelsysteem controleert je kind zelf of het de opdrachten goed heeft gemaakt. Zo ontwikkelt je kind zich spelenderwijs. Loco Mini is het meest gebruikte leerspel op de basisschool. Taal begint met letters. Met de oefeningen in dit boekje oefen je met taal en letters op een leuke manier. Herken je de letter? War rijmt op elkaar? Ken je het woord?

4) Sipke’s Elfstedentocht – Lida Dijkstra – Rubinstein
Opa spitsmuis doet mee aan de Elfstedentocht, dat vindt hij het mooiste wat er bestaat. Wat hij niet weet is dat Sipke, zijn kleinzoon, zich stiekem in zijn tas verstopt heeft, want ook Sipke wilde zo graag mee rijden en Friesland zien. Pas bij Hindeloopen buitelt hij eruit. Gelukkig mag hij mee met opa, maar voor zijn eigen tocht moet hij nog even oefenen. tIn deze bijzondere tweetalige uitgave zien we de elf steden voorbijkomen in prachtige tekeningen van Harmen van Straaten. Harmen van Straaten heeft meer dan 400 boeken geïllustreerd. Hij won diverse prijzen en zijn werk is in meerdere talen vertaald. Lida Dijkstra schrijft in het Fries en in het Nederlands. Haar boeken zijn veelvuldig bekroond.

5) Borre en de ijscoman – Jeroen Aalbers – Borre Educatief
Vanaf 4 jaar. Het is zomer en het is heel erg warm. Borre moet er helemaal van zweten. Klingelingeling! Klingelingeling! Hé, daar is de ijscoman. Een ijskoud ijsje, daar heeft Borre trek in. Maar Borre heeft geen geld voor ijs. 'Als je mijn bel schoonmaakt, geef ik je een gratis ijsje,' zegt de ijscoman. Dat vindt Borre een goed idee. Maar moet jij eens opletten wie hij in die bel tegenkomt!

6) Borre is te laat – Jeroen Aalbers – Borre Educatief
Vanaf 4 jaar. Ben jij weleens te laat op school geweest? Was de meester of de juf toen boos? In Borre is te laat hebben papa en mama zich verslapen. Straks komt Borre nog te laat op school! En het is nog wel de eerste schooldag van het jaar. Zouden ze nog op tijd komen als ze zich haasten?

7) Borre gaat vliegeren – Jeroen Aalbers – Borre Educatief
Vanaf 4 jaar. Dit boek voorgelezen door Frank Groothof: zie www.youtube.com/borrekanaal. Wist je dat vliegeren heel gevaarlijk kan zijn? Je bent met je zelfgemaakte vlieger in het park. Je laat hem op. Hij gaat hoger en hoger. Helemaal tot in de wolken. En dan plots... word je zo mee de lucht in getrokken! Dat overkomt Borre in Borre gaat vliegeren.

8) Het wonder van het ei – Andreas Német en Hans-Christian Schmidt – De Vier Windstreken
Een mees heeft zich verstopt tussen de takken van een boom. Ze zit dagenlang op haar nest en
houdt alles in de gaten. Maar dan wordt het wachten beloond, haar ei komt eindelijk uit...  En als het ei breekt, kun je het zelfs horen kraken!

9) Van hemelsblauw tot knalgeel – Nastja Holtfreter – De Vier Windstreken
Wat is jouw lievelingskleur? Hou je van leeuwen met citroenlimonade of Roodkapje en een rode raceauto? Of liever een groen marsmannetje met een dinosaurus als huisdier? Geel, oranje, rood, roze, lila, blauw, groen, de wereld is bontgekleurd! Bij elke kleur vind je een tel- of aanwijsopdracht. En op elke pagina is een muis verstopt! Heb je hem hier al gevonden?

10) Mijn bonte beestenboek – Nastja Holtfreter – De Vier Windstreken
Onze mooie dierenwereld is heel kleurrijk en divers. Er zijn reuzegrote giraffen en heel kleine hommels, knorrende everzwijnen en fluitende marmotten, witte zwanen en zwarte panters.
Welke dieren maken veel geluid en welke hoor je bijna niet? Welke dieren houden van kou en welke wonen liever op een warme plek? Welke dieren hebben allerlei verschillende kleuren en welke maar een? Het is duidelijk: elk dier is uniek. Een bont, leerzaam en ontzettend leuk kartonboek met meer dan 140 dieren uit de hele wereld!

11) Kleine mol raast maar door – Anna Llenas – De Vier Windstreken
Zodra Kleine Mol wakker wordt, is het gedaan met de rust!Hij kan niet stilstaan, raakt snel afgeleid en maakt dingen stuk. Ze noemen hem: vervelend, hyperactief, onzeker, vermoeiend, nutteloos... Zijn ouders zijn bezorgd. Zijn juf is wanhopig. En nu moet Kleine Mol ook nog een werkstuk voor school maken... Een hoopvol prentenboek dat drukke kinderen, bijvoorbeeld met ADHD, een hart onder de riem steekt!

12) Leeskriebels -  Willemijn van Abeelen – Deltas
Leer jij lezen? Wil jij veel oefenen? Hou jij van een leuk verhaal? Heb je drie keer 'ja' geantwoord? Dan is dit boek zeker iets voor jou. Er staan twee leuke verhalen in die speciaal voor beginnende lezers zijn geschreven, net zoals jij! Zet de tv uit, leg je tablet aan de kant en lezen maar!

13) Leerrijk Spelletjesblok – Deltas
In dit speel- en puzzelblok vindt je kind een heleboel leerzame spelletjes om urenlang pret te beleven! Tekeningen inkleuren, punten verbinden, de juiste schaduw opsporen, verschillen tussen twee tekeningen zoeken, de weg door doolhoven vinden... Je kind zal zich niet gauw vervelen!

14) Oefenschrift begrijpend lezen – Deltas
Leer jij lezen? Wat knap van je! Dan heb je waarschijnlijk al heel veel geoefend. Maar weet je nadien ook precies wat je hebt gelezen? Als je zinnen of een boek leest, is het immers heel belangrijk dat je begrijpt wat je leest. Ook daar kun je dus beter heel goed op oefenen. In dit oefenschrift staan een heleboel eenvoudige verhaaltjes die je zelf kunt lezen. Als je dat aandachtig gedaan hebt, kun je de leuke opdrachten en vraagjes die erbij horen vast en zeker oplossen! Ga aan de slag en word een echte leeskampioen!  In dit oefenschrift staan: * eenvoudige verhaaltjes op AVI-leesniveau START * leuke inhoudsvragen en oefeningen * informatie en tips over begrijpend lezen en het AVI-systeem.

15) Het kleine lieveheersbeestje en de dieren in de wei – Friederun Reichenstetter – Deltas
Het kleine lieveheersbeestje vliegt vrolijk rond in de lentebries. Maar wat zit daar op de bloemen? Een prachtig gekleurde vlinder die eens een rups was! En wie rent er door het gras? Is het een haas of een konijn? Welk dier geniet daar van de zon? En wie springt zo ver van plant naar plant? Is het een sprinkhaan?

16) Pienter, opdrachtkaarten voor kleuters met een ontwikkelingsvoorsprong - Greet Brouwer en Elizabeth de Vries-Rodenburg - Eduforce
Het is bekend dat kleuters met een ontwikkelingsvoorsprong sneller leren. Dat doen ze het liefst door zelf te ontdekken. Ze moeten op een praktische manier worden uitgedaagd. Ze willen experimenteren en onderzoeken en hebben behoefte aan handelend bezig zijn. De map is gemaakt voor de onderbouw, voor groep 1 en 2. De leerkracht maakt een inschatting van wat de kleuter aankan. Er is onderscheid gemaakt in de vakken taal, rekenen, techniek, mens en maatschappij en er zijn creatieve opdrachtkaarten. Er zijn in totaal 41 opdrachtkaarten. Het doel van de Pienter opdrachtkaarten is het gestructureerd aanbieden van lesstof die kleuters met een ontwikkelingsvoorsprong uitdaagt tot creatief en handelend bezig zijn met een onderwerp of thema. De onderwerpen van de opdrachtkaarten zijn zodanig gekozen dat ze eenvoudig te koppelen zijn aan de thema's en onderwerpen in groep 3 en 4: - Taal – Rekenen – Techniek - Mens en maatschappij – Creatief. De opdrachtkaarten zijn gemaakt voor alle kleuters die 'meer' aankunnen. Er dient onderscheid te worden gemaakt tussen leerlingen die de Pienter opdrachtkaarten mogen maken en leerlingen die ze moeten maken.

DE BOEKENWEEK OOK VOOR DE KIDS