12-03-2014

Cultuurmix 12 maart 2014

HET BOEK VAN HET GEDRUKTE BOEK

Mijn woorden schieten schromelijk tekort om de schoonheid van dit 464 grote bladzijden tellende kijk- en leesalbum te schetsen. John Keats dichtte twee eeuwen terug de openingsverzen ‘A thing of beauty is a joy for ever: Its loveliness increases’ en dit unieke en ultieme werk gaan ze helemaal op. Ik heb het over het superbe Het boek van het gedrukte boek van conservator Mathieu Lommen en van Amsterdam University Press met de ondertitel ‘Een visuele geschiedenis’. Deze nadere toelichting is juist gekozen, want het gaat om een panorama van maar liefst 125 bijzondere boeken die naar vorm en inhoud zicht aanreiken op meer dan vijf eeuwen westers boekontwerp, startend in 1471 en finishend in 2010. U krijgt op uw netvlies aangereikt plaatwerken over o.a. geometrie, krijgskunde, geneeskunde, dichtkunst, religie, architectuur, kalligrafie, archeologie, botanica, antieke grafkunst, emblemata, lexicografie, kaarten en liedboeken. Zo passeren in het hoofdstuk ‘De Nederlandse Gouden Eeuw’ in volle glans en glorie de revue o.a.Nieuwe beschryvinghe ende caertboeck vande Midtlandtsche Zeevan Willem Barentsz, Spiegel der schrijfkonste van Jan van den Velde,’ L’ idea della architettura universale van Vincenzo Scamozzi,Amsterdamsche Pegasus van Paulus Aertsz van Ravesteyn,Academie de l’espée van  Gerard Thibault en Grooten atlas, oft werelt-beschrijvinghe van Johan Blaeu. Deze werken zijn een lust voor het oog en een streling van het gemoed en dat geldt ook voor de overige specimina van het grafisch ontwerpen in ons Het boek van het gedrukte boek, dat het accent verdient op het eerste lidwoord, want het gaat om een heuse canon, een waar referentiekader. In deze visuele geschiedenis is boekvormgeving in al zijn gedaanten te zien: als naslagwerk en kunstwerk, als ‘machine à lire’ en beeldboek, en als prestigeboek en wegwerppocket. Om u een indruk te geven van de diversiteit van dit fabelachtig mooie album geef ik u de eerste vijf werken. ‘Elegantiae linguae Latinae’, Dialogus creaturarum moralisatus’, ‘Elementa geometriae’, ‘De re militari’, ‘Van den proprieteyten der dinghen’ heten ze en dateren uit de 15de eeuw.  Ze vinden hun voorlopige eindstreep in o.a. ‘Those lips, those eyes: a celebration of classic Hollywood sensuality’ van Paula Scher uit 1992 en  ‘Vinex-atlas’ van Joost Grootens uit 2008.

Bij dit grandioze scala van meesterwerken uit de boekdrukkunst dringt de vraag zich op van: aan welk werk geven Mathieu Lommen en de zijnen de prix d’honneur? Zij laten zich echter niet kennen, zij houden het netjes in het midden. Eén keer maar komen zij voor de draad, want bij ‘Hypnerotomachia Poliphili’ luidt het ‘wordt wel het mooiste boek genoemd dat ooit is gedrukt’. Ik heb ook mijn voorkeur: de prenten Surinaamse insecten van Maria Sibylla Merian uit 1719. Om u de toegankelijkheid van ‘Het boek van het gedrukte boek’ te etaleren ga ik eruit citeren en wel met het gezegde onder een verkozen werk uit 1499.

‘De Hypnerotomachia Poliphili (De gedroomde liefdesstrijd van Poliphilus) van Aldus Manutius (ca. 1451-1515) wordt wel het mooiste boek genoemd dat ooit is gedrukt. Zowel wat inhoud als vorm betreft, is het een echt Renaissanceboek. De ‘Poliphilus’ is een allegorische liefdesroman, spelend in een oudheid zoals de Renaissance die zich voorstelde: een wereld waarin architectuur, tuinen en optochten een grote rol spelen, steeds in een symbolische context. De held Poliphilus reist naar de menselijke ziel, naar ‘de ware liefde’. Ook al is het zet- en drukwerk naar moderne maatstaven niet perfect, wat betreft de typografische vormgeving is het boek baanbrekend gebleken. Er is maar één drukletter (in één corps) gebruikt. Die in opdracht van Manutius ontworpen romein vormt een fraai voorbeeld van de nieuwe vormen die de Italiaanse Renaissance bracht. Ook de grote versierde initialen, van houtsneden gedrukt, ademen de geest van de nieuwe artistieke beweging, evenals de beroemd geworden illustraties (houtsneden), waarvan men aanneemt dat ze door Benedetto Bordone (1488-1530) ontworpen zijn. De lay-out toont vormen, in het bijzonder de omgekeerde driehoek, die tot de visuele typografie worden gerekend. Geheel nieuw was in 1499 het aangeven van een alinea door het inspringen met een blokje wit. Het boek heeft grote invloed uitgeoefend op de kunsten, in het bijzonder de iconografie. Voor boekenverzamelaars is deze eerste druk nog steeds een begeerd object.’

Als u vervolgens de serie  afbeeldingen uit Hypnerotomachia Poliphili gadeslaat, traceert u een van de vele verdiensten van dit rijk geïllustreerde album: u gaat met andere, betere ogen naar typografische werken kijken. Op Het boek van het gedrukte boek raak ik niet uitgekeken en uitgepraat, dus ga ik de volgende keer verder.  

DE DAGBOEKEN VAN BERNIE & ELLIS

De 360 bladzijden met voor het merendeel uit de eerst hand geschreven  navrante berichten uit de Tweede Wereldoorlog, preciezer: de Holocaust of Shoah, nam ik met ingehouden adem tot mij en zat stuk. Ik heb het over De dagboeken van Bernie & Ellis van Ellis Lehman-Cohen Paraira en Shulamith Bittan-Lehman en van uitgeverij Balans met de ondertitel ‘Een Scheveningse liefde in oorlogstijd’. Twee jonge geliefden zijn van elkaar gescheiden en schrijven elkaar. Op het oog is dat niet zo bijzonder, maar de omstandigheden zijn bizar wrang. Het is 1942 en Bernie Spier en Ellis Cohen Paraira dreigen het slachtoffer te worden van de vervolging der Joden, die begon na de beruchte Wannseeconferentie. Zo moeten zij zich melden en registreren, krijgen zij een gele Jodenster en  een grote J op het persoonsbewijs, dienen zij de fietsen in te leveren, mogen zij niet met het openbaar vervoer reizen, zien zij steeds vaker ‘VOOR JODEN VERBODEN’. De van rassenhaat vervulde woorden staan overal: in cafés, dancings, zwembaden, bioscopen, noem maar op. Dus openen Joodse families hun huizen, ook voor Bernie en Ellis. Zo’n twintig Joodse meisjes en jongens uit Scheveningen treffen elkaar iedere zaterdagavond weer bij een andere familie. Er wordt gedanst, geflirt, maar ook een veel gepraat, geboomd, gediscussieerd. Op een van die fuifjes springt ineen de vonk tussen de twee over en zijn ze sindsdien onafscheidelijk. Een prille, mooie liefde bloeit op tussen beiden, hoewel zij nog geen achttien jaar zijn. Maar dan komen op die fatale 19 juli 1942 in het gezin van Ellis de oproepen voor tewerkstelling in het Oosten binnen. Vader Cohen Paraira besluit onder te duiken en dat met de hulp van zijn baas Schuppen, die in de verzetsbeweging de ondergrondse zit. Hij en anderen helpen Joden en andere vervolgden. Zo overleeft het hele gezin de nazi- rampspoed, in tegenstelling tot  dat van de Spiers. Bernie en de zijnen trachten wat later ook aan de Duitsers te ontkomen, maar dit tevergeefs. De Joodse jongeling wordt in een concentratiekamp op snode wijze omgebracht. Als Bernie en Ellis elkaar voor de laatste keer ontmoeten spreken ze af beiden een dagboek bij te houden. Een passage geschreven door Ellis, waarin daarover gerept wordt, laat ik u hierna opklinken. Op de geschriften die zij een dikke drie maanden aan elkaar richten is ons aangrijpende boek gebaseerd. Een paar maal wil ik u nog verhalen over De dagboeken van Bernie & Ellis, dat opgedragen is, met innige dankbaarheid, aan de moedige Nederlanders, die met gevaar voor eigen leven en dat van hun families Joodse medeburgers verstopt of op andere wijze geholpen hebben, drie lange jaren lang, en daarmee hun leven gered hebben. De vraag ligt voor de hand: hoe is het dagboek van de vermoorde Bernie in de handen van Ellis gekomen? De entree van het eerbetoon aan Bernie geeft het antwoord.

‘Ik open het raam van mijn gezellige meisjeskamer en laat de decemberzon naar binnen. Alles is perfect. Een strakke, blauwe lucht, geen kans dat het vandaag gaat regenen. Ideaal weer voor een bruiloft. Mijn bruiloft! Met Elmi Lehman, een soldaat uit Palestina, die ik drie maanden geleden heb ontmoet. Over drie uur ben ik een getrouwde vrouw. Ik, Ellisje, zal mevrouw Lehman worden. Moet ik me dan anders gaan gedragen? Ik maak de laatste knoopjes van mijn witte trouwjapon dicht. ‘Ellis,’ hoor ik de stem van mijn vader onder aan de trap roepen, ‘er is een pakje voor je gekomen met de post. Wil je even komen kijken?’ ‘Ik heb geen tijd, ik moet mijn haar nog krullen,’ roep ik. ‘Maak jij het maar open,’ Er is zoveel te doen als je een mooie bruid wil zijn… Maar toch ben ik nieuwsgierig, Ik loop de trap af, waar papa staat met een klein pakje in zijn hand. Hij ziet mij in mijn geleende trouwjurk. ‘Om wat ben je mooi, meisje!’ zegt hij. Ik neem het pakje van hem aan. ‘Waarschijnlijk een cadeautje van een van jullie vrienden, die niet op de bruiloft kan komen, hê?’ vraag ik. ‘Nee,’ zegt mijn vader, ‘ik ken die mevrouw niet.’ Ik kijk naar de afzender, Ik ken de naam van de afzender ook niet. Het pakje is in bruin papier gewikkeld en ziet eruit als of het door vele handen is gegaan. Het is blijkbaar eerst naar ons oude adres gestuurd, naar de Deventersestraat 14 in Scheveningen. Daarna ging het terug naar het postkantoor, waar ze het nieuw adres, Gentsestraat 103, erop hebben geschreven. Ik kijk naar het poststempel. Ik kan de naam van de stad niet lezen, maar de datum wel. Het pakje is opgestuurd op 14 november. Vandaag is het 12 december 1945. Het is bijna een maand onderweg geweest! Ik scheur het pakpapier eraf. Er zit een klein schriftje in, mooi gebonden, in groen leer. Ik sla het open. De bladzijden in het schrift zijn van de eerste tot de laatste beschreven. Met Bernies handschrift. Om me heen begint alles te draaien, Ik moet op de trap gaan zitten. Het schriftje valt uit mijn plotseling trillende handen. Ik sluit mijn ogen. ‘Kindje, kindje dan toch,’ klinkt de angstige stem van mijn vader. ‘Wat heb je? Waarom ben je opeens zo bleek? Wat is er?’ Ik kan alleen maar stamelen. ‘Het is van Bernie. Het is het dagboek van Bernie.’ Heel lang, tot 2007, is het gevoel bij Ellis gebleven dat zij  Bernie verraden heeft. Pas op aandringen van haar man en dochter Shulamith besluit zij de dagboeken uit te geven, ook in Israël.

De afspraak: ‘Ik herinner mij de laatste avond van Bernie en mij samen. Hoe we op mijn bed zaten, vaak samen huilend. Paps kwam af en toe kijken. Zogenaamd om te vragen of alles met ons in orde was, Bernie en ik maakten afspraken ‘voor later’. We zouden beiden een dagboek bijhouden, zeiden we. Als we elkaar dan weer zouden zien, wanneer de oorlog voorbij was, konden we precies lezen wat de ander had meegemaakt. ‘Waar treffen we elkaar als de oorlog afgelopen is? vroeg ik hem. ‘Bij jouw huis of het mijne,’ zei Bernie. ‘Misschien bestaan die huizen dan helemaal niet meer,’ bedacht ik. ‘Als de invasie in Scheveningen plaatsvindt, kan het best zijn dat dáár gevochten wordt. Misschien zijn er van die straten alleen maar puinhopen over. We moeten een andere plaats bedenken, een plein of zo. ‘Het Belgisch Plein?’ stelde Bernie voor, en allebei glimlachten we. In de lente van 1942, toen de bomen nieuwe groene blaadjes begonnen te baren. Hadden wij daar menig uurtje gezeten op ‘ons’ bankje op het Plein en genoten van het ontluikende leven om ons heen, zoals ook onze liefde aan het ontluiken was. Het Belgisch Plein was nauw verbonden met een gesprek dat we daar hadden gehad, waarbij we hadden besloten na de oorlog samen een gezin te gaan stichten en altijd bij elkaar te blijven. We hadden zelfs over onze toekomstige kinderen gesproken en toen ik Bernie vertelde dat mijn moeder een van een drieling was geweest begon hij te overwegen wat we moesten doen als wij ook op een bepaald moment zoveel baby’s op ons dak kregen. Hij ging daar heel ernstig op in en overwoog alles alsof het al voor de deur stond. Ik vond hem zo schattig, dat ik hem onstuimig omhelsd had. Bernie noemde dat ‘onze eerste echte kus’. Dat gebeurde in de lente van 1942, op een dinsdagmiddag om vier uur. En iedere keer daarna als we op die plaats kwamen (en dat was vaak), eiste hij een zoen van mij. ‘Als we niet weten waar we dan wonen, wachten we op elkaar iedere dinsdagmiddag om vier uur op het Plein,’ besloot Bernie nu. ‘En als ik er niet ben, blijf je niet langer dan een uur wachten, want als ik in leven ben, sta ik er al om twee uur ’s middags en misschien slaap ik zelfs wel de nacht ervoor op het bankje, om op tijd te zijn.’ ‘Als het bankje er dan nog staat,’ besloot ik.’

U begrijpt mij helemaal als ik zeg dat dit verhaal van een liefde in oorlogstijd ook een loflied op de liefde is.