06-06-2017

BOMMELSAGA IN OBLONG – HET VIBREERPUTJE

 

De komende weken wil ik met uw goedvinden in onze media de revival, de renaissance, de wederopstanding, de wedergeboorte bewerkstelligen van een heer van stand die in 1986 zijn vaarwel zei. Na 177 maal via woord en beeld van zich hebben doen spreken bij jong en oud. De aanleiding tot deze annonce van een nieuw leven is de geboorte van drie tekenen van leven van  hoofdpersoon Olivier B. Bommel. Het gaat om de hardcovers Ingrijpende gebeurtenissenDit schreeuwt om wraak en Bevend van woede  van Marten Toonder en uitgeverij De Bezige Bij. Met op alle drie omslagen de blijde mededeling ‘15,- euro- 12.50 euro met de kortingsbon uit NRC Handelsblad’. Het eerste deel van mijn opschrift kent het woorddeel ‘saga’ en inderdaad gaat het om  heldenverhalen. In deze van een stripfiguur die met zijn maat Tom Poes in 1941 zijn opwachting maakte in kranten en weekbladen. Als hommage aan hun schepper Toonder en om ons als lezers en kijkers te gerieven startte De Bezige Bij in 2008 met een ambitieus project: het uitgeven van alle Bommelverhalen in zestig delen. In oblongformaat, dus langgerekt met dezelfde vorm en afmeting als waarin ze in de krant verschenen.
Het colofon in het deel dat ik nu in de schijnwerpers wil zetten, ‘Ingrijpende gebeurtenissen’ zegt het zo: ‘Ingrijpende gebeurtenissen’ kwam tot stand onder auspiciën van de Stichting Het Toonder Auteursrecht, in samenwerking met Uitgeverij De Bezige Bij en NRC Handelsblad. Deze uitgave maakt deel uit van de reeks ‘Alle verhalen van Olivier B. Bommel en Tom Poes’. Dit is deel 10 van in totaal 60 banden. Met deze uitgave krijgen de verhalen hun definitieve vorm. Alle illustraties zijn gedigitaliseerd en waar nodig gerestaureerd, en de teksten zijn gecorrigeerd op inconsequenties en taalfouten. De basis voor de teksten vormt de laatste Bezige Bij-uitgave waar Marten Toonder als auteur nog bij betrokken is geweest.’

In ‘Ingrijpende gebeurtenissen’ passeren drie avonturen van Olivier B. en de zijnen de revue onder de titels van Tom Poes en het vibreerputjeTom Poes en het Solfertje en Tom Poes en Horror de Ademloze.  De eerste story start met een inleiding van de hand van Toonder-biograaf Wim Hazeu. Ik citeer: Tom Poes en het vibreerputje – Toonders zoon Eiso vertrouwde mij toe dat de aanleiding van dit verhaal uit 1949 een ware gebeurtenis was. De directeur Publiciteit van de Philipsfabrieken had hem verteld dat een wichelroedeloper ongevraagd zijn huis binnenstapte omdat hij een aardstraal volgde. De kunstenaar Terpen Tijn breekt door de haag van de heer Bommel en ontsluit in diens tuin een bron. Wie het bronwater drinkt raakt in hogere sferen. Het massale gebruik van het water ontwricht de Rommeldamse samenleving doordat niemand meer iets uitvoert, behalve dan gedichten maken. Terpen Tijn wilde in dit tweede verhaal waarin hij optrad de wereld verbeteren. Bronwater zou een heilzame werking kunnen hebben. Later beperkte hij zich tot het scheppen van onrustbarende kunstwerken. Achteraf is het verhaal profetisch, want in de jaren zestig kwam er belangstelling voor bewustzijnsruimende drugs als lsd om ‘high’ te kunnen worden. De in dit verhaal gebezigde termen ‘vibrerende mens’ en ‘grofstoffelijke mens’ komen niet alleen in het werk maar ook in de correspondentie van Toonder terug. Tot nu toe had Toonder tekenpennen gebruikt voor het in inkt zetten van de potloodschetsen. Hier paste hij voor het eerst de penseeltechniek toe.’ Daarna staat: ‘Dit is het 34ste avontuur van de heer Bommel en Tom Poes. De stroken met de nummers 560-612.  Het verscheen voor het eerst in NRC Handelsblad van 6 januari 1949 tot en met 8 maart 1949.  Bij De Bezige Bij werd dit verhaal uitgegeven als Het vibreerputje (1957) en werd gepubliceerd in de bundel ‘Avonturen van Tom Poes (1977) en in ‘Avonturen van Tom Poes 7 (2007).’

Op de omslag van Ingrijpende gebeurtenissen staat dit bericht van Bommel himself onder het motto ‘Ik ga een Comité ter Bestrijding van Prentverhaaltjes oprichten.’ Ik citeer 'Aan den lijve heb ik ondervonden hoe ik in de ban geraakte van de dagelijkse avonturen van een kloeke held met atoomogen en een radarhoofd. De dames Doeselaer, auteurs van de kinderboeken Haasje Zonnebrand, Hoe het Haasje Zonnebrand verder ging en Verhalen uit het Land van Haasje Zonnebrand, hebben mij echter de ogen geopend. Beeldverhaaltjes die aan het zieke brein van een prullig tekenaar zijn ontsproten zijn geen geestelijk voedsel voor een heer. Ook het tere kinderzieltje wordt licht beschadigd door dit soort vergif. Wat deze bundel zo leerzaam maakt, is dat we niet alleen kennismaken met de bedroevende wanproducten die men nu strips noemt, maar ook met de beklagenswaardige maker ervan. Ik spreek het vertrouwen uit dat u na lezing van dit stichtelijk verhaal uw handen niet meer aan het gladde ijs van het medium strip zult branden.' - zo gaf heer Bommel ons per brief te kennen.’

Het vibreerputje start zo: ‘Op een mooie middag in de zomer was heer Bommelbezig om zijn tuin op te knappen. Hij zat in een prettige houding in zijn ligstoel, zijn tuingereedschap lag dicht bij de hand en de zon scheen warm. ‘Een mooie dag,’ mompelde heer Ollie dromerig. ‘Echt een dag om de haag te gaan…snoeien…snoeien… hm…Waar is mijn snoeischaar? O ja…daar…alles is in orde! Haag…snoeien…Hm…pfff… Warm! Komaan…Haag…Hm…pfff… hmmmm…’ Heer Bommels ademhaling werd steeds regelmatiger en zijn oogleden zakten naar beneden. Maar toen veerde hij met een schok rechtop. De haag begon te ritselen en te schudden en een gestalte brak er kracht doorheen. Het was de schilder Terpen Tijn. Hij had een wichelroede in de handen en stapte met een vergeestelijkte uitdrukking in de ogen het grasveld op. Achter hen aan liepen twee in stemmig zwart geklede figuren, die al even dromerig keken.’’
De drie zijn op zoek naar de vibratiedinges en willen een put graven in Bommels tuin.

Uiteraard vertel ik u de plot van Het vibreerputje niet, maar wel wil ik u de vaste Bommel-personages voorstellen die ook in dit verhaal vol wederwaardigheden acte de présence geven. Naast beer Olivier B. Bommel, heer van stand, zijn dat kat Tom Poes, vriend en eeuwige redder, hond Joost, trouwe bediende, hond commissaris Bulle Bas, norse man van politie, buldog Bul Super, zakenman en gewetenloze boef, nijlpaard burgemeester Dickerdack, opportunistisch bestuurder, buldog Bul Super, zakenman en gewetenloze boef, diens kompaan Hiep Hieper en gans Wammes Waggel, altijd vrolijke levensgenieter. Aan het slot van het avontuur zitten Bommel en Tom Poes op slot Bommelstein aan de traditionele, eenvoudige maar voedzame maaltijd.
Mijn ouders Leen en Beatrix , mijn broers en zus Jan, Ben en Ina, onze kinderen Muel, Time en Briam, onze kleinkinderen Sarah, Doortje, Chiel, Sem, Stijn, Guus, Ot, Fien en Daaf genoten, blijven genieten of gaan genieten met volle teugen van de creaties van Marten Toonder. De Bezige Bij wordt bedankt! Een volgende keer gaan wij weer grasduinen in Bommelsaga in oblong.

DE TOLK VAN JAVA

 

Ik wil u doen proeven van een roman die een paar weken terug in de prijzen viel en daardoor opnieuw in de lijst van bestsellers de eerste plaats opeiste. Op de omslag prijkt de annonce ‘Winnaar Libris Literatuur Prijs 2017’ en in het intro en op de omslag onderschrijven toonaangevende recensenten deze onderscheiding. Het gaat om de 542 bladzijden tellende paperback De tolk van Java van Alfred Birney en van uitgeverij De Geus met de ondertitel ‘Waarin de herinneringen van een kamerolifantje, de memoires van een oorlogstolk gehamerd op een schrijfmachine, onderbroken met verhalen, brieven en gemopper van de oudste zoon, becommentarieerd door zijn broer’. De opdracht en het motto voorin zetten verder de toon, want ‘In memoriam mijn ouders, ooit de kaalkop en het kamerolifantje’ en ‘There are no mistakes in life Some people say It is true sometimes You can see it that way’ van Bob Dylan. Ik wil u de smaak van het proza van Birney te pakken laten krijgen door het eerste stuk ‘Gitaar en schrijfmachine’ integraal aan u door te geven. Maar eerst geef ik u de tekst van De Geus op de omslag en de lofrede die juryvoorzitter Janine van den Ende bij de ontknoping hield. Walter van den Berg, Arnon Grunberg, Jeroen Olyslaegers, Marja Pruis en Lize Spit waren de laatste mededingers naar de onderscheiding naast Alfred Birney. Voorlopig tot slot: over een paar weken wisselen wij hier onze leeservaringen met elkaar uit.

De Geus: ‘Voor een Helmondse schoenmakersdochter, een Indische voormalige oorlogstolk en hun zoon bestaat er geen heden. Alleen een belast verleden. De zoon achtervolgt zijn ouders met vragen over de oorlog in Nederlands-Indië die woedt in het gezin. Hun verhalen zijn spannend, hilarisch, gruwelijk, niet te bevatten, rauw, maar niet zonder humor.’

Janine van den Ende: ‘In zijn roman De tolk van Java rekent Alfred Birney af met talloze mythen over ons koloniale verleden en de directe gevolgen daarvan voor de betrokkenen en hun nazaten. Enerzijds doet hij dat aan de hand van de herinneringen van een getraumatiseerde KNIL-militair in de Bersiap, de gewelddadige periode in Nederlands-Indië die begon na de capitulatie van de Japanners in 1945 en eindigde met de politionele acties van 1947 en 1949. Deze bloedige, wrede tijd wekt de schrijver op een originele en bovenal volstrekt geloofwaardige manier tot leven. Morele kwesties zoals verraad en loyaliteit, die in dit deel van de roman een belangrijke rol spelen, worden versterkt door de gejaagde, meeslepende documentaire stijl. Die stijl is zo trefzeker, dat de lezer het er vaak benauwd van krijgt en zich bijna medeplichtig voelt aan de beschreven wreedheden. In een tweede verhaallijn vertelt Birney het relaas van de gekwelde zoon van de KNIL-militair in het benauwende Nederland van de jaren zestig, waarin over de dekolonisatie van Nederlands-Indië werd gezwegen. Huiselijk geweld, kindermishandeling, jeugdtehuizen, verscheurdheid tussen twee culturen en de verhouding tussen een angstige zoon en een psychisch gestoorde vader voeren hier de boventoon. Naast het vele geweld biedt Birney in dit al even beklemmende deel van de roman ook vermaak aan de hand van droge, humoristische dialogen. Net als in het relaas van de vader is ook nu de stilistische gave van de auteur allesbepalend, omdat die de zoon de mogelijkheid biedt om de onafgebroken vernederingen door zijn vader te relativeren en hij er de kracht aan ontleent om verder te leven. Het geheel levert een beklemmende, veelzijdige en literair uitstekende roman op, die niet alleen een besmette periode uit onze geschiedenis in een nieuw daglicht stelt, maar die ook de blijvende gevolgen van een burgeroorlog voor gewone mensen op een indringende wijze belicht.’

Alfred Birney; ‘Gitaar en schrijfmachine - Als jongeman zag mijn vader in Soerabaja de Vliegende Sigaren van de Japanse luchtmacht zijn ouderlijk huis aan puin bombarderen, hij zag Japanse soldaten burgers onthoofden, hij werd gemarteld wegens sabotage in dienst van het zogenoemde Vernielingskorps en in een ijzeren kist onder de brandende zon te smoren gelegd, hij zag Japanse soldaten Australische krijgsgevangenen in open bamboekisten aan de haaien voeren, hij zag Punjabisoldaten in Engelse dienst Japanse soldaten besluipen en ze de strot doorsnijden, hij hoorde over de dood van een neef aan de Birmaspoorlijn, hij hoorde hoe zijn lievelingsoom door Japanse soldaten was doodgemarteld op het landgoed van zijn vaders familie, hij verraadde de Japanse vriend van zijn zuster, die als animeermeisje aan de kost kwam, hij wees de geallieerden de weg in de hitte van de Javaanse Oosthoek, waar opstandige Indonesiërs ondersteboven hangend aan de enkels werden verhoord terwijl hij optrad als tolk en de schrijfmachine hanteerde, hij hielp de geallieerden met het platbranden van desa’s, hij zag brandende opstandige jongelingen schreeuwend van de pijn hun eenvoudige huisjes uit rennen en overhoop geschoten worden, hij leerde schieten en doorzeefde op een treinstation een vrouw en zuigeling, achter wie een Javaanse vrijheidsstrijder zich had verscholen, hij kreeg als hoofd van de afdeling Verhoor van Gevangenen in Djember de hardnekkigste zwijgers aan het praten, hij reed met een pantserwagen op een landmijn en stortte tachtig meter een ravijn in, hij kreeg het bevel van een Hollandse adjudant om het transport te begeleiden van honderd gevangenen van de stadsgevangenis van Djember naar het station Wonokromo en mocht aan het einde van de veertien uur durende rit zesenveertig lijken van gestikte mensen uit de goederentrein slepen, hij vond een Indovriend terug die zichzelf voor de kop had geschoten nadat hij had ontdekt dat zijn meisje met een Hollandse soldaat het bed had gedeeld, hij maakte tijdens de Bersiap jongens af met wie hij nog een appeltje te schillen had, maar het ergst van alles vond hij dat tijdens de Eerste Politionele Actie de hals van zijn gitaar brak. Of ben je dat laatste vergeten, Pa, omdat je het misschien verzonnen had?

Het gebeurde tijdens het passeren van twee elkaar tegemoetkomende konvooien. Iemand hield de loop van zijn mitrailleur niet binnenboord en jij de hals van je gitaar niet. De mitrailleur was van onbekende makelij, je gitaar een originele Amerikaanse Gibson, de droom van elke Indo, een instrument waar alle grootheden op speelden, een juweel waarvoor je zelfs het mooiste meisje van de krokodillenstad zou inruilen. Je was een grote man voor me, en een angstwekkende verschijning, toen je me dit lachend vertelde in een kille Hollandse huiskamer. De gitaar had jou en je kornuiten vergezeld, al schrijf je er nergens over, en zo lang het instrument leefde, leek de oorlog op een gezellig schoolreisje: beetje rondlopen, beetje keten, beetje kanen, lekker krontjongen in de desa en gluren naar brouwen die zich wassen in de rivier, al die schelmenverhalen die ik als kleine jongen avond na avond van jou moest aanhoren. Boven het voeteneinde van je bed in Soerabaja had het portret van de Koningin der Nederlanden gehangen, terwijl die makkers van je met die groene baretten, pin-ups op hun tanks plakten. Jouw grote droom was voor hen een aardig betaalde klus, en voor de gekken onder hen een avontuur. Die mariniers van het eerste uur waren opgeleid in Amerika, en helden in jouw ogen. Hardleers als jij bent, zou je je hele leven die idiote Amerikaanse speelfilms blijven kijken waarin oorlog voor helden is en vrede voor lafaards. Je weigerde volwassen te worden, je bent altijd die jongen van twintig gebleven, niet?’

INDIA

 

Een lust voor het oog, een streling van het gemoed, een gave voor de geest, een weldaad voor de vrije tijd, een must in de hand is het boek dat een groot land in the picture zet. Ik leg voor u neer de 672 bladzijden tellende, van meet tot finish kleurrijk geïllustreerde Capitool Reisgids India van Uitgeverij Unieboek Het Spectrum. Op de omslag voor- en achterzijde nodigen de volgende items ons het handboek binnen. ‘Tempels Cultuur Paleizen + 1965 Foto’s Illustraties en Kaarten’ en ’90 Kaarten 1775 Foto’s 100 Illustraties De smaken van India – lokale producten en  klassieke gerechten Boordevol foto’s, illustraties en kaarten Opengewerkte tekeningen en plattegronden van de belangrijkste bezienswaardigheden Ruime selectie hotels en restaurants Stranden, markten, bezienswaardigheden en festivals van stad tot stad Wandelingen, rondritten en thematochten’ Niet de eerste de beste media uiten daaronder hun loftuitingen want van Reizen ANWB, Algemeen Dagblad, Parool en Vrij Nederland.

Op de site zegt de uitgever het zo: ‘Een onvergetelijke ervaring. India is een zeer afwisselend land. Binnen zijn geografische grenzen, van de Himalaya in het noorden tot het tropische zuiden, kent het land een duizelingwekkende mix van culturen, talen, bevolkingsgroepen, religies en leefstijlen. De hoofdstad Delhi is een belangrijke plaats voor het land. Tot de beroemdste monumenten behoren de Qutb Minar, het Mausoleum van Humayun en het Rode Fort, die alle drie op de Wereld Erfgoedlijst van Unesco staan. In de reisgids India is het land opgedeeld in tweeëntwintig gebieden. Elk gebied wordt in een apart hoofdstuk beschreven. Ieder hoofdstuk bevat foto's, illustraties en kaarten, opengewerkte tekeningen, driedimensionale beelden en plattegronden van de belangrijkste bezienswaardigheden. Met ook Bollywood, geschiedenis, accommodatie, restaurants, amusement, natuur en architectuur. Met de frisse nieuwe lay-out, nieuwe hotel- en restaurantpagina's, verbeterde kaarten en nieuwe reisroutes heeft de reisgids een complete make-over gekregen. Na enkele korte inleidende hoofdstukken over geografie en geschiedenis worden de volgende regio's beschreven: Delhi en het noorden, Centraal-India, Oost-India, West-India, Zuidwest-India en Zuid-India. De informatie, in klein lettertype, is compact en niet al te diepgravend. Per regio worden de hoogtepunten goed aangegeven door 'bezienswaardigheden in het kort' met kaartje en 'sterattracties'. Het boek besluit met praktische tips: accommodatie, restaurants, vervoer, etiquette. Een register van achttien pagina's en een plattegrond besluiten het boek. De gids is visueel interessant.
Om u deze kapitale gids in te loodsen geef ik u wat ‘dorre’ informatie door met de bedoeling dat u weet wat u te verwachten staat. Voor hen die niet zo geïnteresseerd zijn in een tocht naar India: de volgende gegevens geven de context voor het nieuws over dit land. Om deze gids op haar waarde te beoordelen reik ik u een dertigtal sightseeings volgens Wikipedia aan en gaan wij een volgende keer traceren of onze Capitool Reisgids up to date en to the point is!  

India, officieel de Republiek India is een land in Zuid-Azië  Met 1.266.883.598 (2016) inwoners is het na China het een na grootste land ter wereld naar inwonertal. Wetenschappers verwachten dat India in 2050 het land met het hoogste inwonertal ter wereld zal zijn. India ligt op het Indisch subcontinent en is voor het grootste deel een schiereiland, dat in het westen en zuiden grenst aan de Indische Oceaan en in het oosten aan de Golf van Bengalen. In het noorden grenst het land (van west naar oost aan Pakistan, China ( voornamelijk Tibet ), Nepal, Bhutan, Myanmar en Bangladesh. Ten zuidoosten van India in de Indische Oceaan ligt de eilandstaat Sri Lanka en ten zuidwesten ervan liggen de Maldiven. De hoofdstad is New Delhi, maar de grootste stad van het land is Bombay. India is een federale republiek onderverdeeld in 29 staten, zes unieterritoria en één nationaal hoofdstedelijk territorium. De Veda's hebben geen naam gegeven aan India. De naam India is afgeleid van ‘Sindhu’, de lokale naam voor de rivier de Indus (van de Sanskriet stam ‘ind’: druppel). India ligt op het Indiase schiereiland en bestaat ruwweg uit drie delen. Het noorden van het land is zeer bergachtig met een gedeelte van de Himalaya bergketen (hoogste punt Kanchenjunga 8598 meter) en uitlopers daarvan zoals de Pamir en  Karakoram. Hierna de vlakte met grote rivieren zoals de Ganges en de Brahmaputra die beginnen in de Himalaya en de noordelijke vlakten zeer vruchtbaar maken. In het westelijk gelegen gedeelte ligt hier de Tharwoestijn. Het zuiden van India is een groot plateau genaamd het ‘Dekan’. Dit plateau ligt tussen de Golf van Bengalen in het oosten en de Arabische Zee in het westen. Het plateau wordt van de kust gescheiden door twee bergketens: de Oost-Ghats en de West-Ghats.

India is ook het thuis voor verscheidene grote rivieren zoals de Ganges,  Brahmaputra, Yamuna, Godavari en de Krishna Slechts een klein gedeelte van de loop van de rivier die aan het land zijn naam geeft, de Indus, ligt op Indiaas grondgebied. Met Pakistan werd reeds in 1960 het Indus Waterverdrag afgesloten, om het beheer over het rivierbekken te regelen.
India heeft door zijn grootte verscheidene klimaatzones, variërend van een tropisch klimaat in het zuiden tot een gematigd klimaat in het noorden. Het grootste gedeelte van India wordt ook gekenmerkt door een moessonklimaat en kent 3 seizoenen. Het koele seizoen van oktober tot februari, het hete seizoen van maart tot juni en het regenseizoen van midden juni tot september. De stad Delhi heeft een regenval van ongeveer 640 mm per jaar. De zuidwestelijke kust en het noordoosten van het land kennen veel meer regenval. In Darjeeling  in het noordoosten tegen Nepal kan de regenval oplopen tot 3040 mm. Dit in tegenstelling tot de Thar-woestijn in het noordwesten, waar de neerslag niet hoger is dan 50 mm. Het centrale Deccan-plateau is relatief droog. India is de bakermat van verschillende religies, waaronder het hindoeïsme, boeddhisme en het sikhisme. Ook de islamheeft een belangrijke invloed op de Indiase geschiedenis en India hoort, samen met Indonesië en Pakistan tot de top drie van landen met het grootste aantal moslims. India kent geen staatsgodsdienst en is officieel een seculier land.

Sightseeings Ajanta Bodhgaya Darjeelingspoorweg Ellora Fatehpur Sikri Qutb Minar Sundarbans Taj Mahal Grotten van Ajanta Grotten van Ellora Fort van Agra Zonnetempel van Konarak Groep monumenten bij Mahabalipuram Kerken en kloosters in Goa Monumentengroep bij Khajuraho Monumentengroep bij Hampi Monumentengroep bij bij Pattadakal Grotten van Elephanta Chola-tempels, uitgebreid in 2004 Boeddhistische monumenten bij Sanchi Humayun's tombe, Delhi Qutb Minar en zijn monumenten, Delhi Bergspoorwegen in India, uitbreiding in 2005 van de Darjeelingspoorweg Mahabodi tempelcomplex in Bodh Gaya Rotsschuilplaatsen van Bhimbetka Archeologisch park  Champaner-Pavagadh Het treinstation Chhatrapati Shivaji Terminus Chinese visnetten bij Kochi.
 

RUMOER IN DE STAD

 

Een kijk- en leesalbum heb ik voor u dat een lust voor het oog en een streling van het gemoed is. Een kunstboek dat het bruisende stadsleven van meer dan een eeuw terug door schilders vervat, daar gaat het om. Ik leg voor u op de toonbank het 236 grote bladzijden tellende, van begin tot eind magistraal geïllustreerde hardcover Rumoer in de stad van Frouke van Dijke en vele anderen en van uitgeverij W Books met de ondertitel ‘De schilders van Tachtig’. De prachtige reproductie op de voorzijde en achterzijde van ‘De Dam (De Nieuwe Kerk te Amsterdam) uit 1891 van George Hendrik Breitner zet meteen de toon.  Als Nederlandse impressionist van omstreeks 1880 ging hij niet zoals zijn voorgangers van de Haagse School voor het landschap maar voor de stad. De titel zal u duidelijk zijn en waar de subtitel voor staat zet Frouke van Dijke uiteen in het eerste chapiter ‘Voorsteden en achterbuurten – De sensatie van de stad’. Ik citeer haar: ‘De wildgroei aan winkels, cafés en danshuizen doet de stad bruisen van energie. Voor kunstenaars is het een modern paradijs dat de zintuigen prikkelt. De paardentrams zorgen dag en nacht voor kabaal; gas- en elektrisch licht introduceren allerlei optische effecten ; om maar niet te spreken over de ‘kwaden reuk’ die wordt verspreid door het grachtenwater. Het gewemel van paardentrams en voorbijgangers lokt Breitner en Israels naar de Dam en het Rokin. Breitners ‘Avond op de Dam’ toont de kakofonie van de grote stad. Honden rennen over het plein waar het ’s avonds nog een drukte van jewelste is. De helderblauwe uniformen van een aantal dienstmeiden steken af tegen de donkere lucht. Hun figuren werpen diepe schaduwen. Breitner schilderde ze met grote snelheid, alsof hij het gekrioel zoveel mogelijk wil vastleggen, voordat ze uit zijn gezichtsveld zijn verdwenen. Sommigen van hen bestaan daardoor slechts uit vegen. Helgele verlichting schijnt vanuit de tramcabines. Het geraas van het moderne leven speelt een centrale rol in de kunstwerken van de schilders van Tachtig.’

Het vooral platenboek Rumoer in de stad is zo mooi van beeld dat toen ik erdoorheen wandelde steeds in mij opkwam de eerste zin van het gedicht Endymion uit 1818 van John Keats ‘A thing of beauty is a joy for ever’. U weet van mij dat ik vooral die schilderijen bemin die figuratief zijn. Ik ben erin vooral geïnteresseerd hoe de kunstenaar de wereld om zich persoonlijk ervaart. Zijn beeld moet dan wel herkenbaar zijn, dient in een concrete relatie te staan met de werkelijkheid. De wereld in het gemoed van de schilder boeit mij niet zo vandaar dat ik niet zo’n affiniteit heb met de moderne kunst. Het olieverf op doek ‘De Dam’ etaleert hoe Breitner zijn leefwereld beleeft, ervaart, ondergaat. Om u Rumoer in de stad in te lokken zeg ik u welke twintig schilderijen mij veel deden. Met het verzoek aan u mij te berichten wat uw keuze is. De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat ik uit emotie de illustraties in het boek af en toe streelde. Zo gaaf zijn ze. Maar eerst geef ik u de tekst bij de begeleidende expositie in het Gemeentemuseum Den Haag’.

Zoals de kunstenaars van de Haagse School naar buiten trokken om het landschap te schilderen, zo ontdekte de volgende generatie kunstenaars het straatleven. Vanaf de jaren 1880 kiezen jonge schilders als George Hendrik Breitner, Isaac Israëls en Willem Witsen het stadsleven als onderwerp voor hun tekeningen en schilderijen. Het centrum van de schilderkunst is niet langer Den Haag maar Amsterdam. Het Gemeentemuseum Den Haag presenteert deze ‘Tachtigers’, ook wel de Nederlandse Impressionisten genoemd, sinds lange tijd weer in een grote overzichtstentoonstelling. De verschuivingen in de kunstwereld vallen samen met een grote verandering in de samenleving. Vanaf 1870 groeit de bevolking in de steden voor het eerst sneller dan op het platteland. Amsterdam, Den Haag en Rotterdam verdubbelen in omvang. De trek naar de stad heeft als gevolg dat er nieuwe wijken ontstaan rondom de ‘binnenstad’. Als oplossing voor de woningnood worden er voorsteden gebouwd.
Dankzij de industrialisering en een groeiende welvaart worden luxe en vermaak aan het einde van de negentiende eeuw voor het eerst voor de massa bereikbaar. Het uitgaansleven, dat is komen overwaaien vanuit Frankrijk, wordt vastgelegd door kunstenaars. Zij tonen de stad in al zijn schoonheid én lelijkheid. Ze schilderen straatfeesten en kroegen, maar ook chique modehuizen, restaurants en theaters. Ze hebben allemaal hun eigen kijk op het leven, want de moderne stad kent meerdere gezichten: aan de ene kant zijn er de luxe en vertier, daartegenover leeft een groot deel van de bevolking in armoede.

Breitner schildert zowel winkelende dames als hardwerkende arbeiders. Israëls verbeeldt chique modeshows en volkse café’s, Jacobus van Looy legt een hossende menigte tijdens het Oranjefeest vast. Het is de dynamiek van de stad die hen aantrekt, terwijl andere kunstenaars als de gevoelige Witsen en Eduard Karsen zich specialiseren in het verstilde stadsgezicht. Tezamen brengen de schilders het 19e- eeuwse Amsterdam, Den Haag en Rotterdam tot leven. Met trams op het rumoerige Rokin, de eerste elektrische verlichting, verleidelijke etalages en voortdurende bouwwerkzaamheden. ‘Rumoer in de stad. De schilders van Tachtig’ is een vervolg op de succesvolle tentoonstelling ‘Holland op z’n mooist. Op pad met de Haagse School’ uit 2015, waarin de veranderingen van het landschap door de schilders van de Haagse School werden vastgelegd. Deze keer richt de tentoonstelling zich op de volgende generatie kunstenaars die het moderne leven in de stad verbeelden. Door middel van een grote selectie van meer dan 100 schilderijen en tekeningen, alsook fotografie, documentatiemateriaal en een bijzondere groep schetsboeken van Isaac Israëls wordt het moderne stadsleven inzichtelijk gemaakt. Door een samenwerking met het Literatuurmuseum zijn er bijzondere eerste uitgaven te zien van dichters als Willem Kloos, Albert Verwey en Herman Gorter.’

De twintig schilderijen in Rumoer in de stad die mij een historische maar vooral een artistieke ervaring gaven:
Jacob Maris – Slatuintjes bij Scheveningen (63)
Paul Gabriël  - Scheveningen (64)
Vincent van Gogh – Gezicht op de Nieuwe Kerk en oude huizen in Den Haag (70)\
George Hendrik Breitner – Cavalerie (74)
Isaac Israels – De begrafenis van de jager (76)
Willem de Zwart – Station Staatsspoor met paardentram Den Haag (82)
George Hendrik Breitner – De Dam (De  Nieuwe Kerk te Amsterdam (85)
George Hendrik Breitner – Vrouwen op het Rokin Amsterdam (90)
Isaac Israels – Dienstmeisjes op de Leidsegracht (98)
Isaac Israels – Hoedenwinkel van Mars op de Nieuwendijk te Amsterdam (121)
George Hendrik Breitner – Het Rokin (125)
Willem Witsen – Gezicht op de Leidsegracht en Herengracht (127)
Willem Witsen – Onderhuizen aan de Voorstraathaven te Dordrecht (128)
Willem Witsen – Jodenhouttuinen Amsterdam (129)
Eduard Karsen – Prinsengracht in Amsterdam (135)
Eduard Karsen – Poort van de kerk te Enkhuizen (148)
George Hendrik Breitner – Voor de spiegel (162)
George Hendrik Breitner – Heiwerk aan de Van Diemenstraat Amsterdam (180)
Jacobus van Looy – De tuin (175)
Floris Amtzenius – Kermis (177)
Een volgende keer trek ik nog eens met u door Rumoer in de stad!
 

IN HET BUITENGEBIED

 

Ik wil u het begin van een literair werk aanreiken van een auteur die ik sinds zijn debuut in 1983 Nathan Sid met hart en ziel volg: Adriaan van Dis is zijn naam. Indische duinenFamilieziek,  De wandelaarTikkop , Ik kom terug zijn titels die ik bij u van de in 1946 geboren vooraanstaande en spraakmakende schrijver. Het gaat nu om de 142 bladzijden tellende hardcover In het buitengebied uitgegeven door Atlas Contact met de intrigerende ondertitel ‘Roman in verhalen’. Het motto voorin is meteen raak want ‘Op een koude morgen de eieren uit het hok halen, ze in de zak van de ochtendjas laten glijden en hun warmte tegen mijn dij voelen. Ik word aangeraakt.’ Voordat ik u de eerste bladzijden van het chapiter ‘Akiko’ geef  citeer ik de uitgever op de wikkel. In het buitengebied is een roman over alleen wonen. Een schrijver heeft zich gevestigd in een afgelegen vallei - ver van de stad en zijn vrienden. De stilte is tastbaar. In de lente hoort hij de vliesjes van de haagbeuk knappen, maar het sterkst klinkt een tergende binnenstem die de man confronteert met zijn angsten en obsessies. Van Dis toont in deze roman-in-verhalen hoe kwetsbaar eenzaamheid kan zijn en hoe obsessief het verlangen naar de dood. Ook geeft hij in In het buitengebied een prachtig tijdsbeeld van een veranderend Nederland. Niet altijd even vrolijk, al weet Van Dis het met zijn ironie en zelfspot gelukkig licht te houden. Ja, vrolijk zelfs.’

Adriaan van Dis: ‘Akiko – ‘Je koopt bij de slager twee biefstukjes – twee, omdat je je schaamt alleen te zijn.’  Doe niet zo flauw, binnenstem, gun me mijn schaamte, je weet toch, er is veel veranderd sinds Akiko. ‘Maar ze eet geen biefstuk en je durft haar niet te laten zien.’
Ik dring haar niks op, dat hebben we afgesproken. Ze moet aan zoveel wennen. De buitenwereld kan even de pot op. Geduld is ons wachtwoord. Neem alleen al onze stemmen, we konden elkaar in het begin slecht verstaan. Het was als zoeken naar de juiste golflengte. Ze is per slot Japans en wist nauwelijks waar Nederland lag. We spreken Engels met elkaar, maar ze heeft een zwaar accent. Rare klemtonen, ze slikt lettergrepen in. Ik moest keer op keer vragen: ‘Wat zeg je, herhaal die zin alsjeblieft?’ Ze dacht dat ik doof was. Ik probeerde haar uitspraak te verbeteren – professor Higgins teaching Eliza Doolittle – maar betrapte me erop dat ik telkens mijn stem verhief en dan imiteerde ze mijn ergernis en schreeuwde ze net zo hard terug. Na weken vonden we allebei een goede toon en woordkeus. (Al moet ik nu wel oppassen dat ik niet met volle mond praat anders verstaat ze me nog niet.)
Er valt voor haar nog zoveel te ontdekken: mijn volle huis, een verwilderde tuin, met rozenstruiken waar je je aan kan openhalen. Wel even wennen voor een meisje dat uit een bonsaiwereld komt. Ze is Japanser dan ik dacht. Zeer gesteld op rituelen, vooral op het ritueel van de herhaling. En ik pas me aan. Moet je me thee zien drinken. Daar hebben we nu een kleine ceremonie van gemaakt. Buiten op het terras: ik met mijn kont op een kussen en zij in kleermakerszit tegenover mij. In kimono. Ik drink uit een porseleinen kom met gouden binnenkant en klop mijn groene thee met een bamboekwastje op. En dan kijkt ze zeer tevreden. Eén keer vroeg ik haar een lied te zingen, een theelied uit haar jeugd. Ze knikte, rechtte haar rug en zette een kinderstem op – snerpend als een krekel. Ik vroeg haar naar de betekenis, maar ze kende alleen de woorden. Ze is weliswaar in Tokio grootgebracht, maar haar vader, die haar gemaakt heeft tot wie zij is, heeft haar internationaal opgevoed. Akiko omarmt de wereld zonder zich te hechten. Ze weet meer dan ze kent. Haar woordenschat verbaast me elke dag. De Mini Crossword lost ze binnen één minuut op. Ze verslaat me keer op keer. Maar ze houdt me lenig. Het is 23 tegen 70. En ze is waanzinnig mooi. Ook daarom verstop ik haar een beetje. Ze is zo volmaakt als een perzik. Ik kan uren naar haar kijken en zuig haar schoonheid op.

Wie had ooit kunnen denken dat ik met een Japanse vrouw zou wonen. Japan was voor mijn familie een vloekwoord en stond voor oorlog, kamp en marteling. Japanse techniek was bij ons thuis taboe. En nu kniel ik voor een Japanse, leg ik mijn hoofd in haar schoot en streelt ze mijn kale kruin. Zo lief. En ze zegt de aardigste dingen – zinnetjes die ik haar zelf heb ingefluisterd. O, ze leert zo snel. Toen ik haar een week of wat geleden over de drempel droeg was ze verlegen en knikte ze hooguit ja en nee en nu wil ze mij optillen en begint ze de dag met een gedicht.
‘The poem refreshes life so that we share, For a moment, the first idea… It satisfies Belief in an immaculate beginning’ Een vlekkeloos begin van de dag. Wallace Stevens. ‘Hoe kom je daaraan?’ vroeg ik haar. Ze had naar iets Dutch gezocht – Stevens was Pennsylvania Dutch. Zo goedbedoeld. En knap. Ze doet haar best het mij naar de zin te maken: ‘I want to understand the Dutch.’ Het werd nog een heel gedoe om onze wederzijdse clichés uit te schakelen. Zo had ik een kimono voor haar gekocht – als welkomstgeschenk, naar Japans gebruik wonderschoon verpakt. Maar zij wilde liever klompen en een Delfts blauwe-tegeltjes-bh van Marlies Dekkers (een wens ingefluisterd door haar vader). Bh? Droegen Japanse vrouwen die dan? Hield een dagelijkse portie rauwe vis hun borsten niet klein en strak? Ze bloosde. Niet dat ik het zag, maar zo voelde haar afgewend zwijgen. Na lang bladeren vonden we elkaar in de ‘Home and Garden’-countrylook: groene laarsjes, een mantelpakje (niets opwindender dan een mantelpakje) en een stoere waxcoat. Je woont buiten of niet.
O, onze eerste keer in de moestuin. Zij op een stoel in haar laarsjes en waxcoat, starend naar een bed radijsjes, en ik geknield in de aarde woelend en bosje voor bosje – met de dauw nog op de witte wortels – in haar schoot leggend. En bloemen plukkend. Klaver, klaproos, guichelheil. Een hele vracht. Het rubber en het katoen kraakten als sneeuw in april. ‘Fetisjist!’ Ze had er geen woorden voor – maar ze straalde en begreep. Ja, ze brengt me veel geluk. Natuurlijk maak ik me dat wijs… maar ze laat me begaan. Ik lees haar voor, stukken uit de krant of een zin uit een boek die ik mooi vind, en steeds vaker komt ze dan met een onverwachte opmerking – meestal zinnig, dromerig soms. Een enkele keer heel abstract en dan begrijp ik haar niet. En als ik dat zeg, herhaalt ze het. Of ze excuseert zich: ‘I am very sorry that you do not understand me… it is my fault.’ Ik ben allergisch voor onderdanigheid. Heeft haar vader haar ingeprent, al noemt hij het: ‘Aziatische voorkomendheid.’ Gaan we beslist veranderen. De verleiding is groot haar uit te dagen. Ze is slim en die slimheid geeft haar lef. Dan spelen we verbaal pingpong. Soms komt Akiko al met een antwoord voor ik haar iets vraag. Ze kent mijn verlangens en merkwaardigheden en wijst me nu al vlekken aan die ik zelf nog niet heb gezien. Ze heeft de hele ‘Lost Art of House Cleaning’ uit haar hoofd geleerd. ‘Groene zeep,’ roept ze als ik een grasknie uit een broek probeer te wassen. ‘Soda,’ als ik een vette schaal in de afwasmachine zet. Niet dat ze een hand uitsteekt, toch stel ik haar adviezen op prijs. Meelezen, afkijken en anticiperen – daarin ligt haar kracht. De kippen zijn ook dol op haar. De geiten zijn nog niet zover. Moeten erg aan haar stem wennen. Beetje monotoon… al krijg ik er rillingen van. En het allerleukste: ze is volstrekt onvoorspelbaar.’[...]