02-07-2014

Cultuurmix 2 juli 2014

DE WERELD VAN HET WATER

Die zaterdagmiddag verkeerde ik in twee zalen van het door mij geliefde Museum Dordrecht, die gewijd zijn aan het werk van een van origine Dordtse schilder. Ik heb het over de tot en met 14 oktober gaande tentoonstelling De wereld van het water met stukken van Anthonie Pieter Schotel die leefde van 1890 tot 1958. Zijn passie waren water, schepen en havens, zijn fascinatie vormden lichteffecten en zijn devies was: kijken, nog eens kijken en snel schilderen wat het oog registreert. Schotel was vooral in zijn jaren aan de Merwede – hij woonde en werkte sinds 1926 in Volendam, Vlissingen, Rotterdam en Laren - een impressionistisch schilder, die bij voorkeur plein air het moment van de dag op zijn doeken wilde vatten. Aan u de uitdaging of beter de uitnodiging om als het u uitkomt ook naar het boven aan de Museumstraat te gaan en vervolgens een scala aan views van het door water omgeven centrum van de regio tot u te nemen. Ik verwijlde meer dan uur voor werken aan de wand die voor mij een juichend loflied zongen op water, lucht, licht, wolken, havens, kades, schepen, oevers. Zo zag ik ‘Zomer bij het Groothoofd te Dordrecht’, ‘Gezicht op de Grote Kerk in de winter’, ‘Schepen voor Dordrecht bij avond’, ‘Betsy’, ‘Havenkade met aangeankerde schepen’, ‘Bomkade in Dordrecht’, ‘Gemeerde tjalken aan de Bomkade’, ‘Wijnhaven vanaf de Nieuwbrug’, ‘Vissersschip voor Dordrecht bij avond’. En ook ‘Wijnbrug’, ‘Voorstraathaven’, ‘Gezicht op de Lombardbrug te Dordrecht’, ‘Schepen op de rivier voor Dordrecht’, ‘De jachthaven en het clubgebouw van de Koninklijke Dordrechtse Roei- en Zeilvereniging’. 

De topper lag voor mij bij de finish van de tentoonstelling, bij het schilderij ‘Schepen op de rivier voor Dordrecht’ dat pas een restauratiebeurt gekregen heeft. Vandaar dat naast het grote en grootse werk euforisch staat ‘De zon schijnt weer boven Dordrecht’. Dit werk is weer net zo stralend en helder van kleur als Schotel het in 1926 schilderde. Het grondige herstel in de oude conditie was noodzakelijk omdat het ontsierd werd door een sterk vergeeld vernis en enkele beschadigingen. De lucht die aanvankelijk groenig oogde, bleek na verwijdering van de vernislaag in een fris, helderblauw te zijn geschilderd. Ook andere partijen veranderden van kleur: gelige wolken zijn weer wit, de stad is weer koelblauw. En in het water van de rivier zijn Schotels geraffineerde kleurnuances opnieuw zichtbaar. In slow tempo gaande langs de Schotels van het water in en om Dordrecht raakte ik weer in verrukking van schilders die de wisseling der dingen om ons heen op heterdaad wilden betrappen. O, die spiegelingen in het vliedende water van Schotel, o, die spelingen van harmonie in het spel van boot en boord van Schotel, o, die gekleurde saluutschoten vanaf bevaren natuur door Schotel gelost.

Met de zinnen vol kleur en licht verliet ik De wereld van het water  toen al wetend dat ik een tweede keer bij u langs ga komen om de Schotels na Dordrecht de revue te laten passeren. Om dan anders getinte werken te noemen als ‘Haven van Volendam’ en ‘Haven van Stellendam’ en natuurlijk de beauty ‘Portret van Elisabeth Schotel-Goedvolk’ uit 1928. In een elegant festijn van roze, rood, blauw en groen laat Schotel zijn geliefde, zijn muze zien. ‘A thing of beauty is a joy for ever’. In het groen buiten passeerde ik een groep Duits sprekende gezellen die samengedromd waren voor het gedicht aan de muur van Jan Eikelboom uit 1979, ‘Tuin Dordrechts museum’, dat ik u bij mijn relaas over de nog tot 30 september lopende tentoonstelling Op zoek naar Pirosmani  integraal doorgaf. Nu volsta ik met de wenk van: gaat u ook eens de verzen live daar tot u nemen. Thuisgekomen wentelde ik mij door de 176 bladzijden van de door Thoth uitgegeven catalogus. Schotel komt in De wereld van het water goed uit de verf, Carole Denninger klaarde die verbale klus voorbeeldig. Zij heeft in haar rijk met illustraties gelardeerde monografie acht stukken nodig: ‘Telg uit een beroemd schildersgeslacht’, ‘A.P. Schotel, schilder te Dordrecht’, ‘Ménage à trois’, ‘Ik wil den botter volkomen in mijn macht zien te krijgen’, ‘Nieuwe uitdagingen: Vlissingen en Rotterdam’, ‘Gelukkig in Het Gooi’, ‘Duistere oorlogsjaren’, ‘Een moeizaam herstel’. Ook over dit kijk- en leesalbum hoort u nog.

  HOOG GEBOREN

Ik stel u in het vooruitzicht van een tocht die wij de komende weken gaan maken door een gids die ons voert door een althans voor mij terra incognita. Ik heb het over het 448 bladzijden tellende Hoog geboren van Ileen Montijn en van uitgeverij Contact met de ondertitel ‘250 jaar adellijk leven in Nederland’. Adeldom verplicht, vandaar dat voorin staat: ‘Bij de productie van dit boek is gebruikgemaakt van papier dat het keurmerk Forest Stewardship Council  (fsc) draagt. Bij dit papier is het zeker dat de productie niet tot bosvernietiging heeft geleid. Ook is het papier 100% chloor- en zwavelvrij gebleekt’. Ik moet zeggen dat de pagina’s van Hoog geboren heel gedistingeerd op mij overkomen en dat de woorden en zinnen daarop stipuleren wat Ileen Montijn in de entree zegt: ‘Adeldom is onderscheid. Wie van adel is, heeft het recht zich te tooien met titels of predikaten (zoals jonkheer, baron, gravin) en die ook vermeld te zien op alle officiële documenten.’

Van huis uit heb ik weinig met het fenomeen adel. In mijn geboortestek Kralingseveer op de oostelijke flank van Rotterdam hadden wij veel kerken maar nul kastelen. Toen en ook heel lang daarna waren er voor mij in geen velden of wegen telgen te traceren die een titel mochten voeren. Uiteraard waren er de leden van het Koninklijk Huis, maar immer was daar de afstand tussen hen en mij. De eerste keer dat ik me bij de Oranjes mocht voegen was in de zomer van 1961. Ik volgde de opleiding voor pionier in Harderwijk en in het kader daarvan gingen wij naar het Apeldoorns Kanaal om in aanwezigheid van koningin Juliana en prins Bernhard in no time  een noodbrug te leggen. Na de ceremonie protocollaire mochten kapitein Kits en ik een houten ponton op om eventuele vragen van de vorstelijke visite een antwoord te geven. Ik salueerde krampachtig, de vorstin glimlachte en haar gemaal begroette me met een kort: ‘Ga je gang vaandrig’. 
Vanuit Boskoop reden wij op een warme zaterdag in 1965 met buren Dullaart naar het oefenterrein de Vlasakkers bij Amersfoort om een militaire show op het land en in de lucht gade te slaan. Na de happening kwamen wij met de auto terecht in een rij van hofauto’s en politiewagens die luid toeterend te kennen gaven dat het koninklijk echtpaar na hun visite aan de hei de lunch op paleis Soestdijk wilde gebruiken. Voor de hekken daar dienden wij op bevel de stoet te verlaten. Onopgemerkt door de lijfwacht waren wij in het kielzog van de vorstin geraakt. Haar kinderen heb ik diverse malen in latere jaren mogen aanschouwen maar immer was daar de afstand. Zo dochter Beatrix in de Kunsthal en in het Museum Boijmans Van Beuningen, zo dochter Margriet op de Keukenhof. Zo schoonzoon Pieter tijdens de Open Monumentendag en in het Dordrechts Museum. Mensen van adel mocht ik gadeslaan maar distantie was letterlijk en figuurlijk voorgeschreven.

Drie keer heb ik met adellijke personages iets meer contact mogen hebben: ik luisterde naar baron Van Dedem, baron Van Hogendorp en Du Marchie van Voorthuizen. Het was 1966 toen Godert baron van Dedem de ambtsketting omkreeg van de gemeente Boskoop. Het was een grijze maandagmiddag toen de man bijkans in zijn uppie met de koets langs de Gouwe reed om in het huis aan de Zijde het versiersel te ontvangen. Van de school kregen wij geen vrijaf, dus hij bleef voor mij ongezien. Later heb ik meerdere malen Van Dedem horen oreren tijdens de maandelijkse zittingen van de gemeenteraad. Ik kon toen niet bevroeden dat ik zelf 28 jaar lang als gemeenteraadslid en als wethouder op het pluche mocht zitten, maar dan in Papendrecht. Ik ben me wel ervan bewust dat de politieke vonk oversloeg uit het vuur dat de voorzitter van de raad ten toon spreidde. Overigens: Van Dedem bleef de eerste burger tot 1977, toen hij vanwege politieke spanningen in het college ontslag vroeg. Het verhaal van zijn familie staat in ons Hoog geboren. Zelfs de illustratie van de omslag getuigt hiervan, want het gaat om  ‘W.J. baron van Dedem met geweer en jachtbuit (1925)’. In het hoofdstuk ‘Decor van het adellijk leven’ staat onder het kopje ‘De jacht’ o.a.: ‘De emotionele lading van een jachtboekje is af te lezen aan een exemplaar in het archief van de familie Van Dedem in Zwolle. Het is van Willem Jan, baron van Dedem, die eveneens op zijn elfde, in 1925 begon met jagen. Hij had een eigen geweer gekregen. De eerste kogel die hij afvuurde wordt ook in het archief bewaard; op de huls staat ‘Eerste schot met 1ste jachtgeweer door W.J.v.D.’ Een foto toont de jongen tussen twee zuilen voor zijn geboortehuis, De Colckhof bij Heino, met trotse blik, pet op, het geweer op de schouder en twee dode fazanten op de rug. Aan zijn voeten ligt een zevental dode konijnen. Willem Jan van Dedem stierf, twintig jaar oud, aan de ziekte van Weil, opgelopen bij het vissen op de grachten van het huis Den Berg. Zijn vader eerde de nagedachtenis van zijn zoon door het jachtboekje dat hij een paar jaar had verwaarloosd, aan te vullen met het overlijdensbericht. Hij schreef erbij dat Willem Jan niet lang voor zijn dood tot zijn grote vreugde zijn eerste reebok had geschoten, een zesender, op 75 à 80 meter. Een foto van het gedode dier plakte hij erbij.’ Ik vind het van innerlijke grootheid van Ileen Montijn getuigen dat zij haar boek siert met dit portret: een postuum saluut aan een jonge baron.

In de jaren zeventig nodigde een ver familielid mij uit om een kerkdienst bij te wonen van dominee Du Marchie van Voorthuysen die in 1901 op het landgoed Bornia in Driebergen geboren was en als moeder jonkvrouw Adolphine Julie Wittewaal van Stoetwegen had. De preek van de bevindelijke eerwaarde uit de Oud Gereformeerde Gemeenten in Nederland viel mij zwaar, maar dat adellijk bloed door zijn aderen stroomde, gaf mij soulaas. Montijn vertelt over de evenknieën van moeder. In de gemeenteraad van Papendrecht en op een plaatselijke sociëteit ontmoette ik frequent Frederik van Hogendorp, die op verzoek heel aimabel verhaalde over de geschiedenis van zijn geslacht, dat door toedoen van koning Willem 1 tot de adellijke stand verheven werd. In Hoog geboren lezen wij het hele verhaal over Gijsbert Karel van Hogendorp, die een belangrijke grondlegger van de monarchie was. Overigens: bij het verscheiden van zijn vader werd Frederik van baron graaf.

HET LAND VAN DON QUICHOT

De komende dagen, weken, en indien u beschoren is, maanden op het Iberisch Schiereiland kunt u meer allure en diepgang geven door een schat van een unieke gids. Ik heb het over het 392 bladzijden tellende, rijk geïllustreerde Het land van Don Quichotonder redactie van Raymond Fagel en Eric Storm en van uitgeverij Athenaeum-Polak & Van Gennep met de ondertitel ‘De Spanjaarden en hun geschiedenis’ en op de omslag het Escorial, het immense abdijcomplex van Filips II. Er staat u veel te wachten in dit wellicht ultieme boek over het wel en wee dat het Koninkrijk Spanje ten deel viel als het gaat om geografische, economische, sociale, religieuze, politieke en culturele omstandigheden. Dit is een mond vol maar ik haast mij te zeggen dat de vijf schrijvers aan ‘Het land van Don Quichot’ over het vermogen beschikken op toegankelijke, transparante, bijkans literaire wijze het Spaanse verleden uit de doeken te doen. Zij hanteren daartoe elf chapiters.

Ik noem u de titels ervan: ‘Spanje tussen Altamira en Guernica’. ‘De Spaanse middeleeuwen’, ‘Het ontstaan van een grootmacht, 1469-1543’, ‘Centrum van een wereldrijk, 1543-1598’, ‘Apocalyps en Siglo de Oro, 1598-1700’, ‘Verlichting en hervorming, 1700-1808’, ‘Absolutisme versus liberalisme, 1808-1874’, ‘De Restauratie, 1875-1931’, ‘De Tweede Republiek en de Burgeroorlog, 1931-1939’, ‘Het Spanje van Franco, 1939-1975’, ‘Het democratische Spanje, 1975-2011’. Dit klinkt u wellicht prozaïsch in de oren maar het knappe van het kwintet auteurs is dat het klip en klaar, ontspannen en onderhoudend het Spaanse verwoordt. Zo in het eerste hoofdstuk dat start met het verhaal over Altamira en Guernica. In 1879 ontdekte de achtjarige Maria de Sautuola in de grot van Altamira in de omgeving van Santander,kruipend en plat op de rug prehistorische tekeningen van herten, bizons en beren die het begin van de Spaanse geschiedenis vormen. Pablo Ruiz Picasso schilderde in 1937 zijn interpretatie van het wrede Duits- Italiaanse bombardement op het kleine stadje Guernica onder leiding van de fascistische leider Franco. Volgens de scribent Raymond Fagel lijkt er maar een kleine stap te liggen tussen Altamira en Guernica. Overigens: toen Duitse officieren in 1940 een bezoek brachten aan Picasso en het schilderij zagen en vroegen; ‘Haben Sie das gemacht?’, de schilder antwoordde met: ‘Nein, Sie’. Nu het Voorwoord.

Het land van Don Quichot is het resultaat van de samenwerking tussen vijf historici van het Instituut voor Geschiedenis van de Universiteit Leiden, die allemaal een bijzondere interesse koesteren voor Spanje en zijn geschiedenis. Samen verzorgen wij regelmatig hoorcolleges over de Spaanse geschiedenis, en daaruit groeide een aantal jaren geleden het idee om een boek te maken. Al snel werd duidelijk dat een geschreven tekst andere eisen stelt aan een historicus dan een reeks colleges, zodat het een geheel nieuw verhaal is geworden. De interesse en de specialismen van de auteurs bepalen de accenten in dit boek, zoals de nadruk op de Habsburgse periode en de Spaanse Burgeroorlog. Desondanks hebben we geprobeerd er een algemene geschiedenis van Spanje van te maken. De nadruk ligt op de politieke geschiedenis, hoewel ook de economische en culturele ontwikkeling besproken worden. Thema’s als de verhouding tussen Kerk en Staat, het functioneren van de politiek, de rol van het leger, de relatie tussen stad en platteland en die tussen de regio’s en het centrum komen in meerdere hoofdstukken terug, waarbij het historische kader niet veronachtzaamd is; in hoeverre was Spanje destijds anders? 
Hoewel de internationale context regelmatig in de analyse bedoelde wordt, komt de geschiedenis van het Spaanse wereldrijk in bijvoorbeeld Amerika, Italië en de Nederlanden alleen aan bod voor zover het van belang is voor ontwikkelingen in Spanje zelf. Door ook aandacht te besteden aan allerlei plaatsen van herinnering – van de grotten van Altamira, via het Alhambra en het Escoriaaal tot Picasso’s Guernica - kan het boek tevens een leesbare inleiding zijn voor reizigers die meer willen weten over de historische achtergronden van de hoogtepunten van de Spaanse cultuur. We hopen dat het boek met plezier gelezen zal worden door iedereen die geïnteresseerd is in Spanje en de Spaanse geschiedenis. Het sluit aan bij de huidige stand van het wetenschappelijk onderzoek, zodat het gebruikt kan worden als studieboek, maar het is toch vooral een verhaal geschreven door liefhebbers van de Spanjaarden en hun geschiedenis, door vijf Nederlanders in de voetsporen van Don Quichot.