28-09-2015

ALLEEN OP EEN EILAND

 

Een plaatwerk heb ik voor u, dat de lotgevallen vervat over de belevenissen van twee auteurs op een onbewoond eiland dat ik vanaf Schiermonnikoog op de kim zag liggen. Het gaat om het 36 bladzijden tellende, authentiek geïllustreerde Alleen op een eiland van Nienke Denekamp en uitgeverij Rubinstein met de ondertitels ‘Dagboek van een eilandbewoner’ en ‘Godfried Bomans en Jan Wolkers op Rottumerplaat’. Toen ik als student Nederlands in Utrecht proza van de twee tot mij nam, huisden zij ver van hun huis ieder een week in de uppie op dat oord in de Wadden.

Als de dag van gisteren herinner ik mij nog de relazen van Bomans en Wolkers, meer dan vier decennia terug. De een voelde zich zus en de andere zo. Godfried was introvert benard en Jan was extravert vrij. Toen het duo van wacht wisselde ging het op de kiek, met champagne in de hand. Dat wel weer. Op de hardcover van Alleen op een eiland staan de immer gevierde schrijvers. Nienke Denekamp trad virtueel in hun sporen en riep zodoende het verleden op in het heden. Nienke Denekamp kwamen wij recent tegen als een van de auteurs van het naar vorm en inhoud grandioze De Grote Van Gogh Atlas ook van Rubinstein. Lyrisch en euforisch rapporteerde ik u over het kijk- en leesalbum en dezelfde gevoelens komen in mij op bij de tocht door Alleen op een eiland, o.a. door de slogan op de cover ‘Inclusief mp3-cd met alle opnamen en bonusmateriaal’. En: de beste reclame voor dit werk is de annonce dat Nienke Denekamp van de partij is. Om u de smaak te pakken laten krijgen geef ik nu de tekst op de omslag en praat ik u bij over Rottumerplaat.

De uitgever: ‘Het radioprogramma ‘Alleen op een eiland: Dagboek van een eilandbewoner’ uit 1971 had een prachtig concept: schrijver woont in totale afzondering op onbewoond eiland. De enige verbinding met de bewoonde wereld is een radioverbinding. En zo kwam het dat het Waddeneiland Rottumerplaat in juli 1971 veertien dagen lang het toneel was van de schrijvers Godfried Bomans en Jan Wolkers. Radiopresentator Willem Ruis zocht vanuit het Groningse Warffum dagelijks contact met hen. Bomans vond het verschrikkelijk om zeven dagen alleen te zijn, in een tent, met alleen het gekrijs van duizenden meeuwen om zich heen. Wolkers beleefde de week eenzaamheid als een spannend avontuur, ontfermde zich over zieke dieren en vertelde ongegeneerd over zijn belevenissen. In dit boek reconstrueert journalist Nienke Denekamp in woord en beeld hoe het idee van Gouwswaard tot uitvoering kwam. Denekamp zoomt in op de aanloop, de omgeving en de techniek. Maar bovenal op de hoofdrolspelers: Jan Wolkers, Godfried Bomans en Willem Ruis. Daarnaast bevat dit boek een 3-cd met de onverkorte Rottumerplaat-tapes, inclusief voor- en nagesprekken die een unieke inkijk bieden in een mediaspektakel anno 1971.’

Van Wikipedia: ‘Rottumerplaat is een Nederlands waddeneiland, behorend tot de provincie  Groningen en vallend onder de gemeente Eemsmond. Ten noorden grenst het eiland aan de Noordzee en ten zuiden aan de Waddenzee. Ten westen ligt Schiermonnikoog, waarvan het wordt gescheiden door de Lauwers en ten oosten Rottumeroog, waarvan het wordt gescheiden door 't Schild. Op Rottumerplaat ligt het noordelijkste punt van Nederland. Op het eiland ligt het pad met de naam Jan Brandspad, om de aanwezige gebouwen een BAG-adres te kunnen geven. Op de plek van Rottumerplaat lag rond 1600 het eiland Rottumeroog, dat zich sindsdien echter verder in oostelijke richting verplaatste. Rottumerplaat is ontstaan vanaf 1833, aanvankelijk als zandplaat. Rond 1860 was deze zandplaat aan de bestaande Kapersplaat (Kaapplaat) gegroeid en had zo'n grote omvang bereikt dat deze de naam Rottumerplaat of Noordwestplaat toegekend kreeg, mogelijk als vernoeming naar het dorp Rottum, maar mogelijk ook naar Rottumeroog. In 1950 legde Rijkswaterstaat een stuifdijk aan, omdat er plannen waren Rottumerplaat in de toekomst te gebruiken als werkeiland voor het inpolderen van de Waddenzee. Net als Rottumeroog verplaatst Rottumerplaat zich langzaam naar het oosten, doordat de westzijde afkalft en de oostzijde aanslibt. In 1959 groeide de zuidelijker gelegen zandplaat Boschplaat eraan vast. Boschplaat is het restant van het in de 16e eeuw verloren gegane eiland Bosch, dat vroeger in de volksmond ook wel Oliebult werd genoemd vanwege het feit dat er in de 19e eeuw een Spaans olieschip verging. Van 1965 tot 1985 nam de omvang daarbij toe tot 900 hectare, maar daarna is een kentering ingetreden en werd het eiland tien jaar lang langzaam kleiner. Sinds het midden van de jaren negentig lijkt het eiland weer te groeien. Enerzijds heeft er sindsdien veel duinvorming plaatsgevonden aan de noordwestzijde van het eiland en anderzijds zet de aanwas aan de oostzijde gestaag door. Rottumerplaat is onbewoond, en de toegang is verboden. Het beheer wordt uitgevoerd door Rijkswaterstaat, Staatsbosbeheer en het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Tot 1991 werd getracht de kustlijn te handhaven. In 1991 werd voor Rottumeroog en Rottumerplaat een beheersplan opgesteld, waarin werd bepaald dat het eiland voortaan alleen nog tweemaal per jaar wordt ontdaan van zwerfvuil. Daarnaast worden enkele kleine geulen voor het aanlanden voorzien van prikken. Net als Rottumeroog is Rottumerplaat een rust- en foerageergebied voor de drieteenstrandloper, de bonte strandloper en de strandplevier, en is broedgebied van de eidereend, de bergeend, de Noordse stern, het visdiefje, de dwergstern, de strandplevier en de bontbekplevier. Sinds 1996 heeft de grote stern een aantal jaren op Rottumerplaat gebroed, maar is daar nu weer verdwenen.

Op het eiland is een post gevestigd waar gedurende het broedseizoen twee vogelwachters tellingen verrichten. In1971 brachten de schrijvers Jan Wolkers en Godfried Bomans ieder een week op het eiland door tijdens de vakantie van de vogelwachters; Bomans van 10 juli tot 17 juli, en Wolkers van 17 juli tot 24 juli. Hun enige verbinding met de buitenwereld bestond uit een kort dagelijks radiocontact met Vara-medewerker Willem Ruis, die in een hotel in Warffum  verbleef. Het programma, met de naam Alleen op een eiland, verscheen later ook op een verzameling cd's. Wolkers bracht verslag van zijn belevenissen uit in Groeten van Rottumerplaat (1971); het dagboek van Bomans verscheen in Op Reis rond de Werelden op Rottumerplaat (1972).’ Alleen op een eiland; een levendige herinnering, een boeiende impressie.

TOM POES EN HET LEMLAND

 

Uit de intense vreugde van een lezer, die met name aan het tot zich nemen van ware en waarachtige literatuur hecht, roep ik het u toe; er zijn weer drie nieuwe delen verschenen in de reeks die ik al een paar jaar zo bemin, namelijk Alle verhalen van Olivier B. Bommel en Tom Poes. Het gaat om het trio ‘Rook en zwavel op mijn pad’, ‘Een heer past zich aan’ en ‘De avonturen van Tom Poes’ van Marten Toonder en van De Bezige Bij. Met op de harde cover de prettige annonce op een sticker dat ze voor vijftien euro of minder te koop zijn. Als hommage aan de taalvirtuoos Marten Toonder en uit de aandrang oude en nieuwe generaties van kijkers en lezers  te behagen, startte Uitgeverij De Bezige Bij in 2008 met een ambitieus project: het uitgeven van alle Bommelverhalen in zestig delen. In oblongformaat, dus langgerekt met dezelfde vorm en afmeting als waarin ze in de krant verschenen. Het colofon in het deel dat ik nu in de schijnwerpers wil zetten, ‘Rook en zwavel op mijn pad’, vermeldt de geloofsbrief. Ik citeer: ‘Rook en zwavel op mijn pad’ kwam tot stand onder auspiciën van de Stichting Het Toonder Auteursrecht, in samenwerking met Uitgeverij De Bezige Bij en NRC Handelsblad. Deze uitgave maakt deel uit van in totaal 60 banden. Met deze uitgave krijgen de verhalen hun definitieve vorm. Alle illustraties zijn gedigitaliseerd en waar nodig gerestaureerd, en de teksten zijn gecorrigeerd op inconsequenties en taalfouten. De basis voor de teksten vormt de laatste Bezige Bij- uitgave waar Marten Toonder als auteur nog bij betrokken is geweest.’

Het eerste verhaal draagt als titel Tom Poes en het Lemland en geeft heel verrassend aan hoe maatschappelijk betrokken Marten Toonder was. Hij schreef met zijn Bommelverhalen louter fictie maar dan zo dat de misstappen van de heer Olivier B. en de heldendaden van zijn kater Tom Poes een link etaleren naar de ins en outs van het huidige gebeuren. Toonder voorzag zijn strips van een gelaagdheid en mede door zijn literair talent werden die leesvoer voor alle tijden. Op dit moment van schrijven staan de media bol van de problematiek der vluchtelingen. Voorin Tom Poes en het Lemland zegt biograaf van Marten Toonder het aldus: ‘Een verhaal over gelukzoekers uit een ver land, waar zij een kommervol bestaan achter zich laten, hoewel dit verhaal in 1960 is geschreven, is de thematiek actueler dan ooit. Heer Bommel neemt uit de goedheid van zijn hart een noodlijdende vreemdeling op. Wanneer echter diens familieleden, en daar weer familieleden van, zich bij hun verwant voegen, worden de grenzen van heer Bommels hulpvaardigheid zwaar op de proef gesteld. Het verhaal lijkt de vandaag de dag vaak gehoorde opinie dat het afschrikken van ‘gelukszoekers’ noodzakelijk is te onderstrepen, en confronteert de lezer met de vraag in hoeverre hulpvaardigheid en het ‘not in my backyard’- sentiment botsen. Het slot van het verhaal, waarin de Lemmen zich massaal in zee storten op weg naar een beter land, laat de lezer wat ongemakkelijk achter. Hoewel Toonder in zijn werk nooit opvallend moraliseert, kent dit verhaal wel een boodschap: doe goed aan enkelingen, en niet aan een massa.’

Het gaat niet aan dat ik u de plot van Tom Poes en het Lemland vertel. Vaste vertelpersonages als bediende Joost, commissaris Bulle Bas, burgemeester Dickerdack, ambtenaar Dorknoper, kruidenier Grootgrut en markies De Canteclaer maken hun opwachting om de twee kompanen Bommel en Tom Poes te vergezellen op hun confrontatie met de Lemmen die in grote horden het land om Bommelstein om voedsel te vergaren. Zij zijn op zoek naar het Lemland en Inmiddels onze Bommellexicon geeft de context. De familie Lem is een duizendkoppige familie lemmingen, die op zoek is naar Lemland, een denkbeeldig, paradijselijk land. De familieoudste is Lodder Lem. Verder komen de namen voor van Wubbe, Lubke, Smool, Uk Uk. Jam Jum en Ritsert. Onder het lemma Lemland lezen wij ‘Bestaand eiland van Finland. Hier: denkbeeldig en paradijselijk land waar de familie Lem naar op zoek is. In slot Bommelstein menen zij Lemland gevonden te hebben. Zij bevolken Rommeldam en omgeving wat leidt tot ontwrichting van het normale leven. Het volksgeloof dat de lemmingen (de woelmuisachtigen), bij overbevolking zichzelf verdrinken in zee, heeft ongetwijfeld als grondgedachte meegespeeld in dit verhaal.’ U traceert met mij; Bommellexicon herbergt een goudvoorraad!

Om u nog meer background aan te reiken citeer ik Wikipedia: ‘lemmingen komen vooral voor in het hoge noorden op toendra’s en op het open veld. De lemming staat erom bekend dat de grootte van hun populatie in verschillende jaren sterk kan fluctueren. De populatie van predatoren die vooral van lemmingen leeft, wisselt met de bevolkingsdichtheid van lemmingen: in een goed lemmingjaar krijgen ze veel kroost, het jaar daarop zijn er veel roofdieren en weinig lemmingen, zodat er minder roofdieren komen en de lemmingen weer toe kunnen nemen. Wanneer er veel dieren zijn trekken ze verder. Deze vaak massale trek spreekt zo tot de verbeelding, dat er allerlei volksverhalen over zijn ontstaan. Zo zou de trek niet te stoppen zijn (het dier zou zelfmoord plegen om plaats te maken voor andere lemmingen), en zelfs geen halt houden voor de zee (waarin de dieren massaal zouden verdrinken) of onneembare obstakels (waarvoor de dieren zelfs spontaan zouden exploderen). De Disney-organisatie heeft op de basis van deze verhalen een natuurfilm (White Wilderness, 1958) gemaakt over het leven in het hoge noorden, waaronder de lemming. In de film is duidelijk te zien hoe lemmingen in grote aantallen over een klip vallen. Dit was echter in scène gezet, buiten beeld duwde men de beestjes over de rotswand heen. Dit heeft doorgewerkt in het spraakgebruik. Het scheldwoord "lemming" slaat op iemand die zonder nadenken met de groep meeloopt, wat de gevolgen ook mogen zijn. De Lemmings-computerspellen zijn ook gebaseerd op dit vermeende gedrag: men moet lemmingen redden die anders hun ondergang tegemoet lopen.’

De volgende keer neem ik met uw goedvinden een aanloop tot de overige twee verhalen in Rook en zwavel op mijn pad van Marten Toonder: ‘Tom Poes en de plamoen’ en ‘Heer Bommel en het ontstoffen’. Plamoen staat voor een eenzelvig figuur in een ruïne, die zich zelden vertoonde en ontstoffen voor losmaken van alles wat ‘aangekoekt’ is. de materie die met de heksenbezem geveegd wordt, wordt ontbonden en vervalt tot stof. U en ik zijn gelukkig voorlopig nog niet in Bommel en Tom Poes uitgelezen!

HET EERBETOON

 

Het overkomt mij uiteraard niet elke dag maar gelukkig wel geregeld af en toe: dat ik een boek in handen krijg dat mij van stonde aan in zijn ban heeft. De postman reikte mij voorbije donderdag aan de deur een werk aan en in de vestibule was ik er al heerlijk in verzonken. Het gaat om de 446 bladzijden tellende roman Het eerbetoon van A.B. Yehoshua en van Wereldbibliotheek. Persdame Machteld de Vos stuurde mij het pakketje met daarin het onderhavige boek, zij kent mijn smaak en zij schoot weer in de roos. De komende weken gaan wij met elkaar een literaire tocht maken door Het eerbetoon met de negen hoofdstukken ‘Santiago de Compostella’, ‘De zorgcirkel’, ‘De slaap van de soldaten’, ‘In onze synagoge’, ‘Biecht’, ‘Orde aanbrengen in het oude huis’, ‘Het virtueel in kaart brengen van het hart’, ‘Een nachtelijke maaltijd met de voormalige scenarioschrijver’ en ‘De Romeinse barmhartigheid.’ De nu wat cryptisch klinkende titels zullen u en mij dan hopelijk een klare betekenis krijgen. Nu geef ik u iets van Wikipedia, de tekst op de omslag en het eerste chapiter. Wij gaan een mooi leesavontuur tegemoet!

Wikipedia: ‘Abraham Yehoschua (Jeruzalem, 1936) is een Israëlisch schrijver. Yehoschua komt uit een familie van oostelijke Joden. Hij studeerde literatuur en filosofie aan de Hebreeuwse Universiteit van Jeruzalem. Sinds 1972 woont hij in Haifa en is hij professor literatuurwetenschap aan de Universiteit van Haifa. Zijn werk bestaat uit verhalen, romans, toneelstukken en essays. Yehoschua heeft het als een taak gezien een middenrol te in te nemen tussen Arabieren en Israëli's. Hij is een voorstander van een Palestijnse staat. Hij stelde onder meer een omvangrijk document op met de Palestijn Izzat al-Ghazzawi.

Yehoschua ontving meerdere onderscheidingen, waaronder de Brenner-prijs (1983), Alterman-prijs (1986), Bialik-prijs voor literatuur, samen met Avner Treinin (1989), en de Israel-prijs voor Hebreeuwse literatuur (1995). Daarnaast ontving hij de Nationaal Joodse Boekenprijs, Koret Joodse Boekenprijs, en werden hem eredoctoraten toegekend door de Hebrew Union College (1990), Tel Aviv-universiteit (1998), Torino-universiteit (1999) en Bar-Ilan-universiteit (2000).’

De uitgever: ‘Jaïr Mozes, een Israëlische regisseur op leeftijd, reist naar Santiago de Compostella als eregast bij een retrospectief dat aan zijn films is gewijd. Hij wordt vergezeld door Ruth, de actrice die in veel van zijn films de hoofdrol heeft gespeeld. Op hun hotelkamer hangt een reproductie van een schilderij met een beroemd thema, de ‘caritas romana’, ‘Romeinse barmhartigheid’: een jonge vrouw geeft haar tot de hongerdood veroordeelde vader uit barmhartigheid de borst. Dit schilderij doet Mozes denken aan een soortgelijke scène in een van zijn films waarin Ruth de hoofdrol speelde. Die scène heeft een grote rol in het leven van Mozes en Ruth gespeeld en leidde tot een breuk met zijn geniale scenarioschrijver, Sjaoel Trigano. Terug in Israël probeert Mozes opnieuw met hem in contact te komen. Yehoshua’s verhaal over schuld, vergeving en barmhartigheid is op indrukwekkende wijze vervlochten met klassieke thema’s als de caritas romana en de reis van Don Quichot en Sancho Panza. Dat maakt Het eerbetoon tot een hedendaagse klassieker van een van de grootste Israëlische auteurs van onze tijd.’
Chapiter 1: ‘Pas als ze om middernacht een reusachtig, streng plein betreden, zonder decoratie, standbeeld of fontein, met uitzondering van zware ijzeren kettingen die de hoeken afbakenen, voelt de regisseur dat de angst van zijn metgezellin tot bedaren komt. En als twee bedienden met zilvergrijs haar zich naar hen toe haasten op de trap van de parador, het voormalige pelgrimshospitaal dat nu dienstdoet als luxehotel, straalt de actrice, die hem op zijn verzoek vergezelt, van dankbaarheid. Maar nadat de koffers naar binnen gebracht zijn, laat de gastheer zich niet afschrikken door het late uur, en evenmin door de zichtbare vermoeidheid van zijn gasten, en hij trekt hen resoluut naar het midden van het plein, opdat ze in de nachtelijke stilte de beroemde kathedraal bewonderen, met de gelige torens waartussen nu speciaal voor hen koningen en heiligen verrijzen.

In merkwaardig maar vloeiend Engels noemt hij de namen van de bouwers en vroegere bisschoppen en pocht over de grootte van het plein, dat zo veel gelovigen aantrekt, en hij is er duidelijk op uit zijn gasten te bewijzen dat de heiligheid van de plaats waar ze vannacht zijn aangekomen, niet onderdoet voor die van het land waar ze vandaan komen. En inderdaad, bij het zien van de grootsheid van de kathedraal en de pracht van het hotel dat ernaast wacht, is de regisseur, Jaïr Mozes, blij dat hij het verzoek van de ambassade niet geweigerd heeft en ondanks zijn gevorderde leeftijd naar dit verre deel van de wereld is vertrokken om aanwezig te zijn bij het retrospectief van zijn films, en niet alleen als zwijgzame eregast, maar als actief deelnemer. En net als de afgelopen jaren voelt hij weer het verdriet over de afwezigheid van zijn cameraman, die nu ongetwijfeld al zijn camera geschouderd zou hebben en in de zuivere winternacht misschien niet de al ontelbare malen vereeuwigde kathedraal zelf had proberen te vangen, maar dan toch op zijn minst het bleke maanlicht dat over de ijzeren kettingen ligt uitgegoten, of zelfs de schaduw van de brede stenen trap die naar de oude stad leidt. En als de regisseur net als vroeger boos zou worden over de verspilling van het dure materiaal, zou hij glimlachend zwijgen, want het was inmiddels toch bewezen dat toevallige opnamen zonder doel, die niets te maken hadden met de plot of de personages, op de montagetafel willekeurige overgangen tussen scènes konden verrijken en ook een uitgesproken realistische film die mystieke, symbolische touch konden geven die zijn voormalige scenarioschrijver altijd nastreefde. Toledano, de cameraman, zou als hij nog in leven was niet zwijgend zijn blijven staan om de gedetailleerde uitleg van de gastheer aan te horen, waar nodig een eind aan gemaakt moet worden, maar hij zou naar achteren geglipt zijn, en al dan niet tersluiks zijn hongerige camera nogmaals tevredenstellen met het profiel en de lichaamscontouren of zelfs alleen het silhouet van Ruth. Het was ook zijn liefde voor haar die tot zijn dood heeft geleid. Misschien komt het ook door haar dat hij jaren na zijn dood nog zo vaak aan hem moet denken, want de actrice, het voorwerp van de teleurgestelde liefde, fungeert tegenwoordig soms als metgezellin van Mozes, of beter gezegd als ‘personage’ dat aan hem is toevertrouwd.

Kijk, nu steunt ze op hem, in een versleten bontjas, een beetje gebogen, onhandig, maar ondanks de tekenen die de jaren in haar hebben gegrift, is ze nog steeds aantrekkelijk, en haar vriendelijke aandacht, die er waarachtig uitziet, ook als hij dat niet is, stimuleert de nachtelijke woordenvloed, die nu toch echt maar eens onderbroken moet worden. Ja, meneer… De gast grijpt de gastheer, wiens naam hem door zijn vermoeidheid alweer ontschoten is, bij de arm. Uw kathedraal verdient bewondering, en ik hoop dat hij morgenochtend niet van zijn plein is verdwenen, zodat we in de drie dagen dat we hier te gast zijn, een zee van tijd hebben om hem nogmaals te bewonderen. En de directeur van het Archief voor de Filmkunst, een kleine man van het Keltische ras, kaal en met een vollemaansgezicht, glimlacht en herhaalt bescheiden maar nadrukkelijk zijn naam, Juan de Viola, en waarschuwt voor de illusie van ‘een zee van tijd’. Het programma van het retrospectief, dat nog niet is overhandigd aan de gasten, is overvol: elke dag zullen er minstens twee films worden vertoond – nog afgezien van maaltijden en discussies. Niet alleen in het filmarchief, maar ook in het instituut zelf is men benieuwd naar de filmkunst in de joodse staat; er doen al vragen de ronde van docenten en studenten, die het werk van de Israëli kennen, en ongetwijfeld zullen ook gewone filmliefhebbers het nodige te vragen hebben.’

 

LEVE HET WELWEZEN

 

Van de immer voortvarende en voorkomende pr-dame Elsbeth Louis van uitgeverij Harmonie kreeg ik de vrijdag voor het voorbije weekend een boek dat mij naar vorm en inhoud in euforie deed geraken. Zo’n gaaf werk is het. Het gaat om het 168 bladzijden tellende, rijk geïllustreerde Leve het welwezen van Kees van Kooten. De tekening op de harde cover zet meteen de toon, want in een kring van geneesheren vrij ver van een door hem net verlaten bed staat een patiënt in pyjama barrevoets en luistert mee. In de lijst van cartoonisten  achterin Leve het welwezen staat onder het lemma ‘Alexander Graham (1913-1991) het volgende bericht van Kees van Kooten: ‘Wie moet lachen om Grahams cartoon op het omslag van deze uitgave, erkent dat de getekende situatie door menige ziekenhuispatiënt gewenst wordt, maar dat deze opblotemaargelijkevoetendroom nu eenmaal niet valt te verwezenlijken.’
De tragiek van het leven wordt hier op humoristische wijze verbeeld. Zeg maar het thema van dit toch typisch Van Kooten-boek.

Ik wil met uw goedvinden de volgende keer een trip maken door de zoveelste, maar hopelijk niet de laatste boreling van Kees van Kooten. Ik zeg dit omdat een tweede thema in Leve het welzijn de betrekkelijkheid van het bestaan is. De in 1941 geboren cabaretier en schrijver heeft de dood in de ogen gezien en het boek tintelt dan ook als een saluut aan het leven dat de finish ziet naderen. Maar de humor blijft Van Kooten aangedaan want de opdracht voorin gaat als ‘Voor Anold Boegborn’, hartsvriend’. Om u de bundel van fictie en non-fictie in te trekken geef ik u de tekst van de uitgever op de site en het eerste fragment van Kees van Kooten dat voorafgegaan wordt door een cartoon van Stefan Verwey: een patiënt in bed omringd door een warnet van draden op de intensive care wordt door bezoek aan bed aanbevolen: ‘Lees dan ’n boek! Dan zul je zien hoe de tijd vliegt’. Van Kooten had de optie een boek over cartoons te schrijven maar een hartinfarct werd de spelbreker. De volgende keer zoeken wij hem hier op om ook zijn medepatiënt Hartman te ontmoeten!

De site: ‘Kees van Kooten was al in de allereerste catalogus van De Harmonie present. Dat was, samen met Wim de Bie, bij de aankondiging van de allereerste Bescheurkalender. Vele bijzondere uitgaven volgden. Voor Leve het welwezen zette Van Kooten zich aan een selectie van de naar zijn smaak leukste internationale cartoons. Maar op 22 augustus 2014 doorkruiste een zware hartaanval zijn werk aan deze derde humorbundel, waardoor het boek van karakter veranderde. Leve het welwezen speelt zich nu voor een groot deel af in het ziekenhuis, waar de schrijver op hilarische wijze in conflict raakt met een medehartpatiënt, die, wat getekende moppen betreft, een erbarmelijk gevoel voor humor blijkt te hebben.’

Van Kooten met de entree: ‘‘Laten we wel wezen: al vijf jaar lang had ik last van abrupte plasdrang en moest ik broeken met een rits in de gulp. Droeg ik een broek zonder ritsgulp, dan plaste ik steevast een knoop of twee te vroeg. Staan dansen om het op te houden hielp niet meer. Daar viel mee te leven, want voor de rest mankeerde ik vrijwel nooit iets. Ik zou een boek over cartoons gaan schrijven en ontving hiertoe een voorschot van mijn uitgever. Vijfduizend euro. Deze som gelds bleek al verdampt voordat ik één zinnige zin op papier had gezet. Waaraan was dit kostelijke bedrag dan opgegaan? Goeie vraag. Aan het bezoeken van de tentoonstelling ‘Pour Rire’, gewijd aan de negentiende-eeuwse kunstenaars Honoré Daumier, Paul Gavarni en Félicien Rops, in het Franse stadje L’Isle-Adam. Toen dacht ik namelijk nog te moeten streven naar volledigheid. En aangezien deze kunstmatige badplaats op tweeëndertig kilometer van Parijs bleek te liggen, zou ik wel gek zijn geweest wanneer ik aldaar niet een paar dagen aan mijn research had vastgeknoopt. Bovendien heerlijk gegeten. Aansluitend ve bleven meneer en mevrouw een kleine week in New York, om in het MOMA de tentoonstelling ‘Infnite Jest: Caricature and Satire from Leonardo to Levine’ te bezoeken. Dat bleek een duizelingwekkende staalkaart van grote karikaturisten door de eeuwen heen. (Nationale trots beving mij toen ik ontdekte dat hier, als enige Nederlandse bijdrage, twee spotportretten van Siegfried Woldhek tussen hingen.)

Ik vloog terug met zesentwintig kilo overgewicht, te wijten aan een partij ‘stoeptegels’ van tekenkunstboeken. The Complete Cartoons of The New YorkerThe World Encyclopedia of Cartoons, de lang gezochte Cartoon Cavalcade van Thomas Craven, biografieën over Saul Steinberg en Charles Addams, The Works of James Urber: Complete and Unabridged en nog zo wat uitgaven met en over het werk van mindere cartoonisten. Wel keurig alle bonnetjes bewaard. Vervolgens zeulde ik deze partij getekende humor mee naar ons vakantiehuis in Frankrijk, waar wij terloops een nieuw, amusant en leerzaam gezelschapsspel ontwikkelden. Dit gaat als volgt. U bent de spelleider. Selecteer in totaal tien cartoons van tien grote tekenaars. Maak hier kopietjes van op A4-formaat. Laat de aanwezigen deze tien cartoons op hun gemak bekijken. Zamel de tekeningen weer in, trek u terug, knip uit elke cartoon een willekeurig fragmentje van twee centimeter in het vierkant en vraag de deelnemers vervolgens te raden naar de tekenaar van ieder afzonderlijk staaltje. U zult merken dat de werkelijk grote cartoonisten een strikt persoonlijke lijnvoering hebben, die je kunt herkennen in het kleinste detail van hun getekende mop. Ik doel hier bijvoorbeeld op de oogjes van Chon Day, de hondenneuzen van James Urber, een verward dameskapsel van Peter van Straaten, een poezenstaart van Sempé, het vrouwenbeen bij Saul Steinberg, een mannenhand door Charles Gibson, een damesschoen van Helen Hokinson en de vraatzuchtige oogopslag van een door Peter Arno getekend dom blondje. Dit zou ik allemaal nader gaan toelichten, maar door die overdonderende hartaanval, de operatie, de periode in het ziekenhuis en de langdurige revalidatie is daar niets van terechtgekomen. Ik had bijvoorbeeld ook willen vertellen hoe ingrijpend mijn allereerste kennismaking met een komische tekening was. Op zevenjarige leeftijd stuitte ik immers in een later zoekgeraakt boek op een fascinerende prent van de Engelsman William Heath Robinson die, op papier, ingenieuze installaties ontwierp om diverse huishoudelijke taken aanzienlijk te vergemakkelijken, maar niet heus. Het ging altijd om de meest complexe machinerieën, waarmee de eenvoudigste karweitjes op robotachtige wijze konden worden geklaard: het koken van water, het opvouwen van linnengoed, het uitpersen van een sinaasappel, het lappen van de ramen, enzovoort. Aangestoken door deze ingenieuze en hilarische tekeningen bouwde ik met mijn meccanodoos een automatische klontjesdompelaar. Dit was een hijskraanconstructie met een open en dicht schuivende grijper, die ik in de suikerpot liet afdalen en na een minuut of vijf nauwkeurig manoeuvreren kon laten bovenkomen met in zijn ijzeren bek een suikerklontje dat ik, voorzichtig mikkend en zwengelend, in het theekopje van mijn moeder deed plonzen. Handig en hartstikke makkelijk. Mijn vader bliefde altijd twee klontjes, dus het duurde wel even voordat mijn beide ouders hun eerste slokje ochtendthee konden nemen, maar zij waren wild enthousiast en bewonderden mijn ‘uitverzinning’ met engelengeduld. Zesenzestig jaar later ben ik diep in mijzelf afgedaald en mag ik vaststellen dat ik niet alleen ongekend dankbaar, oprecht nederig en een stuk gezonder uit mijn openhartoperatie tevoorschijn ben gekomen, maar ook een paar maten kleiner en vijf tot zes kilo lichter. Want: jij hebt dan ook wel een jasje uitgetrokken. Ik kende de zegswijze niet. Toen deze troostend bedoelde woorden mij in de dagen na de ingreep door deze en gene werden toegestopt, dacht ik door mijn verblijf in het ziekenhuis iets gemist te hebben en dat dit een nieuwe term uit de wielrennerij was. Je hebt een jasje uitgetrokken betekende waarschijnlijk: je moest een tandje bijschakelen. Maar eenmaal weer thuis las ik in Van Dale: (uitdr.) hij heeft een jasje uitgetrokken; hij is heel wat magerder geworden. Het zij zo. Alles beter dan dood, zoals die arme meneer Hartman. In dit verband klinkt de naam Hartman wel erg toevallig. Zo heette hij in werkelijkheid dan ook niet, maar zo noem ik hem uit piëteit. Via het ziekenhuis heb ik zijn adres achterhaald en zijn familieleden gecondoleerd en voorzichtig gevraagd of zij zijn moppenboekje terug wilden hebben, maar de schoonzoon mailde: ‘Dat is heel attent van u doch bij voorkeur liever niet, want ik ken al die slappe grappen langzamerhand uit mijn hoofd waaraan ik momenteel wel wat anders heb en trouwens wat moet ik ermee en daarom dat u dat maar als aandenken moet houden, hartelijks, E.H.’

SNOECKS 2016

 

Ik roep het u blij toe: de nieuwe Snoecks komt er weer aan, de 92ste editie inmiddels. Op een van de schappen van onze boekenkast staan talloze jaargangen ruggelings tegen elkaar. Totdat ik een in kleuren gedempt exemplaar in handen neem om oog en gemoed te behagen. Het gaat om de kunstagenda Snoecks 2016 die 560 bladzijden telt en van meet tot finish gevuld is met oogstrelende en gemoedvolle platen. Voor Nederland is onze geliefde Scriptum Books uit Schiedam de distributeur. Al jaar en dag stuurt de immer attente en alerte Thea van Duijvenbooden ons de Snoecks en haar in de bloemen te zetten geef ik u haar persbericht door: ‘Tradities zijn er om in ere te houden. Zeker als die traditie Snoecks heet. Snoecks bestaat al sinds 1925 en geldt nog altijd als een van de meest invloedrijke jaarboeken. De 92ste editie van Snoecks 2016 wordt gelanceerd op 2 oktober, tijdens een open vernissage in de Schipperskapel in het Belgische Brugge. Op die locatie vindt vervolgens een tentoonstelling plaats, met werk van een zestal fotografen uit de nieuwe editie, van 3 oktober t/m 29 november. De selectie van de artiesten uit binnen- en buitenland reflecteert het streven naar variatie van Snoecks en de mix van verschillende genres in de hedendaagse fotografie. Enkele van de tentoongestelde artiesten zijn Lin Zhipeng, beter gekend als 223 - de stamvader van de Chinese avantgarde, de gerenommeerde Belgische natuurfotograaf Guido Sterkendries, de Amerikaanse Marianna Rothen en Lilith (NL) en memymom (B) die beiden een heel eigenzinnige visie op (zelf-)portretten vertegenwoordigen. Wie niet zo lang kan wachten, vindt Snoecks 2016 vanaf volgende week in de boekhandel. Zowel de editie met de bekende modellencover als de arty-variant (limited edition). Bijna 600 pagina's vol spannende fotografie en internationale reportages over reizen, kunst, fashion, design, architectuur en lifestyle.’

Vervolgens geef ik het woord aan hoofdredacteur Geert Stadeus en uitgever Patrick Snoeck die ons veel lees- en kijkplezier toewensen in hun ‘Intro’. Ik citeer: ‘Geluk bij een ongeluk, moest Dietmar Eckell hebben gedacht toen hij Google Earth uitvlooide op zoek naar vliegtuigwrakken. Hij merkte dat bij veel verwoeste toestellen de piloten nog met zoveel zelfbeheersing een hachelijke noodlanding hadden voltooid dat er geen enkele dode te betreuren viel. Vervolgens reisde hij de wereld af om de wrakken te fotograferen, als monumenten van hoop en heldhaftigheid. Ook Ann-Christine Woehrl ging op zoek naar hoop bij de vrouwen die ze portretteerde, wat geen sinecure is als je slachtoffers van zuuraanvallen voor de lens vraagt. In deze editie van Snoecks bladeren alleen al brengt de lezer in zoveel verschillende werelden – Dan Burn-Forti fotografeert huisdieren in opmerkelijke en grappige poses, terwijl Heidi en Hans-Jürgen Koch zich in Amerika maandenlang ophielden in de buurt van bizons voor een indrukwekkende en geëngageerde natuurreportage. Marie Baronnet vertelt fin-de-carière verhalen van vrouwen die in burlesqueshows optreden, en moby creëert een fantasiewereld waarin dieren de macht van de mens willen afdwingen. Naast foto’s van jong talent als de Russische Olga Matveeva tonen we werk van gevestigde waarden als Liu Zheng, 223 en Julia Fullerton-Batten. En de vaak controversiële gebouwen van de eigenzinnige architecten van Coop Himmel(b)lau kan niemand onberoerd laten. Bij de Nederlandse en Belgische fotografen herkennen we Wiesje Peels, memymoon, Lilith en Guido Sterkendries – van dexe gerenommeerde natuurfotograaf laten we foto’s zien van de kleurrijke maar gevaarlijke pijlgifkikkers.’

De cover toont een bloedmooie jonge vrouw die zich met een waterpistool in de mond spuit. In de rubriek ‘Tony Kelly Hollywood’ op blz. 510- 521 komen wij haar weer tegen onder de intro van ‘‘De Ierse modelfotograaf Tony Kelly begon als reportage- en oorlogsfotograaf maar voelde zich al snel als een magneet aangetrokken tot de modefotografie, waarin hij zijn creativiteit ongegeneerd kon botvieren. De voornaamste kenmerken van zijn foto’s zijn een ongebreideld kleurenspel, veel gevoel voor humor en vrolijkheid alom.’ Ik wil met uw goedvinden een volgende keer de afdelingen ‘Wereld’, ‘Verhaal’, ‘Architectuur’, ‘Beeldende kunst’, ‘Fotografie’, ‘Natuur’ en ‘Dode letter’ met u doorlopen. De secties worden steeds verlucht door schone vrouwen, sterke kerels, brute beesten, tijdloze dames, poserende mannen en stille dieren. Om in de sfeer van onze Cultuurmix te blijven verwijl ik met u in het eerste chapiter ‘De beste 100 boeken’ Op de eigen wijze introduceert Snoecks de eversellers van het voorbije jaar. Twintig literaire werken licht ik voor u uit. Met het verzoek aan u te traceren of u met het gezegde van de redacteuren van Snoecks of met dat van mij kunt leven. Want in de twaalf maanden achter ons mocht ik met u over deze twintig boeken hebben. Ik zet het twintigtal op een rij met titel, auteur, genre en uitgever ook met de optie dat u in de komende leesavonturen in herfst en winter uw eventuele schade kan inhalen. Als u mijn recensies nog eens tot u wilt nemen is daar het archief op de site. Het gaat om:

Het hout – Jeroen Brouwers – roman - Atlas Contact
De zomer van 1927 – Bill Bryson – historisch relaas -  Atlas Contact
Dit kan niet waar zijn – Joris Luyendijk – zoektocht financiële crisis – Atlas Contact
Oogst – Jim Grace –  roman - De Geus
Drijfzand – Henning Mankell – misdaadroman - De Geus
Komt een paard de kroeg binnen – David Grossman – roman – Cossee
De hartslag van Moskou – Jiri Weil – roman - Cossee
Het meisje in de trein – Paula Hawkins – thriller – Bruna
De moord op Margaret Thatcher en andere verhalen – Hilary Mantel – verhalen - Meridiaan
Godin, held – Gustaaf Peek – roman – Querido
Berlijn Alexanderplatz – Alfred Döblin – roman – Wereldbibliotheek
De woorden van Grimm – Günther Grass – biografie - Meulenhoff
Aan de rand van de wereld – Michael Pyle – historisch relaas – De Bezige Bij
Orgelman. Felix Nussbaum, een schildersleven – Mark Schavers – levensverhaal – De Bezige Bij
De kinderen van Spiegelgrund – Steve Sem-Sandberg  – roman/non-fictie  – Ambo Anthos
Politieke emoties – Martha Nussbaum – filosofisch pleidooi – Ambo Anthos
De kinderen van Brezjnev – Sana Valiulina – roman – Prometheus
Naakt – Jean-Philippe Toussant – roman – Prometheus
Europa in sepia – Dubravka Ugresic – essays – Nijgh & Van Ditmar
De huisgenoten – Sarah Waters – roman – Nijgh & Van Ditmar