24-08-2015

DE GROTE VAN GOGH ATLAS

 

Het geschiedde aldus: ik kreeg een kijk- en leesalbum aangereikt, dat een lust voor het oog en een streling van het gemoed is. Zo mooi aan beelden, zo verheffend aan woorden is het. En wel zo dat de  schilder uit de 19de eeuw met zijn werken, zijn levensverhaal, zijn maatschappelijke context geweldig uit de verf komt. Ik las en herlas(!) de toegankelijk en tintelende tekst en raakte niet uitgekeken op de meer dan 400 illustraties die mij terugwierpen in de tijd en die mij het beleven van het heden meer aanzien gaven. Het gaat om het 182 bladzijden tellende, zoals reeds vermeld gul geïllustreerde De Grote Van Gogh Atlas, samengesteld door Nienke Denekamp, René van Blerk en Teio Medendorp en op de markt gebracht door uitgeverij Rubinstein en Van Gogh Museum. De harde cover zet meteen de toon, want daarop het schilderij ‘Spoorwegwagons’ dat de meester in 1888 te Avignon schiep. Het vignet onder het in geel en blauw gehulde treinstel bevat niet alleen de titel maar ook een detail van een oude Franse landkaart. In het eerste chapiter, ‘Vincents reis door Europa’, geven de auteurs het waarom aan van de door hen gekozen omslag. Ik citeer: ‘Vincent was een nieuwsgierig mens, zijn hele leven lang. Hij maakte graag zwerftochten door steden en dorpen die hij nog niet kende, en struinde door de natuur op het platteland. Maar waar hij ook was, er kwam altijd een moment waarop hij weer weg wilde. Naar een ander dorp, een andere stad, een ander land. Zo legde hij duizenden kilometers af. Te voet, met een koets of boot, maar vooral met de trein,’ Zo kom ik bij de geloofsbrief van Nienke Denekamp en de haren: zij treden in het spoor van Vincent van Gogh en doen de dorpen en steden aan die de geniale kunstschilder tijdens zijn bewogen bestaan op aarde, van 1859 tot 1890, aandeed. Van Zundert, Zevenbergen, Tilburg, Den Haag tot Parijs, Arles, Saint-Rémy-de Provence, Auvers-sur-Oise. In meer dan twintig plaatsen op ons continent hield Van Gogh zich op met als tussenstops  ook Dordrecht (in 1877) en Nieuw – Amsterdam Veenoord (in 1883).

De Inhoudsopgave voorin zet de gang door het korte leven van Van Gogh in woord, beeld en kleur op een rij. Wij zien de huizen waar de geniale man bij leven vertoefde, van de pastorie van vader Theodorus  in Brabant tot de herberg van Arthur Ravoux in Auvers ten noordwesten van Parijs. De lijn daaronder geeft aan op welke leeftijd Van Gogh daar zijn oponthoud had, na zijn elfde jaargang bivakkeerde hij, doorgaans rusteloos, ook in Londen, Amsterdam, en Brussel. Zoals jongste bediende in de kunsthandel, student theologie en lekenprediker. De boeiende, meest wezenlijke berichten uit het leven van Vincent worden op magistrale wijze vergezeld door attributen uit zijn tijd, zoals foto’s, landkaarten, munten, postzegels, affiches, dienstregelingen, treinkaartjes, ansichtkaarten, stadsplannen, briefpassages, tekeningen, schilderattributen, krantenberichten, ziekenhuisverslagen. Maar bovenal zijn er de schilderijen, als ‘Korenveld met kraaien’, ‘Amandelbloesem’, ‘Het Gele Huis’,’Caféterras bij nacht’, ‘De slaapkamer’,  ‘De brug van Langlois’. ‘La butte Montmartre’ (alle gemaakt tussen 1886  en 1890)
Uit onze De Grote Van Gogh Atlas licht ik de chapiters ’Dordrecht 1877’ en ‘Drenthe 1883’. Het eerste omdat de oudste stad van Holland in mijn regio ligt en het tweede omdat wij als gezin in vroeger jaren vaak verkeerden in het tweelingdorp Nieuw - Amsterdam Veenoord.

Na de kerst van 1876 ging Vincent niet terug naar Engeland en vond hij een domicilie boven kruidenierszaak aan Scheffersplein in Dordt en een baan bij boekhandel Blussé & Van Braam. Zijn verblijf aan de Merwede was maar kort omdat hij in Amsterdam theologie wilde gaan studeren. Net als zijn vader wilde Vincent dominee worden en daarom bezocht hij in Dordrecht soms drie kerkdiensten op een zondag. Tot diep in de nacht las hij in de Bijbel. Om u in the picture te brengen; het relaas over zijn maanden in Dordt wordt begeleid door oud kaartje Dordrecht, authentieke ansichtkaarten, Vincents tekening ‘Molens bij Dordrecht’ en foto’s van de spoorbrug over het Hollands Diep en van Station Dordrecht, beide in 1872 geopend en ingebruiksgenomen.
Bij de tweede locatie verwijl ik langer. In vroeger jaren beleefden wij als gezin hoogtijdagen op de hoeve van de familie Harm Tip aan de Ermermarkeweg 18 in het Drentse Veenoord. Een traditie van onze gastheer was dat hij zijn festiviteiten organiseerde in een gerenommeerd etablissement in het hart van het dorp, daar waar de Schooldijk uitliep op de Vaart Zuidzijde. Van de restauranthouder vernamen wij zo terloops dat Vincent van Gogh een eeuw terug  het grootste gedeelte van zijn Drentse tijd had vertoefd in diens domein dat ooit de naam droeg van logement Scholte. Tegenwoordig staat dit bekend als het Van Gogh Huis. Er wordt beweerd dat Van Gogh de huur betaalde met schilderijen, maar dat de verhuurder deze niet kon waarderen en daarom als brandhout gebruikte. De juistheid hiervan is echter niet vastgesteld. Van Gogh schilderde onder andere 'Ophaalbrug in Nieuw-Amsterdam' in de Drentse plaats. De gemeente Emmen wilde aanvankelijk het Van Gogh Huis slopen, maar dit kon op het laatste moment worden voorkomen. Nu doet het pand opnieuw dienst als restaurant en is het ook museum. In de herfstmaanden van 1883 werkte en woonde Vincent twee maanden lang in het logement en is het de uitvalsbasis voor zijn ontdekkingstochten door het veengebied. Zijn doel is om de ´gewone´ mens, en dan met name de landarbeider’, te schilderen. In het Van Gogh Huis kunnen wij nu halt en front maken in de kamer waar Vincent van Gogh logeerde en werkte. Zijn bed staat nog op dezelfde plaats, de tekendoos is open, het verfpalet klaar voor gebruik. ‘Misschien maakt Van Gogh een lange wandeling door het veen, het lijkt alsof hij elk moment weer terug kan komen...’. Wij bevroedden in de jaren bij Tip niet dat in het café waar wij vaak aangenaam verpoosden ooit Vincent van Gogh op een van de kamers boven ook zijn vermaarde brieven schreef. Die epistels vormen nu ook voor mij een ware taalschat want ze illustreren niet alleen dat het schrijven ervan vroeger een ware kunst was, maar geven ook zicht op de schilderijen die de geniale man in Drenthe schilderde. Zoals zijn ‘Twee vrouwen in het veen’. Als hommage aan Van Gogh en Veenoord citeer ik uit een van zijn Drentse brieven.

Vincent: ‘Ditmaal schrijf ik u heel uit de achterhoek van Drenthe, waar ik gekomen ben na een eeuwig lange vaart in de trekschuit door de heide. Het land u te beschrijven zoals ’t zou behoren gedaan te worden, zie ik geen kans toe, daar de woorden mij ontbreken, maar stel u voor de oevers van ’t kanaal als mijlen Michels of Th. Rousseaus bv., Van Goyens of PH. De Konincks. (Franse en Nederlandse landschapschilders uit resp. 18de en 17de eeuw) .Vlakke plannen, of stroken verschillend van kleur, die smaller en smaller worden naarmate ze de horizon naderen. Hier en daar geaccentueerd door een plaggenkeet of kleine boerderij, of een paar schrale berkjes, populieren, eiken – overal stapels turf, en telkens vaart men schuiten met turf en lis uit de moerassen voorbij. Hier en daar magere koeien van fijne kleur, dikwijls schapen, varkens. De figuren die nu en dan verschijnen in de vlakte zijn van een groot karakter meestal, soms hebben ze een machtig fijne charme, ik tekende o.a. een vrouwtje in de trekschuit met krep om haar oorijzers wegens ze in de rouw was, en later nog een moeder met een kindje; deze had een paarse doek om ’t hoofd. Er lopen een boel Ostade-typen onder; fysionomies die aan varkens of kraaien herinneren, maar zo nu en dan een figuurtje dat als een lelie onder de doornen is. Enfin over deze tocht ben ik erg blij, want ik ben vol van wat ik gezien heb. Vanavond was de heide ongemeen mooi. In een van de ‘Albums Boetzel’ staat een Daubigny, die precies dat effect uitdrukt. De lucht was van een onuitsprekelijk fijn lila wit, geen schapewolken, want het zat meer aan elkaar en bedekte de gehele hemel, maar vlokken meer of minder tonig lila, grijs, wit, een enkel scheurtje waardoor ’t blauw heen schemerde. Dan aan de horizon een rode schitterende streep, daaronder de verbazend donkere vlakte bruine heide, en tegen de rode lichtende streep uit, een menigte lage daken van kleine keten.’

Op blz. 95 van De Grote Van Gogh Atlas staat het reeds door mij genoemde ‘Ophaalbrug in Nieuw-Amsterdam’ uit 1883. Het uitzicht vanuit het logement van Hendrik Scholte aan de vaart legde Vincent subliem vast. De stilte, de eenzaamheid, het grauw, het grijs zijn bijna beklemmend. Begin november 1883 werd het te koud en te nat om buiten te kunnen schilderen. Vincent werd ziek, voelde zich alleen, en was zenuwachtig. Hij was ‘van de buitenwereld absoluut buitengesloten’, schreef hij aan broer Theo. Hij wilde weg uit Drenthe. En ging naar Nuenen, waar vader toen predikant was. Ik ben bijkans lyrisch over dit plaatwerk dat op sublieme wijze voor jong en oud leven en werk van Vincent van Gogh verwoordt en verbeeldt. De laatste woorden van Vincent waren in juli 1890 volgens Hans Bronkhorst in diens ‘Vincent van Gogh’ uit 1990 ‘La tristesse durera toujours’. De droefheid zal altijd blijven. Zonder aan Vincents woorden tekort te willen doen: die smart wordt deels vergoed door diens schilderijen en brieven. Over dit kostelijke werk, dat meteen als  nummer 1 de bestsellerlijst van de NRC binnentrad, ben ik nog lang niet uitgepraat, dus: wordt vervolgd!
 

PORTRET VAN EEN ONBEKEND MEISJE



Zo af en toe – maar gelukkig regelmatig –  krijg ik voor u een boek in handen dat van meet af aan mij in de ban heeft. Zo’n heuglijke gebeurtenis overkwam mij weer toen ik een roman toegestuurd kreeg van een maatschappij die ons als zo vaak met prachtige publicaties verraste. Dit keer ging het om het 350 bladzijden tellende Portret van een onbekend meisje van de van origine Russische auteur maar in Antwerpen zijn domicilie hebbende Aleksandr Skorobogatov en uitgeverij Cossee. Ik werd op deze roman opmerkzaam gemaakt door lovende recensies van collega’s en door de persnotities van onze Eva Bouman die als pr-dame al jaar en dag heet van de naald ons kond doet van nieuwe uitgaven. Omdat ik op de valreep verkeer van een paar weken vrijaf, geef ik u nu de tekst van de website en de eerste drie bladzijden integraal. Opdat u het thema te vatten krijgt en de verteltrant kunt achterhalen. Na mijn vakantie wisselen wij onze leeservaringen hier met elkaar uit.

De site: ‘De zon scheen ongewoon fel op de dag dat Sasha haar voor het eerst ontmoette, dat staat hem jaren later nog helder bij. Ze speelden een spel met de andere buurtkinderen, maar elke herinnering daaraan verbleekt bij de indruk die Katia achterliet. De volgende ochtend wist Sasha niet hoe snel hij het klaslokaal uit moest rennen, en vloog direct naar haar huis - ze is alleen maar mooier geworden, hoe heeft ze dat in één dag voor elkaar gekregen? De liefde slokt het tweetal op - ze geven zich volledig aan elkaar over. Aanvankelijk tot vertedering van hun ouders, maar al snel stuit het jonge stel op wat toelaatbaar is en wat verboden. Wanneer haar vader ontdekt dat Katia zwanger is, worden hun toekomstdromen ruw verstoord. De wereld die zij voor zichzelf creëerden, blijkt onacceptabel voor ouders, leraren en politieagenten in een land waar iedereen vóór alles de Partij moet volgen. Portret van een onbekend meisje is een rauwe, zinderende geschiedenis van een eerste, even mooie als destructieve liefde, en tegelijk een harde afrekening met een regime dat mensen breekt, puurheid en onschuld straft en levens verwoest. Skorobogatov betovert zijn lezers met zijn unieke zinnelijke stijl, die de jeugdherinneringen van Sasha op bewonderenswaardige wijze tot leven doet komen.’

De ouverture: ‘Wat is het vreemd om de jaren te tellen die sinds die dag verstreken zijn: het blijken er onverwacht veel te zijn, maar ik vergis me niet. De rekensom, hoe groot ook, klopt wel degelijk. Ik was dertien, april was net voor de helft voorbij (ik herinner me de datum nog); wanneer ik terugdenk aan die vervlogen kindertijd in de lente, vraag ik me af: als ik nu eens door een wonder, tegen de wetten van het tijdsverloop, de geboorte en de wisseling van de gebeurtenissen in, plots de gevolgen van mijn ontmoeting met haar had kunnen voorzien, wat zou ik dan hebben gedaan? Zou ik dan besloten hebben die ontmoeting te vermijden, mijn verdere levensloop te veranderen, zowel mezelf als anderen te vrijwaren van alle overbodige, verdrietige en gewoonweg vreselijke dingen die deze ontmoeting teweegbracht, van alles wat me jarenlang heeft toegeschenen als geluk, en helaas voor altijd mijn leven heeft bepaald, en niet alleen het mijne? Misschien wel, alleen werden die gevolgen me niet geopenbaard, werd de tijd niet teruggedraaid, vonden de gebeurtenissen toch plaats en wisselden ze elkaar af volgens de wetten van het hemelse mechanisme, dat zuinig omspringt met wonderen, zelfs in veel dramatischere omstandigheden. In de zachte gloed van de vroege avondzon stak ze met snelle, lichte passen en gebogen hoofd de binnenplaats schuin over – zo zag ik haar voor het eerst, ze was nog maar pas verhuisd naar ons appartementsgebouw en voor mij had ze nog geen naam – en enkele uren later ontspon er zich een spel in ons portiek, zo’n spel waar wij, kortgeleden nog kinderen, eigenlijk al te groot voor waren, maar het weinig vindingrijke lot, ook al was het me in die tijd nog gunstig gezind, kende geen andere manier om ons aan elkaar voor te stellen. Vandaag kan ik niet meer zeggen wat precies de zin was van het spel en met welke bedoeling twee spelers in het portiek moesten gaan staan – terwijl de rest buiten op de banken zat – en, als ik me niet vergis, vragen moesten bedenken voor de anderen. Wat ik nog wel weet, en zelfs voel, is hoe pijnlijk zoet mijn borst samenkneep, hoe mijn adem stokte toen haar handen volgens de regels van het spel de mijne aanraakten: ze had mij uitgekozen, en ik moest met haar mee. Kort daarop keerden we terug, maar dat was enkel de eerste keer zo; toen ik de tweede keer met haar in het portiek belandde, vergat ik niet alleen dat we een spel aan het spelen waren, maar ook dat er op ons gewacht werd. Op haar knie zat een bruinig korstje van een genezend wondje waar ze mijmerend haar vingers over liet gaan, en ik kon maar niet begrijpen waarom dat wondje me zo opwond, waarom ik mijn blik moeilijk kon afwenden van dat wondje, van haar knie en van haar vingers die ernaartoe gleden, en waarom ik er zo naar verlangde om het wondje aan te raken met mijn lippen, met mijn lippen de warme zachtheid van haar huid te voelen, haar vingers vast te nemen. Maar dit was natuurlijk verschrikkelijk, volkomen ondenkbaar en onmogelijk, het zou dan ook nooit gebeuren, ik zou zoiets nooit durven doen, ik had zelfs niet de moed om een halve stap dichter bij haar te gaan staan, ik zou haar voor altijd krenken, ze zou me voor altijd een schoft vinden, ze zou meteen weggaan en me nooit meer willen zien, sterker nog, ze zou vol weerzin aan me denken, en mijn hart zou hoe dan ook uiteenbarsten: ofwel wanneer ik haar zou aanraken, ofwel wanneer ze zou weggaan.

We liepen terug naar buiten toen het al aardedonker was (iedereen was weggegaan zonder te wachten tot we terugkwamen), en we hadden blijkbaar de hele lange avond in het portaal staan praten over dingen waarover je praat wanneer alles wat ertoe doet bijvoorbeeld zo’n wondje is dat ze had overgehouden aan een valpartij tijdens een of ander kinderspel, of de omtrek van haar fijne lippen, een korte zucht waardoor haar borst lichtjes omhoogging, haar stille stem, de blik in haar donkere ogen, en het er helemaal niet toe doet wat er gebeurt in de vreemde wereld om ons heen. De volgende ochtend vonden er lessen plaats op school, en daarna ging ik meteen naar haar toe, zonder eerst langs huis te gaan. Het was een dag waarop de zon fel en doordringend scheen, en dat is geen spel van een plasticine geheugen dat moeite doet om boven elke gelukkige dag uit een ver verleden een binnengesmokkelde zon te laten verrijzen, die zo stralend en voor onze contreien zo ongebruikelijk is, dat je zo ook wel ziet hoe vreemdsoortig ze is. Ik belde aan, en ze deed open. Om een of andere reden verbaasde het haar dat ik naar haar huis was gekomen terwijl we elkaar pas de vorige dag hadden ontmoet. En mij verbaasde het dat ze in één dag tijd de kans had gezien om te veranderen, nog prachtiger te worden. En hoewel mijn adem opnieuw stokte van verrukte opwinding, was ze me al zo vertrouwd, dat ik het gevoel had dat ik haar al jaren kende. Ze kwam het trappenhuis in gelopen, ging enkele treden naar boven en bleef zo boven me staan dat het zonlicht uit het portiekraam op haar rug viel, en haar haar flikkerde op alsof er levend goud rond haar hoofd straalde, op haar schouders viel, achter haar rug stroomde. Dat alles herinner ik me nog alsof het nu gebeurt – de opwinding, de vreugde, en al die zonneschijn die me jarenlang zou verblinden; het was een tijd waarin het leven me het ene geschenk na het andere gaf, en er, zo leek het wel, niets, helemaal niets voor in ruil vroeg.


Algauw, na enkele dagen tijd, was ik zodanig gegrepen en in beslag genomen door onze liefde, dat alle andere gebeurtenissen uit mijn late kindertijd overgingen in een andere, aanzienlijk minder belangrijke dimensie: ze bestonden wel, ik nam er zelfs deel aan, en de meest aandachtige, diep nadenkende en ervaren toeschouwer zou me niet uit de rij leeftijdsgenoten kunnen pikken en me determineren op basis van mijn leven in een andere wereld – en toch was dat precies wat er gebeurde: iedereen werd een vreemde voor me, en alles werd onnodig voor mij, alles behalve zij. Niemand van mijn vrienden had er ook maar een flauw benul van hoe snel we alle mogelijke grenzen, alle beschermende versperringen en verdedigingsconstructies overstaken die een verenigd toezichtcomité van het lot op de weg van onze vroege, te onstuimige liefde had gezet, hoe snel onze liefde helemaal volwassen werd, hoe snel we zo dicht naar elkaar toegroeiden, zoals dit zelden of waarschijnlijk nooit gebeurt tussen mensen – zo dacht ik, en dat was niet het enige waarin ik me vergiste.’
 

DE ACHTSTE ZUSTER

 

Heerlijk en verheffend vind ik het een boek in handen te krijgen dat mij van meet af aan in de ban heeft. En dan naar vorm en inhoud omdat de stijl waarin het gegoten is en het thema dat erin vervat is mij zeer aanspreken. Zo’n happy gebeurtenis geviel mij toen ik deze roman door de post aangereikt kreeg. Het gaat om het 272 bladzijden tellende De achtste zuster van Elle Eggels en van de uitgeverij The House of Books. Op de cover prijkt een schilderij van Salvador Dali uit 1925: ‘Vrouw aan het raam’. Omdat mijn vakantie aanstaande is doe ik de roman De achtste zuster in mijn valies om later met u de leeservaringen uit te wisselen. Want ik ga er vanuit dat ook u zich wilt laven aan dit verhaal waarover ik van collega-recensenten alleen maar goed nieuws te horen en te lezen kreeg. Tot nader order geef ik u nu de tekst van de uitgever op de omslag en de ouverture. Volgende week pluk ik uit de lovende recensies van anderen. Met De achtste zuster zit u overal goed: binnen of over de grens, in de tuin of op de camping!

De cover: ‘Van de internationale bestsellerauteur van Het huis van de zeven zusters. ‘Mijn onstuimige zoon Christian, pas zestien geworden, kwam niet meer thuis na school. Zijn vrienden wisten van niets. Mijn man verbood me naar de politie te gaan. Ik deed het toch. Ik had maar één kind. Nu, na zeven jaar, is hij mijn huis weer binnengestormd en heeft me meegetrokken in een wervelende orkaan.’ Ik, Emma, ben opgegroeid in een Limburgs dorpje, in een huis waar alleen vrouwen woonden. Mijn moeder Martha en mijn zes tantes runden een bakkerij. Ik heb mijn echtgenoot nog maar kort geleden begraven. Niets staat me meer in de weg om met Christian mee naar Andalusië te gaan en eindelijk mijn vleugels uit te slaan. Ik wil mezelf leren kennen. Ik wil flirten met het leven en de liefde! De achtste zuster: een bedwelmende roman over familie, liefde, en het keren van je lot. Elle Eggels veroverde met haar debuutroman Het huis van de zeven zusters in 1998 de gehele literaire wereld. Ze werd alom geroemd om haar bedwelmende schrijfstijl en men vergeleek haar met grote namen als Isabel Allende en Gabriel García Márquez. De achtste zuster, dat zich eveneens gedeeltelijk afspeelt in het dorpje waar de auteur is opgegroeid, is duizelingwekkend gepassioneerd en hartverwarmend ontroerend.’

De ouverture: ‘Spanje - Op de dag van de doden begon mijn leven pas. Ik stond bij  het graf van de vader die tot mijn dertiende was verzwegen. Ik had hem een boeket roze bloemen gegeven en beurs van verdriet prevelde ik dat ik mijn hand in de zijne moest kunnen leggen zodat hij hem fijn kon knijpen en dat hij me zou verzekeren dat het allemaal goed ging komen. En net toen ik haast stikte in de tranen die ik weer wilde inslikken raakte iemand mijn schouder aan. Een jonge man trok me tegen zich aan en hield me vast. Het was een wonder dat hij me hier had gevonden, bij het graf van zijn grootvader, over wie hij alleen maar minder goede verhalen te horen had gekregen. Hij liep met me mee naar huis, lachte voortdurend tegen me, maakte ongevraagd eten voor me en knoeide rode wijn op de witwollen vloerbedekking. Hij pakte zijn gitaar en bezong mijn leven en het zijne en probeerde er een moeder-en-zoonlied van te maken. Het klonk niet, we waren te weinig moeder en zoon geweest. Toen – zo lang geleden – hadden zijn grootmoeder en mijn man de voogdij over hem. Hij was teruggekomen om mij nu de voogdij te geven. Ik keek naar de haarlok die voor zijn kristalblauwe ogen viel en ineens moest ik huilen, ik had in jaren geen tranen meer gelaten. Ik stikte er nog liever in en ineens stond ik te snikken als een kleuter, happend naar adem. De jongen schrok ervan, aarzelde of hij me moest troosten en pakte toen mijn handen vast  en aaide ze. Mamita, waarom heb je zoveel verdriet? Ik ben teruggekomen.’

De herfst was mild dat jaar. De bomen hielden hun bladeren langer vast dan gewoonlijk en lieten ze in alle pracht verkleuren van groen naar fonkelrood tot doorschijnend goud. Pas op de grond en dwarrelend over de graven, in de tuinen en de lanen werden ze bruin en moesten ze opgeruimd worden. Mijn teruggekeerde zoon bleef een hele week bij me. Hij vertelde over zijn leven in Spanje, waar de luchten zelden grijs waren en de zee verhalen aan land spoelde, soms treurige, soms onstuimige, soms ongeloofwaardige, en hij beweerde dat de werkelijkheid vaak moeilijk te geloven was. Met horten en stoten vertelde hij het verhaal van zichzelf. Hij had een tijd rondgezworven, vaak liftend, soms zwartrijdend per trein, steeds dieper het zuiden in. Ten slotte was hij de smalle zeestraat bij Afrika overgestoken. Hij had geslapen in gebieden waar de huizen van zand waren en de bergen uit zich zelf verder wandelden. Ergens aan de kust had hij op een boot aangemonsterd die hem naar de andere kant van de aardbol had gebracht. Daar was hij met baardige mannen meegegaan om goud te zoeken, hij had flinters gevonden die waardevol genoeg waren om lange tijd liederlijk van te leven. Een pistool op zijn slaap had hem gedwongen het fortuin weer over te dragen. Hij was verder getrokken en opgehouden in Mexico, waar hij betoverd werd door de mariachimuziek en hij net zo vol passie over verdriet en heimwee wilde leren zingen. Drie jaar lang had hij erover gedaan om te leren zingen over de pijn die voortkomt uit onstilbaar verlangen. ‘Mexicanen zijn verslaafd aan het onbereikbare, ongelukkig zijn is hun passie.’ Hij liet het me horen. ‘Que lejos estoy del suelo donde he nacido. Inmensa nostalgia invade mi pensamiento. Y al verme tan solo y triste cual hoja al viento. Quisiera llorar, quisiera morir de sentimiento.’ Ik ben zo ver van het land waar ik ben geboren. Ik word verteerd door verlangen en zie mezelf als een blad gedragen door de wind. Ik zou willen janken, ik zou willen sterven van verdriet. Ik moest alweer huilen, ditmaal omdat ik nog nooit zoveel mooi  leed had gehoord. Ik voelde mijn hart weer kloppen. Zeven jaar geleden was het daarmee opgehouden. Christian kwam daags na zijn zestiende verjaardag niet thuis van school. Zijn vader sloeg met de hand op tafel. ‘Verdomme, hoe vaak heb ik gezegd dat hij op tijd thuis  moet zijn voor het eten.’ Mijn kind kwam ook niet op tijd thuis om te slapen. Zijn vrienden wisten van niets. Ik ging op de fiets een voor een bij hen langs. Aan de onhandige bewegingen van hun schouders kon ik zien dat ze me belogen. Een klein mager menneke met een knipperoog stotterde dat Christian gezegd had dat hij op reis zou gaan. Hij kon me niet vertellen waarheen. ‘Ver weg.’ Ik wilde de politie vragen om naar hem te zoeken, mijn man verbood het me. ‘Die schande gaan we niet aan.’ Het hoofd van Christians school zei dat hij al een paar dagen niet op school was geweest, het was nauwelijks opgevallen omdat hij heel vaak niet kwam opdagen. Het schoolhoofd maakte zich er niet meer druk om. Als mijn zoon weer niet over zou gaan, zou hij sowieso van school gestuurd worden. Een week na de verdwijning ontdekte ik dat Christian mijn geheime spaarbusje had leeggehaald. Er zat een briefje in waarop een hart was getekend. Op een dag ben ik miljonair en dan kom ik het terugbetalen, stond in het klunzig getekende hartje. Ik ben toch naar de politiecommandant gegaan. De politie deed van alles om hem terug te vinden, maar een kind dat niet gevonden wil worden blijft zoek. Ik raakte mezelf kwijt. Ik had maar één kind.

Toen het leven me nog geen ernstige tegenvallers had bezorgd, wist ik heel zeker dat ik zeven kinderen zou krijgen, net zoals mijn oma, die zeven meisjes had gekregen. Ik wilde om en om een jongen en een meisje. Een gezin van louter meiden brengt de schepping uit balans. In het huis waar ik ben opgegroeid woonden alleen vrouwen, er waren geen mannen, daardoor hadden mijn tantes een oneigenlijk beeld van het echte leven gekregen. Ze probeerden de wereld te begrijpen door boeken te lezen die geschreven waren door vrouwen die net zoals zij nooit met echte mannen te maken hadden gehad. Ze hadden een vertekend beeld van de werkelijkheid en alles wat ik wilde was een alledaags leven. Ik zag me met mijn zeven kinderen aan een lange tafel zitten, die je speciaal moest laten maken, met aan het hoofdeinde van die tafel een altijd aanwezige vader, die streng was als het zo moest zijn en plezier maakte als daar de ruimte voor was. Uiteindelijk had ik aan een vierkante nieuwetijdstafel genoeg. Mijn eierstokken hebben niet meer dan één vruchtbaar eitje losgelaten. Het ene kind dat uit mijn buik is gekomen was wel zeven zonen tegelijk. Christian had een schelmse grijns op zijn lipjes toen ze hem in mijn armen legden. ‘Het is precies Sebastian,’ zei tante Christina. ‘Het wordt een artiest, je moet hem veel ruimte geven, anders gaat hij dood.’ ‘Het wordt een ondeugd,’ zei Martha, mijn moeder. ‘Dat zie je zo. Geef hem op tijd een pak slaag, anders loopt hij over je heen.’ U weet het nu zeker: om Elle Eggels met haar De achtste zuster kunnen wij niet meer heen.
 

EEN PARIJSE AFFAIRE

 

Met de vreugde van een grage lezer kondig ik u een boek aan van een auteur van wie ik sinds haar debuut in de ban verkeer. Sedert ik in 2010 het boeiende en bruisende, inmiddels verfilmde debuut Haar naam was Sarah, over het leed de Joden door de nazi’s aangedaan, tot mij genomen heb, neem ik alles van haar tot mij. Nu is daar de 156 bladzijden tellende verhalenbundel Een Parijse affaire van Tatiana de Rosnay en van uitgeverij Ambo Anthos, Met op de cover een sticker met de immer heuglijke mededeling van vijftien euro. Het gaat om elf verhalen in de bundel die opent met het verhaal ‘Zijn rode zakdoek’ dat ik u deels ga doorgeven. Opdat u de smaak van de toegankelijke vertelstijl van De Rosnay te pakken krijgt. Op de omslag achterzijde geeft de uitgever het thema weer en dan blijkt dat de elf short stories met elkaar verbonden zijn naar inhoud. Ik citeer Ambo Anthos, maar niet eerder u gezegd te hebben dat ik u de volgende keer het tweede deel van ‘Zijn rode zakdoek’ aanreik. Overigens, de hele bundel zal de bestsellerslijsten zeker gaan halen!

De site over onze bundel: Een Parijse affaire van Tatiana de Rosnay is een intense beschrijving van de vele aspecten van overspel, waarin humor samengaat met mededogen en verlangen. Een Parijse affaire is een heerlijk boek voor eenieder die weleens fantaseert over een avontuurtje buiten de deur. Als een vrouw op het punt staat haar man te verlaten omdat ze denkt dat hij zo saai is, verlaat hij háár omdat ze zijn affaires maar nooit in de gaten kreeg. Wat te doen als je er via de telefoon getuige van bent dat je beste vriendin je man verleidt? Van het wegpoetsen van een slippertje tot machiavellistische wraak – Tatiana de Rosnay beschrijft het huwelijksbedrog in al zijn facetten: soms tragisch, soms humoristisch, in een luchtige stijl, ironisch, met een ontknoping die altijd onverwacht en soms koelbloedig is. ‘We verslonden dit boek als de verboden vrucht. Met oneindig veel plezier.’ – Femme Actuelle’.

Nu het beloofde citaat, de ouverture van het verhaal ‘ Zijn rode dagboek’, dat begint met een motto, ontleend aan Guy de Maupassant (1850-1893)  uit diens ‘Op het water’:  ‘De man die gewoon bemint onder de zon, aanbidt uitzinnig onder de maan.’ ‘2 mei - Guy is een brave hendrik. En oersaai. Dan kan ik toch niet anders dan vreemdgaan, zoals ik al jarenlang doe? Ik droom van een casanova, een rokkenjager, een vrouwengek, een ladykiller, een geweldig beest als echtgenoot. Helaas! Ik deel een steriel bed met een hondstrouwe man en draag de naam van een huisvader die me rustig neemt, die nooit hartstochtelijk, maar teder zoent en lieve woordjes prevelt. Nooit zegt hij iets opwindends. Om het nirwana te bereiken laat ik me meevoeren door een stroom wilde beelden: losbandigheid, ontucht, schaamteloos geweld en ingewikkelde standjes, begeleid door scabreuze taal. 21 mei - Mijn man is oersaai. Het is om depressief van te worden, maar waar. Mijn kinderen zijn lief en toch roepen ze geen enkel moederinstinct bij me op. Natuurlijk hou ik van ze, maar ze worden verzorgd door hun nanny. Flesjes, luiers, ommetjes, inentingen, ik moet er niet aan denken.

De eerste keer dat ik hem heb bedrogen was een maand na ons trouwen. Met een ex. Dat telde niet, hield ik mezelf voor, want het was immers niet de eerste keer dat ik het met hem deed. Maar later moest ik de realiteit toch echt onder ogen zien: een echtgenoot bedriegen die niets doorheeft is bijna net zo saai als hem helemaal niet bedriegen. 4 juni - Ik ga inmiddels vijf jaar vreemd. Iedereen weet dat, behalve hij. Hij is bespottelijk. Ik wou dat hij me de huid vol schold of me een koekje van eigen deeg gaf! Ah, hem in bed betrappen met mijn zus, mijn beste vriendin of de werkster, voor mijn part met zijn nichtje of peetdochter, wat zou ik dat geweldig vinden. Wat een fantastische bedrogen echtgenote zou ik zijn. Ik zou vreselijke scènes trappen en het vervolgens hartstochtelijk bijleggen in bed... Helaas! Dat echtelijke bed dommelt al een eeuwigheid. Ik ben een burgertut die zich verveelt met een sul (of moet ik zeggen slappe l..?) en op haar tweeëndertigste al met één been in het graf staat. 11 juli - Ik kies mijn minnaars met zorg. Zelden behoren ze tot mijn vriendenkring. Van vaders moet ik trouwens niets hebben. Vaders hebben altijd haast, kijken te vaak op hun horloge. Nee, doe mij maar een jonge knul die strak in het vel zit en zich in tegenstelling tot zijn oudere seksegenoten laat leiden door mijn ervaring, zonder te proberen mij eronder te krijgen – dat laatste is overigens ook letterlijk op te vatten. Waarom heeft Guy niets in de gaten? En ik doe nog wel zo mijn best aanwijzingen achter te laten om zijn argwaan te wekken. Als hij in bed een mannensok vindt die niet van hem is, haalt hij hem met een glimlach weg. Niets is zo stom als een trouwe echtgenoot. Trouwe echtgenoten bestaan bovendien niet. Guy is een foutje van de natuur, er moet bij hem al in de baarmoeder iets zijn misgegaan. Door zijn aderen stroomt vast het bloed van een of andere dynastie die zo ongeveer is uitgestorven door gebrek aan hartstocht of in verval is geraakt als gevolg van een genetisch bepaald tekort aan verbeeldingskracht.

28 augustus -Toch is hij niet gek, die arme Guy. Hij is simpelweg trouw. Sinds we getrouwd zijn bedenk ik machiavellistische strategieën om hem zover te krijgen dat hij eindelijk vreemdgaat. Ik heb bloedmooie wezens ingehuurd die zich sensueel voor hem uitkleedden en zich aan zijn voeten vlijden. Het heeft niet mogen baten. Hij schermde met zijn trouwring zoals een monnik met een kruisbeeld om een naar bloed snakkende vampier te bezweren. Ik moest me er simpelweg bij neerleggen: Guy zou me nooit bedriegen. Het zat gewoon niet in zijn genen. 3 september - Niets is zo slaapverwekkend als een trouwe echtgenoot, vooral als het je eigen man is. Als hij ’s avonds naast je inslaapt nadat hij voldaan heeft aan zijn echtelijke plicht en ‘welterusten, schat’ heeft gemompeld, strekt de nacht – die nog zo jong is! – zich zonder enige rimpeling voor je uit als de Dode Zee, of als een dorre toendra zonder reliëf, zonder verrassende pieken en dalen. Een echtgenoot die nooit een slippertje maakt is suf. Nee, dan een ontrouwe echtgenoot. Die geeft een huwelijk pas pit! Een ontrouwe echtgenoot ademt zondigheid uit, is een en al zinnelijkheid, wordt verteerd door vleselijke lusten. Als je naast hem in bed ligt denk je aan zijn liederlijke uitspattingen, aan de andere vrouwen die hij die dag heeft bevredigd, en luister je gelukzalig naar alle subtiele leugens die hij zo geraffineerd opdist. Met een schuinsmarcheerder als echtgenoot verveel je je nooit. 10 oktober - Waarom dit dagboek? Om de verveling te verdrijven. Ik draag het altijd bij me. Er zit een heel klein slotje op. Het sleuteltje verberg ik op een veilige plek. Niemand zal het lezen. Ooit zal ik het verbranden.
17 november - Guy heeft gezegd dat ik een ander appartement moet zoeken, want onze huur wordt niet verlengd. Ik moet een fijn vierkamerappartement vinden in een rustige buurt.’

BEZIGBOEK


OOp de cover van dit uitnodigende, uitdagende, uitbundige en uitgelezen werk staat de afbeelding van een op leeftijd gearriveerd echtpaar dat de ondertitels moet onderstrepen. Want de oma en opa erop vormen allereerst de doelgroep van deze heerlijke en verheffende uitgave. Ik leg virtueel voor u neer het 122 bladzijden tellende,doorlopend eclatant geïllustreerde Bezigboek van Ine Pfeil-Van Rongen en Consign Concept & Design met de subtitels ‘Het 1ste Bezigboek voor niet meer de jongste’ en ‘Verhalen, kwissen, taal- en woordspellen’. Om de aanpak van dit doe-boek te vatten geef ik u de tekst van de omslag achterzijde.

‘Op een warme dag gingen we voor het eerst met moeder naar het oude zwembad. Mam is er niet in geweest, ze zat te breien. Zusje Tillie en ik zijn er niet uit geweest. Wij waren in ons element. Toen, en ik heb het nu over het laatste oorlogsjaar, droeg niemand zwemkleding. Wel ondergoed. Er kwam weer een mooie dag en ons mam zei: je weet nu de weg en je hebt een Hollandse mond. En we gingen allee, 4 en 5 jaar oud en bovendien te voet. Als we het huis van ome Grad voorbij waren, waren we ongeveer op de helft, dus nog 20 minuten te gaan. Het 1ste  BezigBoek voor niet meer de jongste is het debuut van schrijfster Ine Pfeil - van Rongen. Zelf ook niet meer de piepjongste (73) kijkt ze in dit boek lichtvoetig en met veel gevoel voor humor terug op een bewogen en enerverend leven. Persoonlijk en heel herkenbaar voor haar leeftijdgenoten. Of, zoals Ine het zelf zegt: ‘Voor wie de geraniums liever water geeft dan er achter zit en zijn of haar kostbare hersens wil trainen’. Jeugdherinneringen en langere (reis)verhalen worden in het boek afgewisseld met korte observaties, overpeinzingen en gedichten. Maar ook door taal- en woordspellen, kleuropdrachten, raadsels en kwissen. Het resultaat is een lekker dik (122 pagina’s) lees-, kleur-, denk- en puzzelboek, met zorg samengesteld en gemaakt, en in een ongedwongen, prettige en heel toegankelijke stijl geschreven. Alsof je Ine de verhalen zelf hoort vertellen. Heel leuk om zelf mee bezig te zijn, maar al even leuk om aan een niet meer de jongste cadeau te doen.’ Nota bene, de entree van de flap is een fragment uit Ines verhaal ‘Het oude zwembad’ op blz. 34 en volgende.

Bezigboek bevat dus het levensverhaal, in levendige flarden opgetekend door de auteur die sowieso inlevend kan vertellen. Een volgende keer wil ik u daarvan nog een voorbeeld geven. Nu leg ik u een het eerste deel van de ‘Kwis met spreekwoorden’ voor waarvan aan de finish van het boek de oplossingen gelukkig staan. U zult met mij traceren dat dit kostelijk boek de wat oudere lezers over de streep wil trekken om de gedachten te bepalen, het geheugen op de frissen en de woordvoorraad op peil wil houden. Hier komen de eerste twintig beginwoorden die om de gewenste aanvulling vragen.
1. Van een kouwe kermis                                                                                                                       
2. De appel valt                                                                                                                                               
3. Aan de boom                                                                                                                                               
4. Het ijzer smeden                                                                                                                                             
5. Hooien                                                                                                                                                 
6. Zoals het klokje                                                                                                                                  
7. Eerste gewin                                                                                                                                           
8. Oost west                                                                                                                                                    
9. De morgenstond                                                                                                                                     
10. Al te goed                                                                                                                                                   
11. Niet geschoten                                                                                                                                  
12. Eigen haard                                                                                                                                           
13. Een zwaluw                                                                                                                                      
14.Zoals de waard                                                                                                                                  
15. Het gras van                                                                                                                                          
16. Als de kat                                                                                                                                             
17. Na regen                                                                                                                                           
18. Het hemd                                                                                                                                         
19. Beter één
20. Waar rook

Om u op weg te helpen; het gras van de buren is altijd groener! En hooien doet u het best als de zon schijnt! Het door mij gekozen citaat uit Bezigboek manifesteert dat de oma’s en de opa’s, waartoe mijn echtgenote en ik ook behoren, uitgedaagd worden de wellicht wat weggegleden kennis op te frissen. Derhalve is Bezigboek een geschenk van formaat aan de senioren onder ons. Een gaaf boek dat een gretig onthaal zal vinden.