21-08-2017

BIBEB

 

Een kostbaar kleinood heb ik voor u dat mij terugwierp naar de jaren waarin ik met graagte vraaggesprekken in een weekblad tot mij nam. Elke week pakte ik uit de brievenbus Vrij Nederland en steevast keek ik naar de inhoudsopgave of daarin mijn favoriete onderdeel een plek was toebedeeld. Zo’n zeshonderd interviews scheidde de scribent af en de meeste ervan stonden tot mijn genoegen in VN. Door een gloednieuwe uitgave werden herinneringen aan de gesprekken in mij opgerakeld. Ik heb het over de 140 bladzijden tellende, van een fotokatern voorziene hardcover Bibeb van Adinda Akkermans en Roos Menkhorst en uitgeverij Querido met de ondertitel ‘Biechtmoeder van Nederland’.
In de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw lokte de journaliste Elizabeth Maria Lampe-Soutberg vele BN’ers naar haar stulp in Scheveningen om hen de biecht af te nemen. Zo gaven bij Bibeb zich bloot o.a. prinses Irene, Willeke van Ammelrooy, Jan Cremer, Jeroen Brouwers, Mensje van Keulen, Henk Vredeling, Boer Koekoek, Ruud Lubbers, Ed van Thijn, Maarten ’t Hart, Kitty Courbois, Rudi Carrell en Joseph Luns. Ik vond het fascinerend hoe Bibeb hun innerlijk te kijk zetten. Zo groot was haar naam dat heel wat figuren hun best deden om bij haar in de prijzen te vallen. De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat ik als fervent lezer van Vrij Nederland nooit probeerde te achterhalen wie achter het pseudoniem van Bibeb schuilging. Ik had genoeg aan haar verhalen en vermoedde dat een ‘blindganger’ uit de VN-redactie verstoppertje speelde. Pas onlangs begreep ik dat Bibeb verwijst naar de voornaam van het meisje Elizabeth Soutberg dat het licht zag van 1914 tot 2010.

Groot was Bibebs populariteit. In  zijn ‘De gouden jaren van het linkse levensgevoel’ geeft John Jansen van Galen een verklaring. Ik citeer: ‘Vóór haar glorietijd menen Nederlanders elkaar te kennen door wat ze zijn: tot welke kerk of stand ze behoren, welk beroep ze uitoefenen, uit welke streek of stad ze komen. In de jaren zestig wordt dat alles vlottend; de ontkerkelijking raakt in een stroomversnelling, arbeiderskinderen gaan studeren, scheidslijnen tussen dorpen en buurten vervagen. Er ontstaat een behoefte om te weten, niet wát, maar hoe wij zijn. Daarin voorziet Bibeb, voor wat bekende Nederlanders betreft, in hoge mate.’ Ik wil maar gezegd hebben dat niet alleen voor mij maar voor iedereen Bibeb een grande dame was die vooraanstaande en toonaangevend personen ertoe wist te  brengen hun zielenheil te berde te brengen. Een volgende keer toeren wij met elkaar hier door ‘Bibeb’ van Akkermans en Menkhorst, nu pluk ik uit hun toegankelijk en mooi geschreven biografie.
 
‘Wij - Bibeb, Bibeb, Bibeb. Haar naam klinkt vreemd en grappig tegelijk, dat wordt niet anders als je hem verschillende keren achter elkaar herhaalt. Wij, geboren in 1983 en 1984, horen voor het eerst over haar dankzij onze grootouders. Roos krijgt op een dag van haar oma een interviewbundel van Bibeb. Haast bedoeld als een inwijding in het vak, waar ze dan net aan begonnen is. De kaft van het boek is gekreukt, voorin staat de naam van haar grootmoeder, nog met de achternaam van haar ex-man. Onder sommige uitspraken van geïnterviewden heeft ze met potlood een streep gezet, achter andere uitspraken staat een groot uitroepteken. Eén interview ontbreekt. Het is er in z’n geheel uit gescheurd. Volgens de inhoudsopgave betreft het de ontmoeting met Hugo Claus. Adinda leest de naam Bibeb voor het eerst als ze onderzoek doet naar haar opa Boy Trip en het kabinet-Den Uyl waarin hij in de jaren zeventig minister was. In een tijd waarin bewindslieden nog werden aangesproken met ‘geachte excellentie’ was Vrij Nederlands Bibeb de eerste die politici intieme vragen stelde. Hijzelf was niet door haar geïnterviewd, maar het had zomaar gekund: de meeste ministers ontkwamen niet aan haar pen, die ze hanteerde als een fileermes.

Maar pas na de dood van Bibeb op 18 januari 2010 worden we echt nieuwsgierig naar haar. Het journaal besteedt aandacht aan Bibebs overlijden, en ook De Wereld Draait Door. Het gaat over de vrouw die ‘veertig jaar lang de koningin van het interview’ was. Aan tafel bij Matthijs van Nieuwkerk zit filmmaker Frans Weisz. Hij is geïnterviewd door Ischa Meijer, Bibeb en later door Coen Verbraak. Hij heeft dus vergelijkingsmateriaal, constateert de presentator. Weisz: ‘Bij haar had ik echt het idee: ik wil dat ze terugkomt.’ Van Nieuwkerk vraagt hoe lang het duurde, Bibeb stond er immers om bekend dat ze een aantal dagen met een geïnterviewde doorbracht, soms bleef ze zelfs slapen. Het interview met Weisz, hij heeft het opgezocht in zijn agenda, duurde van half elf ’s ochtends tot zes uur ’s avonds. Het was in 1992, zij was toen al 78. Hij kwam na die eerste ontmoeting nog twee keer bij haar thuis aan de Zeekant in Scheveningen. Van Nieuwkerk kan zijn verbazing niet verbergen: ‘Je kwam bij de journalist thuis. Dat doet toch niemand meer!’ Bibeb zág hem echt, zegt Weisz. Bij Ischa Meijer had hij toch het idee dat hij slechts hielp met het construeren van het verhaal dat Meijer over hem wilde vertellen, terwijl Bibeb, ja, zegt hij glunderend, zij was geïnteresseerd in hem: ‘Bij haar lag je echt op de couch.’ We beginnen haar interviews te lezen.

‘Het Bibeb-effect- Wie was Bibeb? De vraag begint ons steeds meer bezig te houden. We lezen artikelen met koppen als: ‘Het mysterie Bibeb ontrafeld’, ‘De Greta Garbo van de Nederlandse journalistiek’, ‘De gekoesterde geheimzinnigheid van Bibeb’ en ‘De sirene van het Zwarte Pad’. Dit laatste klinkt wel heel raadselachtig. Het verwijst naar het zijstraatje naast haar huis aan de Zeekant, ontdekken we op Google Streetview. Honderd jaar na de geboorte van Bibeb besluiten we op onderzoek uit te gaan naar het leven van de vrouw die zelf een vraagteken bleef. Voor herinneringen aan Bibeb zijn we aangewezen op haar zoon Wouter, en op 75-plussers van statuur. De conditie van hun geheugen is wisselend, maar voor allen geldt: Bibeb maakte een onuitwisbare indruk, met haar ogen die je gretig bleven aankijken terwijl ze in grote hanenpoten alles noteerde. Schrijver en oud-politicus Jan Terlouw mailt: ‘Ik wreef voortdurend over mijn voorhoofd, wat ik niet wist. Door haar interview heb ik het afgeleerd. Ik weet ook nog dat ik haar vragen zeer persoonlijk vond, maar ik was niet ongerust over het resultaat. Ik vond haar vertrouwenwekkend. Ik ben daarna nog honderden malen geïnterviewd, maar dat met Bibeb was het meest diepgravend, het langst, het indringendst.’

Kort nadat we een groot aantal geïnterviewden die nog in leven zijn hebben gemaild, gaat op zaterdagochtend om negen uur de telefoon: ‘Goedemorgen, met Ruud Lubbers,’ klinkt de bekende zware stem van de oud-premier. ‘Ik vertel graag over Bibeb, heeft u een pennetje bij de hand? Noteert u maar. Ik kende Bibeb vrij goed, het was een aangenaam iemand. Ik ben vrouwvriendelijk, zal ik maar zeggen.’ Een klein lachje. ‘Maar ik heb geen relatie met haar gehad, ze was een opvallende vrouw, ze was aimabel.’ Adinda vertelt hem dat Bibeb een stuk ouder was dan hij. Hij klinkt verbaasd: ‘Uit 1914 zeg je? Ik ben uit 1939, maar dan moet ze al in de zestig zijn geweest tijdens het interview.’ ‘Hoe was het om door haar geïnterviewd te worden?’ ‘Ze stond bekend als een linkse tante. Ik was van tevoren ook achterdochtig: zou er geen misbruik van me gemaakt worden? Maar ze was heel aardig, je werd snel maatjes met haar, zal ik maar zeggen.’ ‘Hoe zou u haar stijl omschrijven?’ ‘Bibeb kreeg mensen aan het praten, zelfs roomsen zoals ik.’ ‘Hoe deed ze dat dan?’ ‘Ze hoorde je uit, maar het was meer dan dat: ze was wérkelijk zelf geïnteresseerd, stelde vrijmoedige vragen.’ ‘Klopt het dat u na het interview nog vaak bij haar op bezoek bent geweest?’ De zelfverzekerde stem van de oud-premier valt even stil. ‘Dat zou best kunnen, maar ik ben niet meer de jongste, moet je weten. Ik herinner me: ik vond haar uiterst charmant. Ze gaf me het gevoel de moeite waard te zijn.’
Oud-premiers die onaangekondigd opbellen: zou dit het Bibeb-effect zijn?’
 

BIBEB

DE SYMPATHISANT

Ik ga u een roman inloodsen door iets meer dan drie pagina’s ervan integraal aan u door te geven. Opdat u de verteltrant te pakken krijgt, die u zeker zal uitnodigen het hele verhaal tot u te nemen. Het gaat om het 430 bladzijden tellende paperback De sympathisant van de Amerikaans-Vietnamese migrant Viet Thanh Nguyen en uitgeverij Marmer. Op de omslag prijken de woorden uit NRC Handelsblad ‘Een onvergetelijk hoofdpersonage, een levendige vertelstem en vileine humor’ en de sticker ‘Winnaar PulitzerPrize’. Om u de titel aan de hand te doen: de titelfiguur is een kapitein die als rechterhand optreedt van een generaal die nauw samenwerkt met de Amerikanen. Tegelijk is de kapitein spion voor de communisten. Zijn grote kracht (en zwakte) is dat hij met alle posities kan sympathiseren, wat niet los kan worden gezien van het feit dat hij zoon is van een Franse priester en een Vietnamese moeder. Een bastaard, dus. Ik doe u te de tekst van de uitgever op de omslag aan de hand voordat ik de entree van De sympathisant citeer. Na de vakantie wisselen wij onze leeservaringen met elkaar uit.

Marmer: ‘Het is april 1975 en in Saigon heerst chaos. In zijn villa zit een generaal van het Zuid Vietnamese leger whisky te drinken en hij is samen met zijn getrouwe kapitein een lijst aan het opstellen van mensen die een plaats krijgen op een van de laatste vluchten het land uit. De generaal en zijn landgenoten gaan een nieuw leven beginnen in Los Angeles. Ze zijn zich er niet van bewust dat een van hen, de kapitein, in het geheim de groep observeert en verslag uitbrengt aan een meerdere in de Vietcong. De sympathisant is het verhaal van deze kapitein, een man grootgebracht door een afwezige Franse vader en een arme Vietnamese moeder, een man die in Amerika ging studeren aan de universiteit, maar terugkeerde naar Vietnam om te vechten voor de communistische zaak. Viet Thanh Nguyens verbazingwekkende roman biedt een kijkje in de ziel van deze dubbelagent, een man wiens hooggestemde idealen vereisen dat hij de mensen die hem het meest nabij zijn moet verraden.’
Viet Thanh Nguyen: ‘Ik ben een spion, een sluimerende spion, een man met twee gezichten. En misschien niet verrassend, ik ben ook een man met een dubbele persoonlijkheid. Ik ben niet een of andere onbegrepen mutant uit een stripboek of een horrorfilm, hoewel ik soms wel zo ben behandeld. Ik heb het vermogen om elk onderwerp van twee kanten te bekijken. De ene keer ga ik er prat op dat dit een talent is, en hoewel het ook weer niet zo bijzonder is, is het misschien wel het enige talent dat ik heb. En een andere keer, als ik even stilsta bij hoe ik dan onwillekeurig tegen de wereld aan kijk, vraag ik me af of dat wel een talent genoemd mag worden. Een talent is tenslotte iets wat je gebruikt, niet iets wat jou gebruikt. Het talent dat je niet níét kunt gebruiken, het talent dat jou bezit – dat is gevaarlijk, moet ik bekennen. Maar in de maand waarin deze bekentenis begint, leek mijn kijk op de wereld vooralsnog meer een pre dan een gevaar; zo doet een gevaar zich in het begin soms voor. De maand in kwestie was april, de wreedste maand. Het was de maand waarin een oorlog die al heel lang voortsnelde opeens zijn benen kwijt was, zoals het oorlogen nu eenmaal vergaat. Het was een maand die alles betekende voor de mensen in ons kleine deel van de wereld en niets voor de mensen in de rest van de wereld. Het was een maand die tegelijk het einde van een oorlog was en het begin van... nou ja, ‘vrede’ is niet het juiste woord, toch, mijn beste commandant? Het was een maand waarin ik het einde afwachtte achter de muren van een villa waar ik vijf jaar had gewoond, muren met glinsterende bruine glaspunten en bovenop roestig prikkeldraad. Ik had een eigen kamer in de villa, net zoals ik in uw kamp een eigen kamer heb, commandant. Natuurlijk is de juiste benaming voor mijn kamer ‘isolatiecel’, en in plaats van een huishoudster die iedere dag mijn kamer schoonmaakt, hebt u me voorzien van een bewaker met een babyface die helemaal niet schoonmaakt. Maar ik klaag niet.

Privacy, niet netheid, is mijn enige vereiste voor het schrijven van deze bekentenis. Hoewel ik ’s nachts voldoende privacy had in de villa van de Generaal, had ik dat overdag bijna niet. Ik was de enige van de officieren van de Generaal die bij hem inwoonde, de enige vrijgezel van zijn staf en zijn betrouwbaarste assistent. ’s Morgens, voordat ik hem het kleine stukje naar zijn kantoor reed, ontbeten we altijd samen. Terwijl wij aan het ene eind van de teakhouten eettafel berichten analyseerden, zwaaide aan het andere eind zijn vrouw de scepter over een buitengewoon gedisciplineerd viertal kinderen van achttien, zestien, veertien en twaalf jaar, met een lege stoel voor de dochter die in Amerika studeerde. Niet iedereen had gevreesd dat het einde naderde, maar de Generaal had het terdege beseft. Hij was een goedgebouwde, slanke man, een oorlogsveteraan wiens vele medailles in zijn geval echt verdiend waren. Hoewel hij maar negen vingers en acht tenen had – twee tenen en een vinger was hij kwijtgeraakt aan kogels en granaten −, wisten alleen zijn familie en vertrouwelingen wat zijn linkervoet mankeerde. Zijn ambities hadden nauwelijks enige weerstand ondervonden, of het moest zijn verlangen zijn om de hand te leggen op een fles uitstekende bourgogne en die op te drinken met een gezelschap dat nu eens geen ijsblokjes in hun wijn deed. Hij was een epicurist en een christen, in die volgorde, een man van het geloof die zich verliet op gastronomie en God, op zijn vrouw en kinderen, en de Fransen en de Amerikanen. Naar zijn mening viel van hen veel meer te leren dan van die andere buitenlandse goeroes die onze noordelijke broeders en enkele van onze zuidelijke hadden gehypnotiseerd: Karl Marx, V.I. Lenin en voorzitter Mao. Niet dat hij ooit een van die grote denkers had gelezen! Als zijn adjudant en assistent-inlichtingenfunctionaris moest ik hem wat citaten verschaffen uit bijvoorbeeld Het communistisch manifest of Het rode boekje van Mao.

Hij zocht dan het juiste moment om zijn kennis van het gedachtegoed van de vijand te etaleren, en daarbij had hij een voorkeur voor een vraag van Lenin, die hij altijd plagieerde als de gelegenheid zich voordeed: ‘Heren,’ zei hij dan, terwijl hij venijnig met knokkels op de desbetreffende tafel klopte, ‘wat te doen?’ Om de Generaal uit te leggen dat het in feite Nikolaj Tsjernysjevski was die die vraag stelde in zijn roman met dezelfde titel leek niet belangrijk. Hoeveel mensen herinneren zich Tsjernysjevski nog? Het ging om Lenin, de man van de actie die de vraag overnam en hem zich toe-eigende. Toen de Generaal, die altijd wel iets bedacht, in de allersomberste aprilmaand met die vraag werd geconfronteerd, kon hij niets meer bedenken. Een man die had geloofd in de mission civalisitrice en de American Way werd uiteindelijk gestoken door de mug van het ongeloof. Opeens kreeg hij last van slapeloosheid en dwaalde hij door zijn villa met de groenige gelaatskleur van een malariapatiënt. Sinds ons noordelijke front enkele weken eerder in maart was bezweken, kwam hij regelmatig langs in mijn kantoor of mijn kamer in de villa om weer het laatste, altijd sombere nieuws door te geven. ‘Dat geloof je toch niet?’ vroeg hij steeds, waarop ik dan koos uit twee antwoorden; ‘Nee sir!’ of ‘Ongelooflijk!’ We konden niet geloven dat het aangename, schilderachtige koffiestadje Ban Me Thuot, mijn geboortestad in de Centrale Hooglanden, begin maart was geplunderd. We konden niet geloven dat onze president Thieu, wiens naam er gewoon om vroeg spugend te worden uitgesproken, onze legereenheden die de Centrale Hooglanden verdedigden om onverklaarbare redenen had bevolen zich terug te trekken. We konden niet geloven dat Da Nang en Nha Trang waren gevallen of dat onze troepen burgers in de rug hadden geschoten toen ze gek van angst probeerden te ontsnappen op sloepen en boten, en het aantal doden in de duizenden liep. In de beslotenheid van mijn kamer nam ik plichtsgetrouw foto’s van die rapporten, waar Man, mijn agent, blij mee zou zijn. Hoewel ik er ook blij mee was, omdat het tekenen waren van de onvermijdelijke uitholling van het regime, werd ik onwillekeurig toch ook geraakt door de benarde situatie van die arme mensen. Misschien was het politiek gezien niet correct om  medelijden met ze te hebben, maar als mijn moeder nog had geleefd zou ze ook een van hen zijn geweest. Zij was arm, ik was haar arme kind, en arme mensen wordt niet gevraagd of ze oorlog willen. Ook was die arme mensen niet gevraagd of ze wilden omkomen van de dorst en de kou op zee, en ook niet of ze beroofd en verkracht wilden worden door hun eigen soldaten. Als die duizenden mensen nog leefden, zouden ze niet hebben geloofd hoe ze waren gestorven, net zoals wij niet konden geloven dat de Amerikanen – onze vrienden, onze weldoeners, onze beschermers – ons verzoek om meer geld hadden afgewezen. En wat zouden we met dat geld hebben gedaan? De munitie, benzine en onderdelen kopen voor de wapens, vliegtuigen en tanks die dezelfde Amerikanen ons gratis hadden geleverd. Nadat ze ons wel de naalden hadden gegeven, leverden ze ons heel gemeen geen drugs meer. (‘Niets is ooit zo duur,’ mopperde de Generaal, ‘als wat je gratis krijgt aangeboden.’)

DE SYMPATHISANT

HET BOS

 

Een gids voor woudlopers leg ik voor u op de bank dat een terra incognita ontsluit. Een handboek voor een boswandeling, daar gaat het om. Een kompas voor als u de door de bomen het bos niet meer ziet. Ik heb het over de 256 bladzijden tellende hardcover Het bos van natuurvorser Peter Wohlleben en van Levboeken met de ondertitel ‘Het handboek voor elke boswandeling’. Ik stel de auteur aan u voor. Peter Wohlleben (1964) studeerde bosbouw en is boswachter in de Duitse Eifel, Daarnaast schrijft hij gepassioneerd over het bos. ‘Het verborgen leven van bomen’ was in 2015 het best verkochte non-fictieboek in Duitsland en stond in de top 5 van The New York Times bestsellerlijst. Of u nu in het oerbos Speulderbos of het meer gecultiveerde Kralingse Bos uw heil en vertier zoekt, deze boswachter gidst u door het terrein. Ik wil u zijn handboek inloodsen door de tekst op de omslag, de inhoud en het eerste stuk ‘Een handboek voor het bos?’ integraal aan te reiken. Na de vakantie wisselen wij onze reacties op Het bos met elkaar uit. Mijn vraag aan u is dan o.a. bent u het bos beter gaan beleven?

De omslag: ‘In deze handleiding neemt de populaire boswachter Peter Wohlleben ons mee op een ontdekkingsreis door de verborgen wereld van bomen en het bos. Op entertainende wijze vertelt hij hoe we verschillende bomen en hun eigenschappen kunnen onderscheiden. Daarnaast geeft hij talloze tips en adviezen over hoe je je weg kunt vinden zonder kompas of gps, onder welke bomen je moet schuilen tijdens een storm, welke bessen en paddenstoelen eetbaar zijn, hoe je dierensporen moet lezen, hoe je jezelf met natuurlijke insectenverdelgers tegen muggen, mieren en teken kunt beschermen, hoe je het bos met kinderen kunt verkennen en hoe je het best een nacht alleen in het bos kunt doorbrengen.’
De inhoud: ‘Een handboek voor het bos? Buiten de gebaande paden Spoorzoeken Dieren observeren Op naar de paddenstoelen! Frisgewassen en... gestoken Tekenalarm Jagersheil.

Stoffijn gevaar Met de groeten van Roodkapje Een determineerboekje dat niet saai is De spar – een boomsoort met heimwee  De den – een specialist op wankele voeten De zilverspar – was het liefst een loofboom geweest De beuk – de moeder van het bos De eik – helaas slechts op de tweede plaats De berk – een loeder met een zweep De lariks – een boom zonder toekomst De es – het slachtoffer van de globalisering  Is het echte liefde? Klein bosbouwwoordenboekje De houthakkersboom Natuurbescherming – een liefde met gevolgen  Bliksem en donder Het fabeltje van de glasscherven Zonder horloge en zonder kompas Overleven in het bos Als de houtvester een begrafenisondernemer wordt Mag dat wel? ’s Nachts op stap  Dresscode Het bos bij ons thuis Een boswandeling in februari Een boswandeling in mei Een boswandeling in augustus Een boswandeling in november Met kinderen op stap Tot slot Bronnen.

Peter Wohlleben: ‘Toen Piper Verlag me vroeg of ik een handboek voor het bos wilde schrijven, was ik meteen enthousiast. Ik ben dol op het bos, want het heeft een groot deel van mijn leven bepaald. Bovendien ben ik er toevallig ook beroepsmatig verzeild geraakt. Ik wilde eigenlijk biologie studeren, omdat ik, net als veel middelbare scholieren na hun eindexamen, niet goed wist hoe ik mijn liefde voor de natuur in praktijk moest brengen. Tot mijn moeder een advertentie van de dienst bosbeheer van Rijnland-Palts in de krant ontdekte, die kandidaten voor een interne opleiding zocht. Ik solliciteerde en was vier jaar bezig met practica en college lopen. Wat ik daarna in de praktijk tegenkwam, beantwoordde totaal niet aan mijn dromen. Werken met superzware machines die de bosbodem verwoestten, was nog maar het topje van de ijsberg. Contactinsecticiden inzetten, kaalslag of de oudste bomen (oude beuken waar ik zo van hou) vellen... Het begon me allemaal steeds meer te bevreemden.

Tijdens mijn studie had ik geleerd dat het allemaal nodig was om bossen gezond te houden. Jij vindt het misschien allemaal heel merkwaardig, maar duizenden studenten nemen dat tot op de dag van vandaag van hun hoogleraren aan. Mijn bevreemding veranderde in verwerping, en ik wist niet hoe ik met die instelling nog tientallen jaren door moest met mijn werk. In 1991 vond ik in de gemeente Hümmel in de Eifel echter een bosbezitter die ook op de ecologische toer wilde. Samen hebben we een bosexploitatie opgezet met een mix van reservaten en extensief geëxploiteerde bospercelen. En we vonden het ook belangrijk om de plaatselijke bevolking er intensief bij te betrekken. Voor dat doel heb ik een reeks evenementen georganiseerd.

Survivaltrainingen en blokhutten bouwen behoorden tot de spectaculairste evenementen, meestal betrof het echter excursies naar de prachtige wereld van bomen. ‘Waar kun je dat allemaal lezen?’ werd me vaak gevraagd. Dan moest ik mijn schouders ophalen, want literatuur hierover was me niet bekend. Aangezien mijn vrouw me telkens opporde om voor de bezoekers iets op papier te zetten, schreef ik tijdens een vakantie in Lapland een karakteristieke excursie uit. Ik stuurde het manuscript naar allerlei uitgeverijen en zei tegen mijn echtgenote: ‘Als er aan het eind van het jaar niemand op in is gegaan, dan kan ik gewoon niet schrijven.’ Zoals je ziet is het anders gelopen, en ik ben die uitbreiding van mijn bezigheden leuk gaan vinden. Nu kan ik nog veel meer mensen enthousiast maken voor het bos, ook al wordt dat naar mijn mening nog veel te weinig gebruikt. En daarmee doel ik niet op de houtindustrie, want die maakt het juist te bont. Ik doel op de kleine en grote avonturen die je tussen de bomen te wachten staan. En daarvoor hoef je maar één ding te doen: te voet de bossen in gaan.’

HET BOS

EEN PALEIS VOOR DE DODEN



Een rijke gids heb ik voor u die ons langs monumentale stenen heen loodst. Een naar vorm en inhoud een ode aan het wel en wee van onze voorouders, daar gaat het om. Ik vraag u een klaterend applaus voor een pracht van een boek dat ook de provincie Drenthe in een mysterieus doch helder daglicht stelt. Ik leg voor u neer de 350 bladzijden tellende, van meet tot finish geïllustreerde paperback Een paleis voor de doden van wetenschapsjournalist Herman Clerinx en uitgeverij Athenaeum-Polak & Van Gennep net de ondertitel ‘Over hunebedden, dolmens en menhirs’. Ik haast mij te zeggen dat de beste aanbeveling voor dit werk voorlopig is dat u en ik een paar jaar terug heel veel leesgenoegens beleefden aan Clerinx’ ‘Romeinse sporen’ met de ondertitel ‘Het relaas van de Romeinen in de Benelux met 309 vindplaatsen om te bezoeken’. Mijn eerste reactie bij het oppervlakkig doorschouwen van de nieuweling van Clerinx is dat het om een sterke nevenknie gaat. Voordat ik u laat proeven van de tekst van de uitgever op de omslag en van een tot de verbeelding sprekend stuk van Clerinx maak ik een persoonlijke notitie.

Decennia terug brachten wij vijven als gezin vele vakantieweken door op de boerderij van de familie Tip aan de Ermermarkerweg in Veenoord. Met liefde ontvingen wij gasten uit het thuisland en een van de geliefde uitjes was een bezoek aan Schoonoord waar het hunebed met de wat vreemde naam Papenloze Kerk in het bos te kijk lag. Herman Clerinx zegt op blz. 233 o.a. ‘De naam van de hunebed, Papenloze Kerk (afbeelding XXI) verwijst naar de reformatie. Toen waren de protestanten in de traditionele katholieke kerken niet welkom en preekten ze vaak buiten in de openlucht, in ‘kerken zonder paap’ ( paap = pastoor). De term komt van Jan Calvijn, die zijn bijeenkomsten als een ‘église sans pape’ (kerk zonder pastoor) omschreef.’ Wat Clerinx nog meer te melden heeft over dit bed, vertel ik u de volgende maal als wij een tocht maken door deze enerverende gids die ook verwijlt bij die andere vlekken en stekken in Drenthe die ook een hunebed herbergt. Zoals Valthe, Emmerveld, Diever, Havelte en Noordsleen. Nu ruim baan voor de uitgever en voor Clerinx die veel te vertellen heeft over het megalithische monument uit de Jonge Steentijd Stonehenge in Engeland.

De uitgever: ‘Herman Clerinx beschrijft de beschavingen die zo’n vijfduizend jaar geleden hunebedden en dolmens bouwden en menhirs rechtop zetten. Ze plaatsten die monumenten niet zozeer om hun doden te eren, maar vooral om hun eigen leefwereld te verbeteren.
Voor dit boek reisde Clerinx onder andere naar Drenthe, de Belgische Ardennen, Duitsland, Zweden, Ierland, Spanje, Bretagne en natuurlijk Engeland en Schotland. Hij vertelt wat er aan megalithische monumenten te zien is, en voor de Benelux geeft hij zelfs exact aan waar welk monument te vinden is. Onder het motto ‘nadenken is niet verboden’ gaat Clerinx verder na wat de bedoeling en het nut van al die monumenten was. Daartoe combineert hij de archeologische gegevens met inzichten uit de antropologie, zonder de wetenschap ooit geweld aan te doen. Clerinx legt zelfs uit hoe Stonehenge aan de basis lag van een officieel erkende godsdienst: de religie van de moderne druïden.
Herman Clerinx: ‘ Moderne druïden: Hoe Stonehenge een godsdienst deed ontstaan.
De ontdekking dat vanaf 4500 v.C. megalithische monumenten werden gebouwd, en dat de megalithische mode tussen 4000 en 3000 v.C. haar hoogbloei kende, vond plaats tijdens de jaren zestig en zeventig van de 20ste eeuw. Betere dateringsmethoden voor archeologisch materiaal kwamen ter beschikking, en prompt kon het tijdschema van de prehistorie worden bijgesteld.

Voorheen dachten de meeste archeologen en oudheidkundigen dat onze megalieten slechts zielige afkooksels waren van de grootse bouwwerken uit het Nabije en Midden-Oosten. Als vanzelfsprekend werd aangenomen dat de beschaving daar, en nergens anders, was ontstaan. Daar was het alfabet uitgevonden, daar was de landbouw begonnen, daar was het christendom geboren en daar moest ook de architectuur zijn ontwikkeld. Vervolgens had de beschaving zich over de omliggende regio’s verspreid, en over de regio’s daarnaast, en daarnaast, tot ze uiteindelijk in een afgezwakte vorm ook onze streken had bereikt. Men noemde deze manier van denken het diffusionisme (diffusie = verspreiding). De basisstelling luidde: ‘Ex oriente lux’. In het Nederlands betekent dat: ‘Het licht komt uit het oosten’. Dankzij inscripties en teksten uit het oude Egypte wist men dat de oudste piramiden kort na 3000 v.C. waren gebouwd. Geredeneerd werd dat het daarna even duurde voor het idee en de vaardigheid om gebouwen in steen rechtop te zetten zich vanuit Egypte over Europa kon verspreiden. Eerst gebeurde dat op Kreta, daarna in het Griekse Mycene. Pas eeuwen later bereikte de bouwkunst de kusten van de Atlantische Oceaan, de Noordzee en de Baltische Zee. Daar leidde dit tot het optrekken van onze dolmens, hunebedden en menhirs. Men probeerde te schatten hoelang het kon hebben geduurd voor de architectuur de kusten van West-Europa had bereikt, en kwam uit op 1500 v.C. of zelfs nog iets later. Rond die tijd moest bijvoorbeeld Stonehenge rechtop zijn gezet, een datering die we nog steeds in sommige toeristische gidsen terugvinden. Maar zoals gezegd weten we vandaag dat de megalithische monumenten veel en veel ouder zijn. Op zijn minst wat de bouwkunst betreft, is het diffusionistische raamwerk achterhaald. Europa heeft zelfstandig de architectuur uitgevonden.

Wielen van biervaten - Meteen kon de opvatting dat dolmens en menhirs in wezen Keltische constructies zijn naar de papierversnipperaar. Nochtans was, en is, dit idee wijdverbreid. Laatst nog werd ik door een voorzitter van een heemkundige vereniging benaderd. Hij vroeg mijn mening over enkele fikse keien in zijn dorp, waarvan hij meende dat ze best ‘Keltische’ offerstenen konden zijn geweest. Ook de strips over Asterix, met Obelix als menhirhouwer, zijn op hetzelfde idee gebaseerd en maken deel uit van een lange traditie. Tijdens de 19de eeuw n.C. werd bijvoorbeeld in Tongeren de krijger Ambiorix herdacht. Als leider van de Eburonen had hij in 54 v.C. anderhalf Romeins legioen in de pan gehakt, en dat verdiende een standbeeld. Als vanzelfsprekend werd hij op een dolmen geplaatst. Zijn beeld dateert uit 1866 en is van de Franse kunstenaar Jules Bertin. In zijn tijd vermoedden de eerste wetenschappers al dat Kelten en megalithische monumenten niets maar dan ook niets met elkaar te maken hadden, maar daar had Bertin geen oren naar. Volgens hem hoorden een prehistorische held en een dolmen bij elkaar als houtskool bij een barbecue, en dus moest zijn beeld er zo uitzien. Een standpunt waarmee zowel het Tongerse stadsbestuur als de oudheidkundige kring volmondig instemde, waarna ze in aanwezigheid van de koning enthousiast het kunstwerk – met dolmen – inhuldigden. In Antwerpen werd op dezelfde manier geredeneerd. Gedurende de 19de eeuw kreeg de grootste zaal van het stadhuis een herbestemming als trouwzaal, en men besloot om als decoratie het verleden van België in beeld te brengen. Kunstenaar Victor Lagaye mocht in 1886 vijf wandschilderingen maken, waarop hij het huwelijk verheerlijkt zoals het tijdens de belangrijkste tijdperken van de Belgische geschiedenis werd voltrokken. Lagaye begon met een huwelijk van twee Galliërs. Op de achtergrond laat hij een vrouwelijke druïde op een dolmen goedkeurend de trouwpartij bekijken. In de jaren negentig van de 20ste eeuw werden in het Belgische megalietencentrum Wéris met veel humor, evenveel eten en nog meer drank jaarlijks steenfeesten georganiseerd. Daar was niets op tegen natuurlijk, integendeel, de feesten waren prettig. Maar ook deze stonden in het teken van Asterix en Obelix, en bij uitbreiding van de Gallische cultuur. Tijdens een minioptocht werd een heuse menhir rondgereden op een kar met wielen van biervaten.

Als een alternatieve Prins Carnaval stonden twee dorpelingen verkleed als Asterix en Obelix op de kar. Opgewekt wuifden ze het publiek toe. De plaatsnaam Wéris werd voor de gelegenheid tot Wérix omgevormd. Allemaal mooi en grappig, maar het hield de vermeende koppeling tussen Kelten en megalietenbouwers verder in stand. Daarom herhalen we het nog eens: de Kelten deden pas véél later dan de megalieten hun intrede. De oudste sporen van een Keltische taal dateren vermoedelijk van de laatste eeuwen voor 1000 v.C. Archeologisch laat men de Keltische cultuur starten in de ijzertijd, ergens rond 800 v.C. We spreken dan over de ‘Hallstattcultuur’, genoemd Hallstattfase duurde afgerond van 800 tot 450 v.C. Daarna begon de Keltische hoogbloei met de zogenoemde ‘La Tènecultuur’, genoemd naar de vindplaats La Tène bij het Zwitserse Meer van Neufchâtel. Deze fase vond plaats tussen 450 v.C. en de komst van de Romeinen, in onze streken rond 50 v C. Dat gebeurde allemaal duizenden jaren later dan de megalietenbouwers. Tussen het begin van de Kelten en bijvoorbeeld de dolmens van Wéris liggen tweeduizend jaren, evenveel tijd als tussen ons en Christus.'
 

EEN PALEIS VOOR DE DODEN

PRINS CHARLES

 

Een vuistdikke, verrassende, sprankelende, sympathieke, onthullende, doordachte en superieure biografie kondig ik aan, die een sublieme aanvulling is op de lopende tv-serie ‘Lady Di & Dionne’. Ik heb het over de 638 bladzijden tellende, doorlopend geïllustreerde hardcover Prins Charles van Sally Bedell Smith en uitgeverij Nieuw Amsterdam met de ondertitel ‘Een uitzonderlijk leven in de schaduw van de troon’. Op de wikkel om dit bij voorbaat boeiende boek blikt de hoofdpersoon ons vriendelijk en vastberaden tegemoet. U kunt zich voorstellen dat ik. na een paar dagen in het bezit te zijn van deze lijvige levensbeschrijving, nog geen definitieve mening heb. Maar de recensie van Paul van der Steen een paar dagen terug in dagblad ‘Trouw’ sterkte mij in het idee dat ook dit werk een verrijking is van onze huisbibliotheek. Ik geef Van der Steens verhaal integraal aan u door, wetende dat ‘Trouw’ het vaak bij het juiste eind heeft.  Als intro geef ik echter eerst de tekst van de uitgever op de site. Over een paar weken wisselen wij hier onze leeservaringen met elkaar uit. Een enerverende tocht door Prins Charles wens ik u toe!
Nieuw Amsterdam: ‘Tegendraads, spiritueel, hartstochtelijk: in de verrassende biografie Prins Charles laat Sally Bedell Smith de ware Charles zien, met al zijn ambities, overtuigingen en onzekerheden. De auteur voert ons door zijn eenzame kinderjaren en moeilijke middelbareschooltijd. Bedell Smith beschrijft onomwonden de vele liefdesaffaires, en we maken kennis met Charles' intellectuele passies, zijn activiteiten als ondernemer en spirituele zoektocht.
Dit is de eerste gezaghebbende biografie dat een ander licht werpt op de dood van Diana, het huwelijk met Camilla en de voorbereidingen op de troon. Op basis van uitgebreid onderzoek en honderden exclusieve interviews schets Bedell Smith een veelzijdig beeld van een man wiens leven complexer, tragischer maar ook opwindender is dan we tot nu toe wisten.’

Paul van der Steen: ‘De econoom Patrick Harverson was vier jaar hoofd communicatie bij Manchester United, toen hij in 2004 opzegde om de pr-man van prins Charles te worden. Alex Ferguson, manager van de voetbalclub, hield een praatje bij zijn afscheid en zei niet zonder cynisme: “Veel geluk, je gaat naar de enige plek waar het nog gekker toegaat dan bij Manchester United.” Wie Prins Charles. Een uitzonderlijk leven in de schaduw van de troon leest, van de Amerikaanse historica Sally Bedell Smith, is geneigd Ferguson gelijk te geven. De hofhouding van de Britse troonopvolger (68) blijkt een hoogst opmerkelijke ‘onderneming’ te zijn. Een eind op weg in de 21ste eeuw houdt de hoogste baas zich nog steeds verre van computers, e-mails en sms’jes. Hij verlangt van zijn medewerkers per definitie overuren. Een nieuwe kracht vond het ‘een heel middeleeuwse omgeving vol jaloezie en intriges, obstructie en gekonkel’. Naar aanleiding van een reeks schandalen kwam het een jaar of vijftien geleden tot een onderzoeksrapport waaruit bleek dat Charles’ staf uitblonk in merkwaardige praktijken, slordig management, niet-koosjere privileges en een gebrek aan discipline.

Prins Charles heeft zijn leven lang al moeite met tegenspraak en discussie. Leidinggeven en gezag uitoefenen valt hem moeilijk. Hij weet eigenlijk niet goed hoe dat moet. Wie hem wil volgen, moet samenhang ontdekken in zijn niet altijd even heldere ideeën. Bedell Smiths portret lezend valt op hoe types als pr-man Harverson en ook de prins zelf al decennialang druk zijn om het merk Charles goed te positioneren. Publieke optredens, tv-documentaires en boeken, alles moet bijdragen aan het imago van een toekomstig monarch met veel kwaliteiten. Zelfs het minder gunstig afschilderen van andere Windsors, inclusief koningin Elizabeth, wordt daarbij als middel niet geschuwd. In haar vleiend beginnende inleiding wekt Bedell Smith, eerder biografe van onder anderen de Kennedy’s, de Clintons, prinses Diana en koningin Elizabeth, even de indruk onderdeel te zijn van een volgende campagne, maar verderop blijkt haar boek een stuk kritischer van toon. Niettemin werd deze biografie in Charles’ thuisland onthaald als positieve bijstelling van het bestaande beeld. Op een lezer in Nederland, die meer gefragmenteerd indrukken krijgt van Charles, komt dat vreemd over. Die ziet in dit trefzekere en vlot geschreven portret toch vooral een deerniswekkende figuur, van kindsbeen af opgesloten in een gouden kooi en getekend door kille ouders, een eerste huwelijk met een maagdelijk meisje met wie hij weinig chemie had, haar traumatische dood en eerder de dodelijke aanslag door de Ira op zijn oom en vertrouwensman, lord Mountbatten.
Enige bewondering voor het verrichte pr-werk is overigens op zijn plaats. Charles komt van ver. Het satirische Britse tv-programma ‘Spitting Image’ liet hem vanwege zijn natuurliefde voortdurend met planten praten.

Tijdens de loopgravenoorlog met Diana liep Charles nog meer krassen op. Door het uitlekken van een telefoongesprek met - toen nog maîtresse - Camilla kon de hele wereld horen hoe hij droomde van wonen in haar broekje als tampon. Kort daarna had hij in een opiniepeiling nog de steun van 4 procent van de Britten. Charles vocht zich behoorlijk terug, zelfs na de dood van Diana, die sommigen met de beschuldigende vinger naar hem deed wijzen. Met evenveel geduld werd gewerkt aan de acceptatie van de voorheen veelal als boze heks in het monarchiesprookje opgevoerde Camilla. Met zoveel succes dat ze ten slotte met Charles kon trouwen zonder veel verzet van het volk. Maar altijd moest Charles opboksen tegen de slagschaduwen van anderen. Bijvoorbeeld tegen de pr-technisch veel handiger opererende Diana. Waar ze zich achter de schermen behoorlijk labiel gedroeg, excelleerde ze in de nabijheid van camera’s als betrokken, benaderbare prinses. Bij terugkomst van reizen omhelsde ze bijvoorbeeld in alle openheid haar zonen, waar Charles zijn genegenheid graag voor de kleine kring bewaarde. Ze wist journalisten ook voor zich te winnen met persoonlijke opmerkingen en vleierij, waar de kroonprins zich nogal eens nukkig gedroeg tegenover het journaille. Ook een talent van Diana volgens Bedell Smith: jennen net voor een gezamenlijk openbaar optreden en hem zo uit zijn evenwicht brengen, zodat ze zelf nog meer het stralende middelpunt kon zijn.

Na Diana’s dood volgde de concurrentie van zijn zonen, meer dan hijzelf mannen van de echte wereld, meer ontspannen, bedachtzaam en bedreven in het maken van de goede keuzes (uitzonderingen daargelaten). William en Harry zijn bovendien halve Spencers. Hun goede eigenschappen worden al snel gezien als de verdienste van hun overleden moeder. Zelfs zonder Diana en de zonen zou het promoten van Charles al geen sinecure zijn. De man lijkt een anachronisme, met zijn gedateerd aandoende kledingstijl, apocalyptische toekomstverwachtingen, tirades tegen de Verlichting, wetenschap en moderne architectuur. De voormalig gouverneur-generaal van Hongkong noemde hem ooit ‘getekend door alle kritiek’. Een ander had het over zijn ‘grote talent voor gekwetstheid’. Biografe Bedell Smith ziet het wereldvreemde en schrijft dat hij ook wel ‘Iejoor’ wordt genoemd naar de introverte, gedeprimeerde ezel uit Winnie de Poeh. De prins is de man aan wie je na al die jaren soms nog het ongemak met zijn rol kunt afzien. Dan friemelt hij aan zijn manchetknopen of is hij druk met het rechttrekken van zijn das.
“Geniet u van uw werk?”, vroeg een journalist Charles in een BBC-portret uit 2008, gemaakt bij gelegenheid van zijn zestigste verjaardag. “Tja, ik weet het niet”, antwoordde de troonpretendent. “Van sommige dingen wel. Naar mijn idee is het iets wat ik nu eenmaal moet doen.” Geen handige uitspraak in een documentaire met de titel ‘The passionate prince’.

Elizabeth (91), zelfs langer regerend dan haar voorouder Victoria, doet het de laatste jaren iets rustiger aan. Pas vrij onlangs is ze gaan praten over de te volgen procedure bij haar opvolging. Van abdicatie wil ze niets weten. Elizabeth sterft het liefst in het harnas. Als ze geestelijk of lichamelijk niet meer tot regeren in staat is, wordt Charles regent. Pas enige maanden na haar dood zal hij worden gekroond. Een opiniepeiling in opdracht van The Daily Mail twee jaar geleden liet zien dat ondanks alle pr-inspanningen de Britten nog altijd niet erg enthousiast zijn over het paar in de vorstelijke wachtkamer: een meerderheid (55 procent) van de respondenten vond destijds dat Camilla geen koningin moest worden. Vier op de tien oordeelden dat Charles niet de juiste persoon was om zijn moeder op te volgen. Voor iemand die 65 jaar de eerste in lijn is en die zich al die tijd heeft voorbereid op de taak die hem wacht, geven zulke cijfers te denken.’

PRINS CHARLES

DEZE TIEN BOEKEN LAS IK IN DE VOORBIJE VAKANTIEWEKEN

Heerlijk leesgenot beleefde ik in de vrije tijd die wij elders door mochten besteden. Ik noem u de tien werken – hoe divers ook van aard – die meer diepgang gaven aan mijn bestaan. Mijn genoegens waren zo intensief dat ik de tien noem met titel, schrijver, ondertitel of genre en uitgeverij. Uiteraard bent u benieuwd naar de thema’s van het tiental. Die reik ik u aan via de tekst van de uitgever op de omslag. Ik ben op mijn beurt benieuwd naar uw mening. Over een paar weken wisselen wij hier dan onze leeservaringen met elkaar uit. Heerlijk leesgenot garandeer ik u overigens.

1) Meisjes met lef - Caroline Paul – Een gids voor een episch avontuurlijk leven – Pepper Books
Deskundigen roepen al jaren dat kinderen meer buiten moeten spelen en dat ouders hen niet zo moeten betuttelen. Caroline Paul richt zich in dit boek specifiek tot jonge vrouwen. Zij stimuleert hen om grenzen op te zoeken en er dan, met beleid, overheen te gaan. 'Jezelf uitdagen is essentieel voor een leven vol opwinding, zelfvertrouwen en plezier,' stelt Paul in haar voorwoord. In dit boek laat ze zien hoe je het leven stoer tegemoet kunt treden aan de hand van leuke illustraties, ervaringsavonturen en moderne heldinnen, onder wie het Nederlandse zeilmeisje Laura Dekker.

2) IJsheiligen – Florence Tonk – Roman – Nieuw Amsterdam
Meindert heeft ergens een halfbroer over wie hij nooit mocht praten, maar die wel zijn jeugd ̶ en meer nog het leven van zijn moeder ̶ aanzienlijk heeft bepaald. Nu zijn moeder ouder en vergeetachtiger wordt, begint ze opeens, in flarden, over haar oudste zoon te vertellen. Meindert besluit zijn halfbroer te gaan zoeken, al was het maar omdat die misschien een antwoord heeft op de vraag waar Meinderts vader vandaan kwam. Hij vindt Erik, een totaal ander type dan hij. Zij voeren vanaf het eerste ogenblik een koude oorlog met elkaar. Beide mannen worden op meedogenloze wijze geconfronteerd met een wereld buiten hun eigen comfortzone. IJsheiligen is een indringende en urgente roman over ouderlijke onmacht, klasseverschillen en de krochten in de menselijke ziel.

3) Trilogie van een beginnend schrijverschap – Patrick Modiano – Romans – Querido
Afwezige ouders, een vroeggestorven broer, een schooltijd op internaten, moeizaam overleven en het Parijs van de jaren zestig – ziedaar de elementen die de melancholische romans in deze trilogie met elkaar verbinden. Tegen die achtergrond probeert een jonge schrijver te ontsnappen aan de desolaatheid van zijn jeugd. Werkend aan zijn debuut verdiept hij zich in vragen waarop hij nooit een antwoord heeft gekregen. Hoe is zijn Joodse vader de oorlog doorgekomen? Was hij een collaborateur of een verzetsheld? Welke geheimen van de Duitse bezetting heeft Parijs nooit prijsgegeven? Eens te meer bewijst Modiano in deze trilogie, bestaand uit de romans Verdaagd verdriet, Bloemen en puin en Hondenlente, zijn ongeëvenaarde meesterschap.

4) La Casa – Paco Roca – Graphic novel – Soul Food Comics
Een jaar na de dood van hun vader, keren zijn drie kinderen terug naar het vakantiehuis van hun gezin met de intentie het te verkopen. Maar tussen het leegruimen en opknappen door komen niet alleen oude herinneringen naar boven, maar ontvouwen zich ook dromen van een mogelijke toekomst. Langzaam groeit het besef dat ze met de verkoop niet alleen de herinnering aan hun vader zullen verliezen, maar ook een stuk van hun eigen leven. In de loop der jaren vult een huis zich met de herinneringen van haar bewoners. Herinneringen aan personen, verhalen en momenten die uiteindelijk de stille getuigen vormen van een heel leven. Met dit intieme verhaal verwerkt Paco Roca de dood van zijn vader. Een afscheidsgeschenk, het laatste gesprek tussen een zoon en zijn vader.

5) De drager – Jan Vantoortelboom – Roman – Atlas Contact
Nicolas is altijd onder de indruk geweest van de gedrevenheid en de compromisloosheid waarmee zijn twee jaar oudere buurjongen Bruno idealen nastreeft en verwezenlijkt. Na hun schooltijd raakt Nicolas verzeild in de computer- en informatietechnologie; Bruno wordt bioloog en doet veldwerk in de uitgestrekte wouden van Slowakije. Ze houden contact per e-mail en telefoon, en bezoeken elkaar van tijd tot tijd. Bruno trouwt en krijgt een zoon die lijdt aan een erfelijke ziekte. Gewend aan de meedogenloze overlevingsstrijd in de natuur, waar alleen gezonde dieren bestaansrecht hebben, begint hij te twijfelen aan het bestaansrecht van de niet-volmaakte mens. Als Nicolas naar Wenen moet voor een IT-project ontmoeten ze elkaar na afloop in het nabijgelegen Bratislava. En dan ziet hij in waartoe compromisloosheid kan leiden.

6) Boekenmendel  / De onzichtbare verzameling – Stefan Zweig – Twee verhalen - AFdH
In mei 2015 overleed Kurt Löb (illustrator, typograaf en schrijver). Twee verhalen van Stefan Zweig vond hij heel bijzonder, namelijk Boekenmendel en De onzichtbare verzameling. In Boekenmendel ontmoeten we de Oekraïense Jood Jacob Mendel, een antiquaar die illegaal in Wenen verblijft en daar de negatieve, zeer herkenbare gevolgen van ondervindt. In De onzichtbare verzameling verkoopt de echtgenote van een blinde verzamelaar zijn kostbare grafiekcollectie tegen dumpprijzen en wordt er niet rijker maar juist armer van. Een verhaal over de gevolgen van de geldcrisis in Duitsland en Oostenrijk na de Eerste Wereldoorlog.
De twee verhalen verschijnen in één band, in een vertaling van Ton Naaijkens.  Het boek bevat een selectie opnamen, gemaakt door de Joodse fotografe Maria Austria (1915-1975). De omslagfoto van het boek is ook van de hand van Maria Austria.

7) Future Sex – Emily Witt – Liefde in tijden van digitalisering – AUP
Emily Witt is een millennial, alleenstaand en in de dertig. Tot een paar jaar terug dacht ze dat er een einde zou komen aan haar (seksuele) avonturen: huisje, boompje, beestje; tot de dood ons scheidt. Maar het bleek veel ingewikkelder te zijn dan ze dacht. Liefde is zeldzaam en blijft vaak onbeantwoord. In Future sex onderzoekt Witt hoe voor vrouwen die opgegroeid zijn in het tijdperk van de 'seksuele supermarkt', de overvloed aan opties niet noodzakelijkerwijs leidt tot een conventionele, langdurige relatie. En waarom zou dat moeten eigenlijk? Witt verkent op hilarische, frisse en ontroerende wijze haar persoonlijke zoektocht naar liefde. Ze probeert van alles wat: online dating, internetporno, polyamorie en orgastische meditatie, en ze dompelt zich onder in verschillende seksuele subculturen. Het resultaat is een eerlijk verslag van een hedendaagse zoektocht naar liefde, samenzijn en plezier.

8) Modus Operandi – Peter Siebelt – De pro-Palestijnse lobby en de kruistocht van de kerken - Aspekt
Er is een tendens te bespeuren van een steeds negatiever sentiment in Nederland jegens Israël. Waar komt dit vandaan? Auteur Peter Siebelt, bekend van diverse spraakmakende boeken, brengt aan het licht dat hier een machtig en geolied netwerk achter schuilgaat en dat Nederlandse activisten niet schuwden om hand- en spandiensten te verlenen aan het Palestijns terrorisme. Al drie generaties is er achter de schermen gesleuteld aan de alsmaar groeiende pro-Palestijnse beweging. Een breed net van betrokkenen wordt blootgelegd, via niet-gouvernementele organisaties, universiteiten, het ministerie van Buitenlandse Zaken, de politiek en de kerken als aanjager. Israëls tegenstanders zijn zo machtig dat zelfs de banken en de Verenigde Naties worden meegezogen in een nietsontziende propaganda-oorlog. Lees ook hoe pro-Palestijnse activisten opklommen tot invloedrijke posities binnen overheden en hoe zij de anti-Israël-agenda mede domineren.

9) 50 Klompenpaden – Wim Huijser en Willem van Leuveren – Door het cultuurlandschap van Gelderland en Utrecht – Blauwdruk
Klompenpaden zijn rondwandelingen in het agrarisch cultuurlandschap. Ze volgen vaak eeuwenoude routes en voeren over onverharde paden door natuur, over boerenland en door landgoederen. Dit boek leidt de lezer en wandelaar langs 50 Klompenpaden in Gelderland en Utrecht en vertelt verhalen over de geschiedenis van het landschap en zijn bewoners. Columnist Wim Huijser en fotograaf Willem van Leuveren liepen alle 50 Klompenpaden en legden ze vast in woord en beeld. Hun impressies worden aangevuld met gedichten van Aad Eerland, iconen in lood van Jan Hiensch en streekrecepten van Christian Weij. Daarmee is dit boek ook een ongedwongen ontdekkingsreis door het landschap van de literatuur, de kunst en het culinaire genot. Met het herstellen en zichtbaar maken van deze wandelroutes dragen Landschap Erfgoed Utrecht en Stichting Landschapsbeheer Gelderland bij aan de beleefbaarheid van het landschap en de cultuurhistorie.

10) Recepten voor liefde en moord – Sally Andrew – Roman – Orlando
De Zuid-Afrikaanse Tannie Maria is een weduwe van middelbare leeftijd die van koken én eten houdt. Als culinair columniste schrijft ze recepten voor de krant, totdat de redactie haar een nieuwe rubriek geeft als Lieve Mona. Natuurlijk blijft zij als ze maar even de kans krijgt haar recepten delen - niks zo troostend als traditionele Milktart bij liefdesverdriet. Terwijl ze mensen helpt met hun problemen moet Tannie Maria ook haar eigen problemen onder ogen zien, met name wanneer ze een brief krijgt van een vrouw die door haar man wordt mishandeld.
Als deze vrouw vervolgens wordt vermoord, raakt Tannie Marie betrokken bij het moordonderzoek... tot ergernis van de rechercheur met de indrukwekkende kastanjebruine snor. Sally Andrews heerlijke heldin brengt intrige, romantiek en kookkunsten samen in deze onweerstaanbare spannende roman

DEZE TIEN BOEKEN LAS IK IN DE VOORBIJE VAKANTIEWEKEN