18-06-2018

Willem IV

Een meer dan vuistdik boekwerk leg ik voor u op de toonbank dat een lust voor het oog en streling van het gemoed is. Het ziet er immers gaaf uit en het gaat om een tintelend thema dat het huis van Oranje behelst. Het kloeke boek rakelt het levensverhaal op van een vooraanstaand man in een ook toen roerige tijdspanne. Ik heb het over de 970 bladzijden tellende, van meet tot finish grandioos geïllustreerde hardcover Willem IVvan Fred Jagtenberg en uitgeverij Vantilt met de ondertitel ‘Stadhouder in roerige tijden  1711-1751’. De eerlijkheid gebiedt mij te zeggen dat ik het lijvige historische werk nog maar een paar dagen in huis heb, maar met een knipoog naar de voor velen vrije weken doe ik u kond van het bestaan ervan. Dat doe ik door de tekst van de omslag en die van Wikipedia integraal u aan te reiken. Na de periode van vrijaf wisselen wij onze leeservaringen met elkaar uit.

De omslag: Willem Karel Hendrik Friso (Leeuwarden, 1 september 1711 – Den Haag in Paleis Huis ten Bosch, 22 oktober 1751), was prins van Oranje en vorst van Oranje-Nassau. Hij was de eerste erfstadhouder van de Republiek der Verenigde Provinciën. Hij was voornaam, vredelievend en minzaam in zijn optreden, maar had te kampen met een zwakke gezondheid en een vergroeiing van zijn rug die zijn politiek-bestuurlijke optreden meer en meer parten zou gaan spelen. Jeugd. Willem Karel Hendrik Friso werd geboren in Leeuwarden als zoon van Johan Willem Friso van Nassau-Dietz, die kort daarvoor was overleden, en Maria Louise van Hessen-Kassel. De val van een paard, in 1717 in de tuin van Paleis Soestdijk, de zomerresidentie, deed even voor zijn leven vrezen. Willem IV kreeg meer dan de gebruikelijke opvoeding van adellijke kinderen. De prins studeerde aan de Universiteit van Franeker en aan de Universiteit Utrecht. Willem IV sprak diverse talen (waaronder Fries) en was geïnteresseerd in geschiedenis; ook in de fouten van zijn voorgeslacht, zoals hij zijn hoogleraar meldde.

Zijn benoeming had veel voeten in de aarde: er waren kapers op de kust, en daarbij zijn de bronnen niet eensluidend; iedere auteur beweert wat anders. Aangenomen kan worden dat hij in november 1722 in Gelderland werd benoemd, maar voorlopig had hij daar alleen de titel en de toelage. In 1726 werd hem een plaats in de Raad van State geweigerd door de niet-stadhouderlijke provincies. De ontvangst van de prins drie jaar later in Den Haag was uitgesproken koel. Drenthe en Groningen zouden hem daarentegen in 1729 en Friesland in 1731 tot stadhouder benoemd hebben. Vanaf die tijd was hij in feite de hoogste ambtenaar van deze gewesten.
Huwelijk. Al in 1721 was er sprake van een huwelijk met Anna van Hannover. De Engelse ambassadeur William Cadogan, de eerste graaf Cadogan, die met Margaretha Cecilia Munter was getrouwd, speelde mogelijk een belangrijke rol. De onderhandelingen voor het huwelijk van Prinses Anna met de Nederlandse vorst zouden twaalf jaar duren. De oorzaak lag grotendeels op het internationale politieke vlak. Na de dood van Koning-Stadhouder William/Willem III, tijdens het Tweede Stadhouderloze Tijdperk, waren Pruisische en ook Engelse diplomaten en juristen druk doende om voor hun vorst aanspraak te maken op de begerenswaardige titel 'Prins van Oranje', met alle hierbij behorende emolumenten en bezittingen.

Toen de nalatenschap van stadhouder Willem III werd geregeld in een geheim verdrag, bekend als het Traité de partage, en zowel Willem Karel Hendrik Friso als koning Frederik Willem I van Pruisen als Prins van Oranje werden erkend, maar de eerste de meeste bezittingen verkreeg – Willem deed afstand van Lingen en van Meurs – en de tweede naar verluidt de meeste schulden, steeg Willems waarde op de huwelijksmarkt aanzienlijk. Op 21 oktober 1733 ging hij voor het Gerecht van Leeuwarden in ondertrouw. Het huwelijk, dat gepland was in november 1733, werd uitgesteld omdat de bemoeienissen van zijn toekomstige schoonvader George II met de Republiek niet op prijs werden gesteld. Willem werd, mede vanwege alle ophef, ziek en vertrok naar het kuuroord Bath. Eerst enkele maanden later was hij voldoende hersteld om in het huwelijk te treden. Händel, die Anna en haar jongere zussen klavecimbel- en muziekles had gegeven, en haar als zijn beste leerling beschouwde, componeerde ter gelegenheid van het huwelijk zijn Serenata Il Parnasso in Festa (HWV 73), waarvoor delen uit Athalia (HWV 52) gebruikt zijn. Op 25 maart 1734 trouwde het paar in de Franse kapel van het Paleis van St. James. Händel componeerde hiervoor, op een tekst van Prinses Anna (naar twee psalmen), het anthem This is the day the Lord hath made (HWV 262). In Amsterdam werd het paar op 8 mei 1734 met zó weinig animo ontvangen door burgemeester Lieve Geelvinck, dat het paar al na een half uur besloot om door te reizen naar Leeuwarden. In Engeland was hij door de universiteit van Oxford met een ere-doctoraat bedacht en trad hij toe tot de vrijmetselarij. Bij zijn terugkeer in de Republiek ontstonden ook loges in Den Haag en Leeuwarden. Zo had hij een eigen hofloge "Antiqua Virtute et Fide" in Leeuwarden. Zijn kok Vincent la Chapelle en Douwe Sirtema van Grovestins waren daarbij betrokken.

Als stadhouder. In 1740 brak opnieuw de Oostenrijkse Successieoorlog uit, waarin Oostenrijk en Frankrijk tegenover elkaar stonden. De Republiek koos in 1747 de kant van Oostenrijk, om zo een bufferzone tussen de Republiek en Frankrijk in stand te houden, waarop Franse troepen de zuidelijke Nederlanden binnenvielen. In enkele weken veroverden de troepen van Lodewijk XV de meeste steden in de zuidelijke Nederlanden waar de republiek krachtens het Barrièretraktaat troepen had gelegerd en ook de belangrijkste plaatsen in Zeeuws-Vlaanderen. In paniek werd de prins op 2 mei 1747 benoemd tot kapitein-generaal, tot admiraal-generaal van de republiek en tot stadhouder van alle gewesten. Dirk Hubert Verelst of zijn vader coördineerde de benoeming in de provincie Zeeland al vanaf 15 april.
Over zijn bevoegdheden kon Willem het na diverse pogingen tot 'promotie' niet eens worden met de Staten-Generaal.
Zij legden hem een instructie voor die overeenkwam met de Unie van Utrecht. Willem wilde alleen de eed afleggen op de instructie van zijn voorganger, Willem III. Op 11 mei 1747 deed de prins zijn intrede in Amsterdam. Ter begroeting waren niet alleen de burgemeesters, maar ook alle predikanten aanwezig. Wie geen oranje droeg liep de kans in de gracht gegooid te worden. Zelfs de paarden en ook de ossen op weg naar de slager waren ermee versierd. In november van datzelfde jaar volgde verheffing tot erfstadhouder van de Republiek, waarbij ook de opvolging in vrouwelijke lijn werd geregeld, want Willem IV had toen enkel een dochter. Hiermee kwam een eind aan het Tweede Stadhouderloze Tijdperk. De organisator was de porseleinverkoper Daniël Raap, een gematigd Doelist, die de Oranjegezinde bevolking mobiliseerde. In 1748, enkele maanden na de geboorte van zijn zoon Willem Batavus, ontstond het Pachtersoproer. Raap, die zich verzette tegen de regenten - van oudsher tegenstanders van een rol van de Oranjes in het Nederlandse staatsbestel - overlegde diverse malen met de prins en zijn vrouw. In veel steden werden diverse burgemeesters en vroedschapsleden vervangen. Omstreden was zijn benoeming van de Groningse jonker Mepsche tot drost van Westerwolde. Zijn belangrijkste raadgevers waren graaf Bentinck en Mattheus Lestevenon.

In de nieuwe regeringsreglementen kreeg de erfstadhouder meer invloed op de benoemingen. Veel afgezette vroedschapsleden kregen echter na verloop van tijd hun zetel terug. Een besluit dat hem niet in dank is afgenomen; de positieve stemming onder de bevolking jegens de prins sloeg volledig om, volgens Lodewijk Ernst van Brunswijk-Lüneburg-Bevern in een brief aan zijn nicht Maria Theresia. Willem kreeg te maken met een teruglopende economie. Een poging de handel op te beuren door het instellen van een vrijhaven, liep door tegenwerking van de admiraliteitscolleges op niets uit. De bankier Thomas Hope en de politiek econoom Isaac de Pintobeloonde hij met respectievelijk een functie in de WIC en VOC. Willem IV stelde veel belang in een aanstelling van Lodewijk Ernst, hertog van Brunswijk-Wolfenbüttel toen zijn gezondheid hem steeds meer parten speelde. Anna van Hannover nam de lopende zaken over. Willem IV stierf op 22 oktober 1751 in Den Haag na een kuur in Aken. De bijzetting vond plaats op 4 februari 1752 in de grafkelder van de Oranjes te Delft. De erfstadhouder werd opgevolgd door zijn dan drie jaar oude zoon. Anna van Hannover nam de landszaken waar tot haar dood in 1759; Friesland benoemde haar schoonmoeder Maria Louise van Hessen-Kassel, die de functie van regentes uitoefende tot 1765.’

Willem IV

De uitreis

Een boek dat zeker in mijn reiskoffer gaat, leg ik voor u in de etalage. Een roman die wis en waarachtig prima past in mijn vakantievalies, daar gaat het om. Ik heb het werk nog niet tot mij genomen, maar de korte introductie dat ik erover las in De Volkskrant van 25 mei van de hand van Nadia Ezzeroili zette mij op het spoor. Het gaat om de 480 bladzijden tellende paperback De uitreis van Virginia Woolf en uitgeverij Athenaeum-Polak & Van Gennep in een vertaling van Barbara de Lange. Mijn opzet is nu enkel en alleen u te berichten over het bestaan van dit boek, dat zich ook onderscheidt door de dikte, want het staat garant voor heerlijk lui liggen lezen waar u ook bent. De tekst van Ezzeroili laat ik vooraf gaan door die op de omslag.

De uitgever: ‘ De uitreis is een reis naar volwassenheid, naar de liefde en de dood. Woolfs eerste roman vermengt satire, zedenschets, bildungsroman en tragedie. Net als in haar latere werk gaat het Woolf om maatschappelijke patronen, keuzes, willekeur en toeval die mensenlevens bepalen. Wat is eigen verantwoordelijkheid? Wat is het noodlot? Hoeveel keuzevrijheid heeft een vrouw in de tijd en de maatschappij waarin ze leeft?

Rachel Vinrace vaart naar Zuid-Amerika, een reis vol ontdekkingen (over zichzelf, anderen en het leven) die tragisch ten einde komt. Ze bevrijdt zichzelf uit de argeloze, beschermde jaren die achter haar liggen en leert het leven, zichzelf en veel verschillende mensen kennen – en de literatuur. We ontmoeten onderweg mevrouw Dalloway (die later in een eigen roman terugkeert), een pedante geleerde, een liefhebbende tante (die doet denken aan Virginia's zus Vanessa) en vele kleurrijke personages. Over hen en over Rachels mythische reis lezen we nu eindelijk in het Nederlands.’

Nadia Ezzeroili : ‘Eindelijk is de eerste roman van Virginia Woolf vertaald  Het heeft 103 jaar geduurd om The Voyage Out, de eerste roman van Virginia Woolf, naar het Nederlands vertaald te krijgen, maar dan heb je ook wat. Al is het merkwaardig dat de vertaling zo lang op zich liet wachten, want is Virginia Woolf (1882 – 1941) niet een van de belangrijkste schrijvers van de twintigste eeuw? Een feministisch rolmodel bovendien, dat de positie van de vrouw in de westerse samenleving in haar romans en essays erudiet beschreef. Alsof de Nederlandse vertaler Barbara de Lange, die vorig jaar The Years van dezelfde auteur vertaalde, deze vraag voelde aankomen, biedt ze in het voorwoord van De uitreis een mogelijke verklaring voor het zo lang uitblijven van een vertaling: Woolfs werk werd aanvankelijk in Nederland niet onverdeeld positief ontvangen.
Aandacht voor Woolf als feministische intellectueel was er wel tijdens de tweede feministische golf (vanaf de jaren zestig) maar desondanks bleven ook toen haar eerste boeken onvertaald. Vrouwelijke recensenten vonden haar feminisme alweer achterhaald. De Lange: ‘En de mannelijke vonden haar werk te pessimistisch, alleen geschikt voor volwassenen met voldoende levenservaring, of op confessioneel-ethische gronden afkeurenswaardig.’ Wat zonde. Etiketten als ‘te pessimistisch’, door mannen geplakt op het werk van internationaal geprezen vrouwen, wekken juist nieuwsgierigheid. En pessimistisch is De uitreis allerminst, getuige de satirische pen van de jonge Woolf. Daarbij: het verhaal, over de 24-jarige Rachel Vinrace die ergens begin twintigste eeuw met haar vader en tantes (haar moeder stierf toen Rachel 11 jaar was) een bootreis maakt naar een niet nader genoemd Zuid-Amerikaans land, gáát juist over levenservaring.

De uitreis, een scherpe bildungsroman over Rachels symbolische weg naar volwassenheid, begint met de zes weken durende bootvaart vanuit Engeland, in een bont gezelschap van persoonlijkheden. Neem Mrs. Dalloway, die tien jaar later nog zal terugkeren in een Woolf-roman. In Portugal wordt ze met haar man opgepikt  en reist ze mee tot de volgende stop. Rachel, bleu door een beschermd leven, is danig onder de indruk van de vrouw. Een amicaal gesprek met Mrs. Dalloways echtgenoot Richard leidt uiteindelijk tot wat tegenwoordig in fragiele feministische kringen een #MeToo-ervaring genoemd zou kunnen worden: haar eerste gewichtige levensles tijdens de reis. Rachels tante Helen Ambrose, die haar onder haar hoede neemt, doet daar nog schepje ontnuchtering bovenop wanneer de twee het incident bespreken: ook Mrs. Dalloway is Rachels bewondering niet waard. ‘Een leeghoofd’ dat ‘nooit luistert naar wat anderen zeggen’.
De alwetende verteller concludeert: ‘Ongemerkt vervaagde de glans van Richard en Clarissa (Dalloway) een beetje. Ze waren in de ogen van een rijper persoon dus toch niet zo geweldig geweest.’ Zo bevraagt Rachel Vinrace voortdurend de mensen die ze ontmoet, en bespreekt ze muziek en literatuur (Jane Austen is verre van favoriet, in tegenstelling tot Wuthering Heights van Emily Brontë) om haar plek in de maatschappij, met name als vrouw, beter te begrijpen. Dat levert aardige gesprekken op, onder anderen met Terence Hewit, haar liefdesinteresse tijdens haar verblijf bij tante Helen in Zuid-Amerika. Over stemrecht zegt Hewit, tamelijk treffend: ‘Het respect dat vrouwen, zelfs ontwikkelde, bijzonder bekwame vrouwen, voor mannen hebben… Ik geloof dat we hetzelfde soort macht over jullie uitoefenen als we over paarden uitoefenen, zoals wel gezegd wordt. Die zien ons als drie keer zo groot als we zijn, anders zouden ze ons nooit gehoorzamen. Om precies die reden lijkt het me twijfelachtig of jullie ooit iets zullen bereiken, zelfs al krijgen jullie stemrecht.’ Een kalme maar snoeiharde observatie, waarin Virginia Woolf in haar debuut al uitermate bedreven is. De uitreis is een beeldschone roman, en de ideale introductie tot het oeuvre. Gooi het maar meteen op de boekenlijst van de jeugd, als die nog bestaat.’

De uitreis

Gespleten

Op mijn voorstel aan u te traceren of de thriller Doodskleur van David Baldacci de toets der kritiek kon doorstaan, mocht ik van u zoveel reacties ontvangen, dat ik het weer aandurf. Het gaat om de 494 bladzijden tellende paperback Gespleten van Karin Slaughter en uitgeverij Harper Collins.  Daar de lopende weken in het licht staan van het spannende boek vroeg de redactie van de Volkskrant aan misdaadauteurs Tomas Ross, Simone van der Vlugt, Saskia Noort, Gauke Andriesse en Charles den Tex welke Tien Geboden  aan de orde zijn bij thrillers. Ik zet de tien regels die 2 juni in de zaterdagbijlage Sir Edmund stonden op een rij en geef een korte toevoeging. U begrijpt mijn optie: na te gaan of Gespleten van Karin Slaughter  de tien-toets doorstaat. Over een paar weken wisselen wij onze leeservaringen met elkaar uit. 

1) Begin met actie, leg het later uit – Om de lezer aan te moedigen naar de tweede bladzijde om te slaan, geef je hem iets op pagina 1: conflict, problemen, angst, geweld. 
2) Maak het je hoofdpersoon niet makkelijk – Geef hem een waardige antagonist en laat de zaken er hopeloos voor hem uitzien.
3) Zaai het vroeg, oogst het later – Kom niet met nieuwe personages of feiten aan het eind om het probleem van de protagonist op te lossen.
4) Geef de held het initiatief – De beste verhalen zijn die waarin de protagonist actieve stappen zet om iets te bereiken, of waarin hij de tegenstander ervan weerhoudt hem en zijn geliefden te overwinnen.
5) Geef de protagonist een persoonlijk belang – Hoe intiemer de held bij het belangrijkste conflict van het verhaal betrokken is, hoe beter.
6) Geef de hoofdpersoon weinig tijd en verkort die dan – Als de tijd waarin de held het probleem moet oplossen verkort wordt, doe je de spanning van het verhaal veel goed.
7) Kies je personage op basis van je eigen capaciteiten, net als die van hem. – Als je protagonist een vermaard spion is, moet je bereid zijn er research en grondwerk voor te doen om zo’n personage geloofwaardiger neer te zetten. Beter blijf je bij wat je bekend is.
8) Weet wat je bestemming is voordat je vertrekt – De zwakte van veel thrillers is een onlogische en teleurstellende anticlimax op het eind. Je moet de belofte van de eerdere hoofdstukken inlossen.
9) Leer van de meesters – Kijk niet alleen naar wat de auteurs van bestsellers doen, maar ook naar wat ze juist niet doen.
10) Schrijf niet iets dat je zelf niet zou willen lezen – Ga niet aan een genre beginnen waar je eigenlijk je neus voor ophaalt.

Ik wil u de literaire thriller Gespleten inloodsen door het door uitgever Harper Collins op de omslag  gezegde aan u door te geven.
‘Andrea Cooper kent haar moeder door en door. Ze weet dat Laura een onopvallend maar tevreden bestaan leidt en nooit iets voor haar verborgen zou houden. Maar wanneer het restaurant waar Andrea en Laura elke week lunchen onder vuur wordt genomen en een doodgewone middag verandert in een bloedbad, ziet Andrea een heel andere kant van haar. Een kant die mijlenver verwijderd is van de kalme zachtmoedigheid die ze van haar moeder kent. De koelbloedigheid waarmee Laura de schutter overmeestert en doodt, verbijstert Andrea. Dan blijkt dat de schutter het op haar moeder gemunt had. De politie wil weten waarom, maar Laura weigert elke medewerking. Ze vraagt Andrea zelfs om haar te helpen allerlei sporen uit te wissen. Zo ontdekt Andrea dat haar moeder zich al dertig jaar schuilhoudt onder een andere naam en dat alles wat ze over haar verleden heeft verteld gelogen is. Wat heeft Laura op haar geweten? Waarom zien anderen haar liever dood dan levend? En kun je iemand nog vertrouwen als die een volslagen vreemde blijkt te zijn ook als diegene je moeder is?’

Gespleten

De nimf van Napels

Het geschiedde aan het eind van de woensdagmorgen 13 juni: de dame van de post had mij een boek aangereikt, ik las de eerste bladzijde ervan en liet de heggenschaar in de achtertuin liggen. Ik was opnieuw in de ban gebracht van prachtig proza, van een andere wereld, van een zalige mix van humor en sarcasme, van grandioze typering van goed en kwaad. Ik heb het over de 234 bladzijden tellende roman in paperback De nimf van Napels van Domenico Rea en uitgeverij Serena Libri. Eigenlijk behoeft dit bericht uit Italië geen nadere aanbeveling van mij, want u en ik hebben al twee decennia de heerlijke gedachte dat wat van Serena Libri komt van hoog niveau is. Ik wil ook u in vervoering van literair proza brengen door de eerste vier bladzijden integraal aan u door te geven. Maar vooraf reik ik u de tekst van de omslag aan. Met een wenk naar de komende vakantieweken: met De nimf van Napels komt u die goed door. 

Serena Libri: ‘L'education sentimentale van Miluzza, een meisje dat zich door het leven worstelt in een dorp in Zuid-Italië. Het zijn de jaren veertig van de twintigste eeuw maar het lijken de Middeleeuwen wel. Een bestaan van extreme vleselijke lust, grote armoede, schijnheilige priesters, moordend geroddel, optochten, gebeden, uitwerpselen, stank en modder. Miluzza raakt verstrikt in een relatie met een welgestelde man en wordt aan de schandpaal genageld. Hoererij. En dan bereikt de oorlog, met de terugtrekkende Duitsers, ook nog het dorp van Miluzza. Domenico Rea (1921-1994), zoon van een carabinieri, groeit op in Nocera, een dorp in de buurt van Napels. Hij houdt van boeken – de eerste twee pikt hij op een markt.  In '47 publiceert hij, onopgemerkt, Spaccanapoli. Dan in 1950 met veel succes Gesù, fate luce! Vele romans volgen, onder andere Diario napoletano (1971) en Pensieri della notte (1987). Zijn laatste, Ninfa plebea (1992), won de Premio Strega. Rea behoort tot de beste Italiaanse vertellers en essayisten van de tweede helft van de vorige eeuw.’

Domenico Rea: ‘De kar stopte voor de kleine woning en er werd een trapje naar buiten gegooid zodat Nunziata op de wagen kon klimmen met haar dertienjarige dochtertje Miluzza, de kapster Nannina en een zeer vrome korporaal eerste klasse die van de militaire staf verlof had gekregen om in de nacht van 14 augustus het feest van de  Madonna van Mater Domini mee te vieren. De kar was afgeladen met godvrezende vrouwen, jong en oud, enkele zaten op de gestikte dekens aan de rechterkant, de andere aan de linkerkant.
Het voertuig werd langzaam voortgetrokken door een paard tussen twee zwenghouten, min of meer op het ritme van de hymne die de vrouwen zongen:

Hemelwaarts steeg gij
met hart en ziel, Maria,
wend ik me tot u
in het  aanschijn van mijn dood.
Heilige Maria,  moeder Gods,
ik verheug me
in uw glorie.

Dat zongen ze al vanaf 25 juli, het begin van de novene. Van zonsondergang tot “s avonds laat klonk er in die dagen niets anders onder de sterrenhemel van Nofi. Het gezang was als de damp uit een pan (vol pasta met bonen) die opsteeg vanaf de binnenplaatsen. Eerst, tegen zonsondergang, heel sterk, met klanken diep uit het binnenste – van de snaren van een viool tot de ontstemde pijpen van een orgel – van jong en oud, vrouwen en meisjes, de kleintjes gehurkt tussen de benen van de ouderen, oma’s, moeders, tantes, nichtjes, vriendinnen, om uiteindelijk laat op de avond te verwaaien tot geroezemoes.

Er werd gezongen in Buvero, de wijk waar Nunziata woonde, die naaister was voor de militaire kazerne, en er werd gezongen in Sperandei, in Liporta, in de wijk Mercato, in Rendola, in Pietraccetta, in Capofioccano, in Capocasale, in Casale del Pozzo. Allemaal flinke volksbuurten, die voor echte stadswijken konden doorgaan, met evenzovele grote wagens, die beschikbaar waren gesteld door de devote congregaties van de  respectievelijke buurtschappen. Aangezien de reis van de avond tot de volgende ochtend vroeg zou duren, waren de wagens met zeildoek overspannen, net als de huifkarren in het Wilde Westen. Boven op het dak van elke kar wapperde het vaandel van de desbetreffende religieuze vereniging: elke kar had twee voermannen, die ervan genoten deze vrouwelijke vracht te vervoeren, want hoewel de dames op weg waren om boete te gaan doen, waren hun gesprekken doorspekt met grappen en grove dubbelzinnigheden. De mannen geselden de lucht met hun groene, gele en rode zwepen alsof ze met kromzwaarden zwaaiden.
De vrouwen waren in het zwart gekleed, want voor de Madonna van Mater Domini – een madonna die zelfs de Turken kenden en vereerden – moest je zo zedig mogelijk verschijnen, en onophoudelijk blijven zingen:

Hemelwaarts steeg gij
met hart en ziel, Maria,
wend ik me tot u
in het  aanschijn van mijn dood.
enzovoort.

Nadat Nunziata in de kar was geklommen en een plaatsje had gevonden, vroeg ze aan een oude vrouw naast haar wie dit jaar boetedoenster was. ‘Carmela de Kinnebak’, was het antwoord. Carmela de Kinnebak was een vermaarde lichtekooi. Ze leverde haar vunzige diensten ook aan puberjongens, maar meer in het bijzonder aan de soldaten van de 30ste infanterie die in Nofi lag gestationeerd. Een schaamteloos mens, een nachtvlinder, want overdag kwam ze de deur niet uit. ‘Ze heeft berouw. Ze zeggen dat ze dienstmeid wordt bij de kloosterzusters van Sint-Anna.  Dat wijf heeft er eerst op los geleefd en nu heeft ze haar plekje geregeld. Ze wacht al ons in de basiliek van Mater Domini, gehuld in een zak met een witte kap over haar hoofd.

Nunziata zag dat soort dingen niet als zonden, want ze vormden het heil der aarde. Waren het soms zonden voor honden en katten, ezels en paarden, stieren en koeien, leeuwen en panters, die het gewoon open en bloot deden en daarbij op het welwillende begrip van de mensheid konden rekenen? Nee. Dus waarom had Jezus, de schepper van het hele universum, dan dat geval daar in de spleet tussen haar weke billen geplaatst, en aan de man die ene spier gegeven, waardoor iemand die hem niet overeind krijgt zijn leven lang het mikpunt is van spotternij? Ze begreep wel dat iedereen – pausen en koningen, koninginnen en prinsessen, hertogen en hertoginnen – al die vunzigheden in het verborgene deed, net als je natuurlijke behoeften, waar deze dingen een verlengstuk van waren omdat je hetzelfde instrumentarium ervoor gebruikte, maar die dingen niet doen zou tegen de wil van God zijn, die juist een overvloed aan foefjes en geneugten, vreugde en pijn had meegeleverd om ervoor te zorgen dat er steeds weer mensen geboren zouden worden die vervolgens de zorgen des levens duur zouden betalen.

Maar de overige bewoners van Nofi, onder wie ook de priesters (heb het daar maar niet over, bemoei je maar liever met je eigen zaken…) dachten daar anders over: ze bleven wel rampetampen van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat, maar van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat bleven ze dat ook als een doodzonde beschouwen, terwijl schijnheiligheid, kwaadsprekerij, diefstal, geweld en afgunst doorgingen voor kardinale deugden… Je kunt er beter, veel beter maar niet over nadenken.
Je kunt veel beter maar gewoon blijven zingen:

Hemelwaarts steeg gij
met hart en ziel, Maria,
wend ik me tot u
in het  aanschijn van mijn dood.
enzovoort.

De lange rij karren had toch iets weg van een begrafenisstoet. De lantaarns die onder de kar hingen slingerden heen en weer als wierookvaten. Ze waren als een goed halfuur onderweg, gingen helling op en helling af, maar dat Nofi Superiore scheen aan het einde van de wereld te liggen en naarmate je dichterbij kwam was het alsof je verdwaalde tussen de doeken van een doolhof waarvan je niet wist of je er ooit nog uit zou komen. Toen ze eindelijk arriveerden leek het in eerste instantie onmogelijk het godshuis te betreden. Er waren duizenden gelovigen. Het leek of er nog geen linze op de grond kon vallen. Maar hoe meer mensen de basiliek binnengingen, hoe meer deze zich uitzette, als een blaas. Het fenomeen dat er voor Gods barmhartigheid altijd plaats is voor duizenden, miljoenen en miljarden mensen werd beproefd. En het was waar. Maar de stank en ranzige geuren die opstegen uit de kleren door al het lichaamsvocht dat mannen en vrouwen van boven en van onder uitscheidden samen met de zwartachtige walmen van de kaarsen die middenschip en zijbeuken verlichtten alsof het dag was, waren afschuwelijk; en dat was hoe het sinds her begin der tijden rook in een kerk.’

De nimf van Napels

Een septet voor de vrije weken

Ik noem u via de tekst op de omslag het thema van zeven gloednieuwe boeken die uw komende weken van vrijaf meer diepgang zullen geven. Na de titel, schrijver, ondertitel of genre en uitgever volgt dus het thema. Dit onder het devies van ‘Lekker lui liggen lezen’.
 
1) Exodus – Jasper Rietman – Kijkboek – SubQ
Exodus is de verbeelding van een archetypische uittocht van een groepje mensen op de vlucht voor oorlog en vervolging. Een kijkboek op de grens van illustratie en strip waarin actuele thema's op subtiele wijze overgaan in een toekomstvisioen. De zesenveertig naadloos op elkaar aansluitende illustraties vormen samen een grote panoramatekening van bijna veertien meter.
Illustrator en stripmaker Jasper Rietman maakt redactionele illustraties voor kranten als The New York Times, The Guardian, The Washington Post, De Standaard en de Volkskrant. Daarnaast werkt hij als stripmaker aan een eigen projecten. Exodus is zijn eerste boek.

2) Barst – Borris O Dittrich – Thriller - CPNB
Een vrouw laat haar hond uit in het Amsterdamse Vondelpark en vindt het lijk van een jonge man.  Zijn schedel is ingeslagen. Rechercheur Maya Oliphant krijgt de leiding over het moordonderzoek, maar het is onduidelijk wie de man is en wat hij 's nachts in het park deed. Ondertussen is heel Nederland in de ban van een nieuwe talentenjacht op televisie. De 18-jarige Lilian Lely heeft zich door de audities geknokt, en maakt tijdens de liveshows bekend dat haar moeder niet lang meer te leven heeft. Ze wint daarmee de sympathie van het publiek, maar niet iedereen gelooft wat ze beweert. Dan neemt het onderzoek van Maya Oliphant een verrassende wending. Wat heeft de moord met Lilians ambities te maken? Ontvang dit boek bij besteding van ten minste 12,50 aan Nederlandstalige thrillers, literatuur en romans tijdens de Spannende Boeken Week (6t/m 24 juni).


3) Het IJsland van Indridason – Alexander Schwarz – Literaire reisgids – Uitgeverij Q
 Het IJsland van Indriðason voert de lezer langs belangrijke plekken die het decor vormen in de boeken van veelbekroond thrillerschrijver Arnaldur Indriðason. Wandel door het pittoreske Reykjavík en reis onder andere naar het nationale park Þingvellir, de Westfjorden, de oude militaire basis bij Keflavík en uiteraard de onheilbrengende berg Harðskafi in de Oostfjorden, waar het grote drama rond inspecteur Erlendur en zijn broer zich afspeelt. Quotes van Indriðason zelf, achtergrondinformatie over IJsland en prachtige foto's maken het geheel af. Een sfeervolle literaire reisgids, om mee te nemen naar IJsland of om thuis van te genieten.

4) De melodie – Jim Crace – Roman – De Geus
De oude chansonnier Alfred Busi slijt zijn dagen in de prachtige vervallen villa aan de kust waar hij is opgegroeid. Zijn leven lijkt bezig aan het slotakkoord; hij is weduwnaar en mist zijn vrouw; binnenkort wordt hij geëerd om zijn verdiensten voor zijn geboorteplaats. Al kijkt hij terug op een rijk leven, de dagen die voor hem liggen lijken vooral uit herinneringen te bestaan. Maar dan zijn er enkele kleine dissonanten: een aanval van een mysterieus wezen, een projectontwikkelaar met grootse plannen, een roddeljournalist op zoek naar een thema. En plots klinkt Alfreds leven anders dan hij ooit voor mogelijk had kunnen houden.


5) Richard Fiebig – Joggli Meihuizen – En de uitbuiting van de Nederlandse industrie 1940- 1945
Dankzij Richard Fiebig, zetbaas van Albert Speer, werkte het Nederlandse bedrijfsleven op grote schaal mee aan de Duitse oorlogsinspanningen. Portret van een machtige Duitser in bezet gebied. De Duitse zakenman Richard Fiebig, die aan het begin van de bezettingstijd in Den Haag werd gestationeerd, werd in 1942 zetbaas van bewapeningsminister Albert Speer. De energieke Fiebig groeide uit tot de machtigste man in Nederland op het gebied van de industriële productie. Historicus en jurist Joggli Meihuizen beschrijft hoe Fiebig erin slaagde een groot deel van het Nederlandse bedrijfsleven zonder morren te laten meewerken aan de Duitse oorlogsinspanningen. Na de oorlog moest Fiebig zich voor de rechter verantwoorden; een proces dat met een recorder werd opgenomen. Het proces stond op gespannen voet met de regels van een fair trial en kende een merkwaardig slot.


6) Staatsmijn Beatrix Gemiste kans of zegen? – Luc Wolters – Bronnenstudie – Vantilt
Weinigen zullen weten dat de voormalige Staatsmijnen in Limburg naast de mijnzetels Wilhelmina, Emma, Hendrik en Maurits in Zuid-Limburg nog een mijn in exploitatie zouden nemen: de Staatsmijn Beatrix. Deze mijn was gelegen in het Midden-Limburgse Herkenbosch en Vlodrop. De Beatrix is een mijn met een wonderlijk verhaal: toen de schachten in volle diepte waren gegraven, werd zij gesloten. Het voornemen om met de Beatrix te beginnen werd genomen na de Tweede Wereldoorlog, toen er grote behoefte was aan brandstoffen. De mijn kreeg een plek in de Industrialisatienota van Minister Van den Brink in 1949. Na nader onderzoek besloot de Ministerraad in 1952 tot realisatie van deze mijn op het Meinwegplateau (het Vlodropperveld). De Staatsmijnen in Limburg zorgden voor de uitvoering.
Alle voorbereidingen ten spijt vond de mijn Beatrix geen doorgang. Eind jaren vijftig veranderde de energiemarkt ingrijpend, het gevolg van de toename van het aanbod van aardolie, de vondst van aardgas in Slochteren en de hoge verwachtingen van kernenergie. Dit noopte de Staatsmijnen ertoe de mijn Beatrix — nog amper in bedrijf— in 1962 te sluiten. Het nieuws sloeg in de regio in als een bom. Alle verwachtingen op een toevloed van arbeiders en op toename van economische voorspoed vervlogen als een droom.

7) Patronen van bedrog – Willem Middelkoop & Tim Dollee – Analyse – AUP
Na zes bestsellers over de financiële wereld neemt Willem Middelkoop de lezer in Patronen van bedrog mee in de spannende wereld van complotpraktijken, valse-vlag-operaties en The Deep State. In dit opzienbarende boek toont hij samen met onafhankelijk onderzoeker Tim Dollee aan dat de waarheid achter veel nieuwsverhalen vaak verborgen blijft. De gelijknamige theaterlezing werd op Youtube al bijna 100.000 keer bekeken.
Vanaf begin jaren veertig werkte een kleine groep insiders aan een plan voor Amerikaanse werelddominantie. Door de overwinning in de Tweede Wereldoorlog slaagde het plan en sindsdien doet de VS er alles aan om haar macht zo groot mogelijk te houden. Daarbij is bijna alles geoorloofd: van regime changes en financiële steun tot couppogingen en moordaanslagen op afvallige politici en presidenten. Dit heeft er voor gezorgd dat landen in de Amerikaanse pas bleven lopen. Maar ook binnen de VS is een continue machtsstrijd gaande. De elite, afkomstig uit het politiek-militair-industrieel complex, heeft de feitelijke macht. Deze staat binnen de staat, The Deep State, ziet politici als pionnen in het geopolitieke schaakspel. Om de macht te behouden worden effectieve en eeuwenoude strategieën gebruikt. List en bedrog zijn daarom aan de orde van de dag. De elite weet de media op een geraffineerde wijze te bespelen, omdat deze in handen zijn van slechts zes grote bedrijven. Omdat angst de beste manier is om het volk onder controle te houden, heeft de VS een permanente vijand nodig. Na de War on Communism, de War on Drugs, is het terrorisme nu de ideale vijand. Welkom in de wereld vol Patronen van bedrog.