Op de harde cover van het goedogende lees- en kijkalbum is de horizon ervan verwoord. Ik geef die door van het 16 pagina’s tellende, nijntje oefent woorden van tekenaar en schrijver Dick Bruna en van uitgeverij Mercis Publishing. ‘Kijk naar de plaatjes en benoem wat je ziet. Een boek vol woorden in herkenbare thema's: mensen, voorwerpen, dieren, eten en drinken, buiten, en vervoer. Alle woorden bestaan uit twee lettergrepen en zijn daarom zeer geschikt om mee te oefenen.’ Dit weekeinde komt kleinzoon Guus uit Voorburg met zijn ouders langs. De gelegenheid bij uitstek dit zeg maar leerboek voor beginners aan hem voor te leggen. De kid van 2 september twee geworden zal ik dan nijntje oefent woorden voorhouden. Gieter, emmer, ballon, cadeau, nijptang, hamer, vlieger, voetbal, trompet, trommel, aardbei, citroen, banaan, appel, beker, lepel, vogel, vlinder, zebra, tijger, auto, vliegtuig, jongen, meisje, opa, oma, kasteel en ridder. Deze woorden gaan tot het idioom van Guus behoren.
Via Wikipedia vernam ik de sterkte van Dick Bruna. Ik citeer:’Over de vraag hoe het komt dat zijn personages kinderen, ouders en verzorgers zo aanspreken - over de hele wereld - is veel gespeculeerd. Ten eerste is er de absolute eenvoud van zijn tekeningen, de zwarte belijning en de beperkte hoeveelheid primaire en secundaire kleuren. Bruna streeft er altijd naar zo veel mogelijk lijnen weg te laten, en alleen de eenvoudigste, maar meest sprekende essentie over te houden. Daarnaast is ook de manier waarop Bruna ogen tekent van belang. Onder meer nijntje kijkt de kijkende en 'lezende' kinderen altijd vanuit de prent recht in de ogen, ook al is zij bezig met iets in de prent dat haar aandacht toch dringend nodig heeft, zoals fietsen of een bal vangen. Alleen als Dick Bruna zijn figuren van achteren tekent, kijken zij de beschouwer niet recht in de ogen.[2]Opvallend is dat de lijnen die Bruna met zijn penseel trekt rafelig zijn voor wie ze onder een vergrootglas bekijkt. Ze moeten een bepaalde "bibber" hebben zoals hij dat zelf noemt.’ U hoort nog van mij hoe Guus de prenten en woorden tot zich nam!
Een macht en een pracht van een vademecum heb ik voor u dat geheel gewijd is aan een van de hoofdpersonages uit onze literatuur. Zo breed aan informatie, zo schoon van aanzien, zo van gewicht is de woorden gevangen heer. Ik heb het over de 666 bladzijden tellende, speels geïllustreerde Bommellexicon van Pim Oosterheert en van uitgeverij Tom Paauw met de twee ondertitels ‘Van Aanmaak tot Zwirkvlaai’ en ‘Taal van Toonder’. Het jaar van eerste uitgave is 2005 en een jaar later werd de tweede druk alom gewenst. In de voorbije twee weken mocht ik het met u hebben over de wedergeboorte van de heer van stand via deel 31 uit de lopende reeks van De Bezige Bij ‘Alle verhalen van Olivier B. Bommel en Tom Poes’: de drie verhalen Heer Bommel en de grauwe razer, Tom Poes en het kukel en Heer Bommel en de wilde wagen. Ik vroeg toen ook uw aandacht voor de publicaties Bommel en Bijbel van Klaas Driebergen, de biografie Marten Toonder van Wim Hazeu en de glossy Bommel. Ik traceerde bij mijzelf een afgrond van onkunde over de existentie van de in literatuur gedoopte man die in maar liefst 177 edities zijn opwachting maakte. In vroeger jaren nam ik met graagte de verhalen over de kompanen Bommel en Tom Poes tot mij, maar veel parate kennis is door de jaren heen in mij weggegleden. Daar ik niet alleen de kleinkinderen Daaf en Guus maar vooral ook u bij wil praten over Olivier B. en de zijnen, ben ik zeer verheugd met de gebonden Bommellexicon. Want een alfabetisch naslagwerk voor het vakgebied Bommel met beknopte behandeling van trefwoorden.
Om u in the picture te brengen van de opzet van Bommellexicon reik ik u eerst de tekst van de uitgever op de wikkel aan, waarna wij de intrinsieke waarde ervan gaan illustreren met het verhaal Heer Bommel en de grauwe grazer in de handen. De uitgever: ‘Dat het belang van Marten Toonder in de Nederlandse Taal niet slechts bestaat uit de vondst van de woorden, minkukel, breinbaas, kommer en kwel, denkraam of uit de gevleugelde uitdrukkingen 'Een eenvoudige doch voedzame maaltijd', 'Als je begrijpt wat ik bedoel', 'Tom Poes verzin een list' moge blijken uit dit werk. Aan dit lexicon, dat ruim 5000 lemma's bevat, heeft Pim Oosterheert 5 jaar gewerkt. Tientallen naslagwerken heeft hij daarvoor geraadpleegd. Ieder lemma bevat een uitgebreide uitleg met de nodige achtergrond informatie. Deskundigen van uiteenlopende disciplines hebben hun steentje bijgedragen aan de totstandkoming van dit naslagwerk. Een standaardwerk dat met het boek Bommelparade een volledig beeld geeft van de Bommelsaga van Marten Toonder.’ Om de toegankelijkheid en de informatierijkdom van Bommellexicon te demonstreren citeer ik wat lemma’s geheel of gedeeltelijk uit De grauwe grazer. In de volgorde van opkomst.
‘Lammermoer, vlakte van - Moerasgebied dat grenst aan de Zwarte Bergen, waar in het dorp Ooikooi een ‘schaapachtige’ bevolking woont. Bommelstein, slot – Kasteel en woning van heer Bommel. Adres: Distellaan 13, Rommeldam. Deze burcht met zijn immer wisselende omgeving en interieur is een reflectie van de gemoedsgesteldheden en levensfasen van zijn bewoner, heer Bommel. En daarmee van zijn schepper Marten Toonder. Daarom is het onmogelijk een plattegrond of een bouwtekening van het kasteel te malen; het verandert met zijn bewoner.
Zwarte Bergen, de – Gebied dat de noordelijke begrenzing vormt van het Donkere Bomen Bos. Daar wagen zich slechts onverschrokken avonturiers. Het is een woest en onontgonnen landschap, kaal en angstaanjagend. De wind is guur en het klimaat bemoeilijkt permanente bewoning. Bommel, Olivier B. – Het Middellandse woord ‘bommel’ of ‘boemel’, wat ‘duivel’ betekent, is niet van toepassing op heer Bommel. Het is een uit de fantasie voortgesproten naam en heeft een sterke klankkleur die een ‘ronde’ figuur doet vermoeden. Marten Toonder zegt zelf in een interview: ‘De naam Bommel borrelde op in mijn hersens’. Tom Poes – Een van de twee hoofdpersonen uit de Bommelsaga. Zijn achternaam is misleidend: hij is een kater. Engels: tomcat = kater.
Op 16 maart 1941 verscheen deze kater in Nederland voor het eerst in het dagblad ‘De Telegraaf’ als hoofdfiguur van een beeldverhaal ‘De avonturen van Tom Poes’. Het onderschrift begon met ‘Tom Poes woonde dicht bij een groot woud. Daar wandelde hij graag in…. Knetelkloof – naam van een bergkloof bij de berg de Zwarte Drens. Op die berg staat een kasteelruïne waar de grauwe razer woont. Zwarte Drens – Naam van een berg bij de Knekelkloof in de Zwarte Bergen. Er staat een ruïne op. Grauwe razer – Bijnaam van een monster dat in de Zwarte Bergen woont, en wel in een kasteelruïne op de Zwarte Drens bij de Knekelkloof. Zijn verbale vermogen bestaat uit een groot aantal scheldwoorden, die hij heeft geleerd van een sprekende kraai, zijn enige gezelschap en aanspraak. Zijn lichaamskracht is legendarisch. Oude Schicht – Naam die heer Bommel gegeven heeft aan de auto die hij tweedehands heeft gekocht. De nieuwe eigenaar heeft in het voertuig de vermelding PK gevonden en vermoedt dat die de aanduiding van het merk is. In werkelijkheid is de Oude Schicht een samenstelling van verschillende fabricaten. Markies De Canteclaer – Naam van de adellijke buurman van heer Bommel. Hij woont niet in zijn stamslot Troebeloo maar in zijn buiten naast slot Bommelstein. De ‘steenklomp’ Bommelstein zou hij het liefst afgebroken zien, omdat het zijn uitzicht belemmert. Bovendien zou hij zijn buurman Bommel, die hij ziet als een parvenu van lage komaf, het liefst op afstand houden. Joost – Huisknecht en trouwe bediende op slot Bommelstein. Hij is erg gesteld op de hoge status van zijn werkgever, wat er verscheidene malen toe leidt, dat hij ontslag neemt op het moment dat heer Bommel in kommervolle omstandigheden geraakt en dreigt zijn stand te verliezen. Professor Prlwytzkofsky – geleerde die, hoewel thuis in vele vakgebieden, een beperkte opvatting van het begrip wetenschap heeft. Volgens hem bestaat de wereld uit materie, die geteld, gewogen en gemeten moet worden. We hebben met een empirist te maken. Hij onderzoekt alles methodisch, meet, telt, analyseert, ook verschijnselen, die zich onttrekken aan natuurkundige omstandigheden. Doctor Zielknijper – Afwisselend pedagoog, psycholoog, psychiater en agoog. Hij is van het type ‘geitenwollensokkenpedagoog’ dat in de zestiger en zeventiger jaren de zielszorg in handen had en vele oorzaken van trauma’s en frustraties terugbracht tot een moeilijke jeugd. Bulle Bas, commissaris van politie te Rommeldam. Hij heeft het uiterlijk van een buldog en zijn naam toont klankverwantschap met ‘bullebak’. Hij is het prototype van een gezagsgetrouwe diender, die niet omkoopbaar is en zich gewetensvol aan de letter van de wet houdt.
Met deze vijftien omschrijvingen heeft u de context van De grauwe razer te pakken, hoewel ik van een groot aantal lemma’s, zoals die van Bommel, Tom Poes, De Canteclaer, Joost, Prlwytzkofsky en Zielknijper, maar een fragment aangereikt heb. De volgende keer, bij een tocht door weer een Bommel-verhaal, praten wij verder. Nu alleen nog dit: Bommellexicon is een must voor ieder die literatuur, achtergrondinformatie en rangschikking bemint!
Af en toe is ons het geluk beschoren een boek in handen te krijgen dat naar vorm en inhoud een pracht en een macht is. Want het vervat mooie taal over een indringend voorbij leven. Het gaat om het 120 bladzijden tellende Een vorig leven van Toon Tellegen en van uitgeverij Querido. Ik zal u de smaak aanreiken door het eerste stuk door te geven en doe een poging aan u de titel te verklaren. Om de entree wat te plaatsen: het oude stadje N is Brielle, waar de auteur zijn jeugd beleefde en op het Asylplein daar staat het beeld waarvoor koning Willem III op 1 april 1872 de eerste steen legde. De titel Een vorig leven wordt in de finish van het eerste stuk verklaard door de ik - dat is schrijver Tellegen, want sterk autobiografisch – via het inzicht dat als er leven na de dood is dit leven het vorige leven is. Op blz. 84 denkt de ik-figuur na een gesprek met de vader van zijn vriend Laagwater dat de dood het echte leven is. Maar misschien bedoelde de man iets anders, want het was soms zo ingewikkeld wat hij zei. En zo kom ik bij het thema: Laagwater heeft door oorlogservaringen een trauma opgelopen en daardoor kan hij niet rijmen dat er zoveel ellende is ondanks de Schepper die vond dat alles goed was.
‘Tot mijn twaalfde woonde ik in N, een oud stadje, niet ver van zee. Het is nu lang geleden, maar vaak denk ik dat ik daar nog woon, dat ik de deur uit ga en naar school loop, langs de haven voor ons huis, over een smalle brug, die het Kippenbruggetje heette, door een steeg, die wij het Nauwe Sloopje noemden, door de Coppelstockstraat en de Vrouwenhoflaan, langs het Asylplein met een standbeeld van een vrouw met één blote borst zwaaiend met een vlag, door een straatje dat het Raas heette, de Langestraat over, door een straatje waarvan ik de naam niet meer weet, langs de achterkant van de grote kerk, die wij de Dom noemden, door het Heultje tot bij mijn school. In de Coppelstockstraat zie ik de melkboer met zijn paard-en-wagen staan. Hij is ergens binnen, misschien bij juffrouw De Vlotter, die om de hoek in de Kerkstraat woont, met een spionnetje voor haar raam. Mijn moeder zei een keer dat hij daar verdacht lang binnen bleef. Ik begreep toen nog niet wat daar verdacht aan was. Hij beging toch geen moord? Juffrouw De Vlotter zag er nooit uit als het slachtoffer van een misdrijf. In het Raas zit een schoenmaker voor het raam. Hij zit boven op een tafel, in het donker, met één peer boven zich. Hij kijkt nooit naar buiten. Er is daar voor zijn raam een keer iemand gewurgd, honderd jaar geleden. Ik ben alweer terug in N. Het is kort na de oorlog, ik ga naar school, en na school ga ik spelen bij Otmar Laagwater, mijn vriendje vanaf de kleuterschool. De eerste keer dat ik bij hem thuis kwam was ik vier. Zijn moeder aaide me over mijn hoofd en vroeg of ik van kaakjes hield. Ze liet me zien wat dat waren. Ik mocht er een uit een trommeltje pakken. We knikkerden op het vloerkleed. Later knipten we boten van karton en lieten die in een teil met water varen of gingen we voetballen op een grasveldje achter zijn huis. De vader van Otmar was Jacob Laagwater. Hij kwam altijd aan het eind van de middag thuis. Dit verhaal gaat over hem en mij.
Op een keer vroeg hij of ik wel eens van ‘het volgende leven’ had gehoord. ‘Dat is het leven na de dood,’ zei ik. Dat wist ik. ‘Als dat leven bestaat, dan is dit leven het vorige leven,’ zei hij. Wij leefden volgens hem dus in een vorig leven. Ik heb dat lang geloofd, tot mijn twaalfde. Toen gingen we weg uit N en dacht ik: nu begint er een ander leven. Tussen het vorige en het volgende in. Nog altijd noem ik mijn leven in N, die twaalf, bijna dertien jaar, mijn vorige leven.’
Ik haast mij te zeggen dat Jacob Laagwater niet het enige personage in Een vorig leven is, want de jeugdherinneringen staan bol van excentrieke bewoners van N. Zo Leen Hellevoet die altijd boos is, zo de heer Kreupel die als notoire querulant immer een eenling is, zo meester Lecentime die als homofiel het niet neemt dat hij uitgescholden wordt. Als meest opvallende in deze poel van misère vertoeft Laagwater die als brugwachter uit het leven stapt, net op de dag dat de commissaris der Koningin het lint voor de nieuwe Julianabrug moet doorknippen. Met achterlating van het rijmpje op de tafel ‘Die hel of deze hel, ik geloof het wel.’ Over dit echt goede boek komen wij met elkaar nog hier te spreken. U bent nu getipt!
Een virtuoos, inlevend, innovatief, niet maskerend relaas over een groot en gekweld schilder heb ik voor, die 125 jaar geleden afscheid van het leven nam. Het gaat om het 224 bladzijden tellende, relevant geïllustreerde Van Gogh van kunsthistoricus Julian Bell en van uitgeverij Nieuw Amsterdam. Onder het omslagbeeld ‘Zelfportret’, het olieverf op doek dat Vincent van Gogh in 1889 schiep staat heel vanzelfsprekend ‘De complete en compacte biografie’. Na mijn eerste tocht door Van Gogh zeg ik vrijmoedig: ik onderschrijf die slogan. De titels van de zes hoofdstukken in Van Gogh symboliseren de kwellingen van Vincent van Gogh, te weten ‘Heilige’, ‘Zondaar’, ‘Hond’, Avonturier’, ‘Japan’ en ‘Gebroken’.
Van Gogh was bij leven in de ban van het geloof, voelde zich schuldig, gedroeg zich als underdog, was rusteloos, werkte als een bezetene, werd een paar keer getroffen door een aanval van waanzin. De grote verdienste van Julian Bell is dat hij via de 1300 tekeningen, 850 schilderijen en over de 800 brieven van Vincent het innerlijk leven van de wereldberoemde kunstenaar probeert te vatten. Een katern afbeeldingen begeleidt de tocht door Van Gogh: ‘Vincent van Gogh op negentienjarige leeftijd’, ‘Theo van Gogh in 1882’, ‘Johanna van Gogh-Bongers en haar baby Vincent Willem’, ‘Mijnwerkers onderweg naar de mijn’, ‘Sien met sigaar, op de grond bij de kachel zittend’,’Winternacht’, ‘De oude kerktoren in Nuenen’, ‘De aardappeleters’ , ‘Maaier’, ‘In het café: Agostina Segatori in Le Tambourin’, ‘Zelfportret als schilder’, ‘Roze perzikbomen’ , ‘Hooischelven’, ‘Het nachtcafé’, ‘Het Gele Huis’, ‘Het ommuurde korenveld met opkomende zon’, ‘De tuin van de inrichting’, ‘Amandelbloesem’, ‘Korenveld onder onweerslucht’.
Vincents rusteloosheid wordt magistraal verwoord en verbeeld in De Grote van Gogh Atlas van Nienke Denekamp en René van Blerk en uitgeverij Rubinstein, die ik onlangs bij u introduceerde. De geloofsbrief van de samenstellers van dit album: zij treden in het spoor van Vincent van Gogh en doen de dorpen en steden aan die de geniale kunstschilder tijdens zijn bewogen bestaan op aarde, van 1859 tot 1890, aandeed. Van Zundert, Zevenbergen, Tilburg, Den Haag tot Parijs, Arles, Saint-Rémy-de Provence, Auvers-sur-Oise. In meer dan twintig plaatsen op ons continent hield Van Gogh zich op met als tussenstops ook Dordrecht en Nieuw – Amsterdam. Ook in Van Gogh speurde ik naar de sporen die Vincent strooide in Dordrecht (1877) en Nieuw - Amsterdam (1883). De eerste locatie omdat de oudste stad van Holland in mijn regio ligt en de tweede omdat wij als gezin in vroeger jaren vaak verkeerden in het tweelingdorp Nieuw - Amsterdam. Na de kerst van 1876 ging Vincent niet terug naar Engeland en vond hij een domicilie boven kruidenierszaak aan Scheffersplein in Dordt en een baan bij boekhandel Blussé & Van Braam. Zijn verblijf aan de Merwede was maar kort omdat hij in Amsterdam theologie wilde gaan studeren. Net als zijn vader wilde Vincent dominee worden en daarom bezocht hij in Dordrecht soms drie kerkdiensten op een zondag. Tot diep in de nacht las hij in de Bijbel. Om u in the picture te brengen; het relaas over zijn maanden in Dordt wordt begeleid door oud kaartje Dordrecht, authentieke ansichtkaarten, Vincents tekening ‘Molens bij Dordrecht’ en foto’s van de spoorbrug over het Hollands Diep en van Station Dordrecht, beide in 1872 geopend en ingebruikgenomen.
Bij de tweede locatie verwijl ik langer. In vroeger jaren beleefden wij als gezin hoogtijdagen op de hoeve van de familie Harm Tip aan de Ermermarkeweg 18 in het Drentse Veenoord. Een traditie van onze gastheer was dat hij zijn festiviteiten organiseerde in een gerenommeerd etablissement in het hart van het dorp, daar waar de Schooldijk uitliep op de Vaart Zuidzijde. Van de restauranthouder vernamen wij zo terloops dat Vincent van Gogh een eeuw terug het grootste gedeelte van zijn Drentse tijd had vertoefd in diens domein dat ooit de naam droeg van logement Scholte. Tegenwoordig staat dit bekend als het Van Gogh Huis. Er wordt beweerd dat Van Gogh de huur betaalde met schilderijen, maar dat de verhuurder deze niet kon waarderen en daarom als brandhout gebruikte. De juistheid hiervan is echter niet vastgesteld. Van Gogh schilderde onder andere 'Ophaalbrug in Nieuw-Amsterdam' in de Drentse plaats. De gemeente Emmen wilde aanvankelijk het Van Gogh Huis slopen, maar dit kon op het laatste moment worden voorkomen. Nu doet het pand opnieuw dienst als restaurant en is het ook museum. In de herfstmaanden van 1883 werkte en woonde Vincent twee maanden lang in het logement en is het de uitvalsbasis voor zijn ontdekkingstochten door het veengebied. Zijn doel is om de ´gewone´ mens, en dan met name de landarbeider’, te schilderen.
In het Van Gogh Huis kunnen wij nu halt en front maken in de kamer waar Vincent van Gogh logeerde en werkte. Zijn bed staat nog op dezelfde plaats, de tekendoos is open, het verfpalet klaar voor gebruik. ‘Misschien maakt Van Gogh een lange wandeling door het veen, het lijkt alsof hij elk moment weer terug kan komen...’ Wij bevroedden in de jaren bij Tip niet dat in het café waar wij vaak aangenaam verpoosden ooit Vincent van Gogh op een van de kamers boven ook zijn vermaarde brieven schreef. Die epistels vormen nu ook voor mij een ware taalschat want ze illustreren niet alleen dat het schrijven ervan vroeger een ware kunst was, maar geven ook zicht op de schilderijen die de geniale man in Drenthe schilderde. Zoals zijn ‘Twee vrouwen in het veen’. Als hommage aan Van Gogh en Nieuw-Amsterdam citeer ik uit een van zijn Drentse brieven.
Vincent: ‘Ditmaal schrijf ik u heel uit de achterhoek van Drenthe, waar ik gekomen ben na een eeuwig lange vaart in de trekschuit door de heide. Het land u te beschrijven zoals ’t zou behoren gedaan te worden, zie ik geen kans toe, daar de woorden mij ontbreken, maar stel u voor de oevers van ’t kanaal als mijlen Michels of Th. Rousseaus bv., Van Goyens of PH. De Konincks. (Franse en Nederlandse landschapschilders uit resp. 18de en 17de eeuw) Vlakke plannen, of stroken verschillend van kleur, die smaller en smaller worden naarmate ze de horizon naderen. Hier en daar geaccentueerd door een plaggenkeet of kleine boerderij, of een paar schrale berkjes, populieren, eiken – overal stapels turf, en telkens vaart men schuiten met turf en lis uit de moerassen voorbij. Hier en daar magere koeien van fijne kleur, dikwijls schapen, varkens. De figuren die nu en dan verschijnen in de vlakte zijn van een groot karakter meestal, soms hebben ze een machtig fijne charme, ik tekende o.a. een vrouwtje in de trekschuit met krep om haar oorijzers wegens ze in de rouw was, en later nog een moeder met een kindje; deze had een paarse doek om ’t hoofd. Er lopen een boel Ostade-typen onder; fysionomies die aan varkens of kraaien herinneren, maar zo nu en dan een figuurtje dat als een lelie onder de doornen is. Enfin over deze tocht ben ik erg blij, want ik ben vol van wat ik gezien heb. Vanavond was de heide ongemeen mooi. In een van de ‘Albums Boetzel’ staat een Daubigny, die precies dat effect uitdrukt. De lucht was van een onuitsprekelijk fijn lila wit, geen schapenwolken, want het zat meer aan elkaar en bedekte de gehele hemel, maar vlokken meer of minder tonig lila, grijs, wit, een enkel scheurtje waardoor ’t blauw heen schemerde. Dan aan de horizon een rode schitterende streep, daaronder de verbazend donkere vlakte bruine heide, en tegen de rode lichtende streep uit, een menigte lage daken van kleine keten.’
In ons Van Gogh lezen wij op blz. 25 – in het chapiter ‘Heilige’ – : ‘… haalden hem ertoe over een positie te aanvaarden als medewerker in een Dordtse boekwinkel. Hij vervulde die ongezochte positie maar vijf maanden, waarna zijn religieuze aandrang een vastberadener vorm aannam’ en ‘… ging hij in de winkel nog altijd gebukt onder een ‘overvloed van neergedruktheid over allerlei wat ik ondernam en mij mislukte’, Julian Bell is met name gefocust op de gemoedstoestand van Vincent van Gogh. Dat blijkt ook uit het hoofdstuk ‘Hond’ op blz. 66-69.
Ik pluk: ‘Begin oktober voer Vincent met een trekschuit naar een kolonie voor turfstekers genaamd Nieuw-Amsterdam. Hij logeerde in een herberg en het was daar dat hij een maand later, na een dagtocht te hebben ondernomen naar de buitenpost Zweeloo, een lyrische brief schreef over een onmetelijk zwart landschap.’ En ‘Zware herfstbuien trokken over de veenmoerassen en gehuchten, waardoor hij zijn schilderwerk moest onderbreken. Het licht van een bewolkte lucht dat in zijn gehuurde zolderkamer door een enkele glazen dakpan op zijn lege schilderkist viel, trof hem als ‘zóó curieus melankoliek’ dat het bijna ‘komiek’ was. En: ‘’Zonder enig ‘beschaafd’ gezelschap – alle andere schilders op zoek naar een ‘primitief’ Drenthe waren daar in de zomer langs geweest- was hij op die lange, vochtige avonden geheel en al op zichzelf aangewezen en pende hij droevige brieven aan zijn betaalmeester in Parijs, zijn scheiding van Sien en Willem bepeinzend.’ En ‘De plaatselijke bevolking vond hem maar een ‘gek’ en misschien zaten ze er niet eens zover naast: ‘hij was ‘van de buitenwereld absoluut buitengesloten’ schreef hij bij wijze van excuus – of verklaring – voor zijn boosheid van 1 december.’ En ‘Twee jaar lang was hij zo strijdlustig geweest om in de contramine te gaan, maar nu kon hij de wanhoop niet langer indammen en werd er door meegesleurd, weg uit die godverlaten herberg in Nieuw-Amsterdam. Door de regen en de sneeuw liep hij naar Hoogeveen, een zes uur durende wandeling. Hij nam een trein naar het westen en zou daar nooit meer terugkeren.’
Vincent van Gogh was een gepassioneerd schilder die niet tegen het leven bestand was. Van Gogh verwoordt en verbeeldt dat de geniale man niet de kunst van leven verstond. Over deze biografie kom ik met u nog te spreken!
Tot genoegen mocht ik op mijn tips voor een goed boek voor de herfst mooie reacties van u ontvangen. Vooral van hen die een van de elf romans tot zich genomen hadden. Bevlogen en gedreven waren de boodschappen. Een en ander brengt mij tot de moed u wederom elf tips aan de hand te doen. Het gaat nu bijna uitsluitend om werken uit het non-fictieve genre. Het lijkt mij zinvol dat u na het lezen van onderstaande teksten - die ik op de site traceerde – met mij in deze boekenrubriek van gedachten wisselt. Na de herfst, stel ik voor.
Een ramp die Nederland veranderde? – Gabriël van den Brink e.a. – Boom – nadenken over vlucht MH17 – 268 blz.
‘De aanslag op vlucht MH17 boven Oekraïne in juli 2014 doet het denken over de democratische rechtsstaat op zijn grondvesten schudden. Zijn wij niet toe aan een grondige herbezinning op de uitgangspunten waarop het moderne, vrije Westen zijn samenlevingen baseert? Zijn onze ideeën over nationale soevereiniteit, oorlog en vrede, luchtveiligheid en de internationalisering en globalisering van handelsverkeer nog wel adequaat? Gabriël van den Brink stelt in Een ramp die Nederland veranderde? deze vragen aan de orde. Gabriël van den Brink is hoogleraar aan de Universiteit Tilburg. Een ramp die Nederland veranderde werd geschreven door collega's van de rechtsfilosoof Willem Witteveen (1951-2014), een van de slachtoffers van vlucht MH17.’
Essay over de gift – Marcel Maus – Boom – de relatie tussen schenker en ontvanger – 170 blz.
‘Mauss onderzoekt in Essay over de gift hoe de uitruil van geschenken relaties schept tussen mensen en groepen mensen. Onderwerp van zijn boek zijn 'primitieve' economieën, bijvoorbeeld die van culturen als de Maori's in Polynesië. Mauss gebruikt de antropologische observaties en analyses vervolgens om de liberale markteconomieën te bekritiseren. Zijn essay is daarmee niet alleen een klassieker in de antropologie, maar is ook veel gelezen en bediscussieerd in de economie, sociologie, filosofie en literatuurwetenschap. Marcel Mauss (1872-1950) was een Franse socioloog en antropoloog.Hij schreef diverse invloedrijke werken en wordt algemeen gezien als de grondlegger van de structuralistische antropologie.’
Enkele reis Indonesië – Hilde Janssen – Nieuw Amsterdam – authentieke relazen – 270 blz.
‘Via een Indonesische kennis ontmoet Hilde Janssen eind 2010 in Jakarta de vijfentachtigjarige Dolly. Haar scherpe gelaatstrekken en vooral haar rechte neus verraden haar blanke afkomst. Als ze haar een foto uit 1947 laat zien van twee Nederlandsen die uit een trein hangen, herkent Dolly de vrouwen meteen: het zijn de zusjes Kobus. 'Dit is mijn vriendin Annie, en dat is Miny.' Dolly zelf zat ook in die trein, net als Betsy, de oudste van de drie zusjes Kobus. Begin twintig waren ze, toen ze in 1946 vanuit Rotterdam samen met hun Indonesische echtgenoten naar hun nieuwe vaderland voeren. Tegen de stroom in, want ze vielen midden in de onafhankelijkheidsstrijd en schaarden zich aan de kant van de Republiek, ook in de roerige tijden die volgden. Ze zijn er altijd blijven wonen, vier Amsterdamse vrouwen met hun uitdijende Indonesische familie in de metropool die Jakarta nu is. Enkele reis Indonesië vertelt hun verhaal. Een volkomen onbekend aspect van de Nederlands-Indonesische geschiedenis.’
Verhalen van vrijheid – Marijke Huisman – Verloren – autobiografieën – 256 blz.
‘Om de publieke opinie tegen slavenhandel en slavernij te keren, namen voormalige slaven soms zelf het woord. In het Engelse taalgebied verschenen er vanaf de late achttiende eeuw tientallen autobiografieën van ex-slaven. Een deel van deze teksten werd, in vertaling, ook in Nederland uitgegeven, zelfs tot ver na de afschaffing van de slavernij. Marijke Huisman volgt de sporen van een aantal slavenautobiografieën door Groot-Brittannië, de Verenigde Staten en Nederland. Zij onderzoekt de rol die deze getuigenissen speelden in de productie van kennis over slavernij en het slavernijverleden. Het resultaat is een boeiende interpretatiegeschiedenis die begint in 1789 bij de anti-slavernijbeweging en via onder meer de Aprilbeweging, de Harlem Renaissance, Black Power, de tweede feministische golf en de 'canon wars' voert naar actuele debatten over de omgang met het koloniale slavernijverleden en de 'slavernij' van moslimvrouwen.’
Eten uit de buurt – Michiel Bussink – SimplifyLife – haal alles uit je voedselcirkel – 176 blz.
‘Velen zijn de weg kwijt in voedselland. Er komt zoveel, vaak tegenstrijdige, informatie over ons eten op ons af, dat we niet meer weten wat we moeten geloven. Eten uit de buurt helpt om weer meer te vertrouwen op ons eigen gezonde verstand. Het laat zien dat voedselproductie dichter bij huis een aantrekkelijke en begaanbare weg is: gezonder, lekkerder, mooier, beter voor boer, natuur, landschap, milieu en de wereld. Onze groenten, fruit, brood, zuivel en kruiden uit de buurt te halen of zelf produceren heeft veel voordelen. Maar hoe pak je dat aan? Dit boek helpt je op weg. Wat heeft je eigen buurt te bieden in de diverse seizoenen? Michiel Bussink neemt de lezer mee langs eetbare erven, weelderige moestuinen, voedselbossen, -parken en -bermen, dorpsbongerds, stadsboeren, voedselcoöperaties, zelfpluktuinen en oogstaandelen.’
Paper Towns – John Green – Lemniscaat – thriller – 216 blz.
‘Van de auteur van de wereldwijde bestseller Een weeffout in onze sterren. Margo was altijd al gek op mysteries. En bij alles wat daarna kwam, kon ik me nooit aan de gedachte onttrekken dat ze misschien wel zo van mysteries hield dat ze er zelf een werd. Als Q en Margo negen jaar oud zijn, vinden ze in het park een dode man. Die avond klimt Margo het slaapkamerraam en het hart van Q binnen. Maar hun levens gaan daarna verschillende kanten op. Negen jaar later klimt Margo opnieuw Q's kamer binnen. Ze neemt hem mee op een nachtelijk avontuur om nooit te vergeten. De volgende dag is ze verdwenen. Margo blijkt aanwijzingen te hebben achtergelaten die alleen Q kan ontrafelen. Geïntrigeerd gaat hij op zoek naar de jonge vrouw op wie hij in stilte verliefd is, geholpen door zijn vrienden Ben en Radar, en Lacey, een vriendin van Margo. Maar wil Margo wel gevonden worden? Paper Towns won de belangrijkste thrillerprijs: de Edgar Award. Het is een mystery, een roman die je vanaf de eerste pagina niet meer loslaat, en een échte John Green - een dodelijke combinatie. Nu ook een bioscoopfilm.’
Het Srebrenicasyndroom – Eelco Runia – AUP – historisch relaas – 140 blz.
‘Het is dit jaar twintig jaar geleden dat de Bosnische stad Srebrenica in handen viel van Mladic Bosnisch-Servische militie en meer dan 8.000 moslimmannen en -jongens werden vermoord. In 2002 verscheen het NIOD rapport over de rol die Nederland speelde bij deze desastreuze gebeurtenissen. In Het Srebrenicasyndroom ontraadselt Eelco Runia op detective-achtige wijze wat er precies rond het NIOD en Srebrenica is misgegaan. In een helder, spannend en verontrustend relaas laat hij zien dat op het oog competente historici volledig in de ban kunnen raken van hun onderzoeksobject en zich er volledig mee gaan identificeren. De samenstellers van het rapport tuimelden, constateert Runia, in de valkuil van wat in de psychologie parallel processing wordt genoemd: zij herhaalden in woord en daad de gebeurtenissen die zij geacht werden te bestuderen. Het Srebrenicasyndroom maakt duidelijk dat historische gebeurtenissen zo traumatisch kunnen zijn dat we ze, zonder dat we daar erg in hebben, in het heden ‘naspelen’.’
Thuis in de Tour – Mart Smeets – De Kring – persoonlijke herinneringen – 222 blz.
‘Mart Smeets was – misschien wel als enige Nederlander – fysiek aanwezig bij alle Nederlandse openingsritten van de Tour de France. Al in 1954 ging hij met zijn vader naar het Olympisch Stadion voor de Tourstart, in 1973 deed hij verslag van de proloog in Scheveningen voor de NOS Radio, in 1978 in Leiden voor de NOS televisie (waar hij Jan Raas zag winnen maar de uitslag ongeldig verklaard werd), en ook in Den Bosch 1996 (processierupsen!) en Rotterdam 2010 (droomstart) was hij aan het werk. Ook in Utrecht zal hij er zijn. En de Tour kwam vaker naar Nederland: in 1969 voerde de etappe naar Maastricht, in 1992 naar Valkenburg en in 1958 reed de Tourkaravaan tien hele kilometers door Zeeuws-Vlaanderen.
In Thuis in de Tour memoreert Mart Smeets prachtige verhalen over de Tour op vaderlandse bodem. Hij baseert zich op eigen herinneringen en aanvullend historisch onderzoek.’
Een vrouw van staal – Corine Nijenhuis – Brandt – biografie van een schip – 400 blz.
‘In 1901 gleed ze van de helling: een Zeeuwse zeilklipper, zo fier dat iedereen haar overal nakeek. Ze overleefde twee wereldoorlogen en de grote crisis in de jaren dertig. Onverschrokken doorstond ze verstikkende armoede, ingevroren winters en de macht van de kroegbevrachters. Ze werd geroofd door de nazi's, bracht ontheemden terug naar huis, hielp mee aan de bouw van de Afsluitdijk en de Zeelandbrug, en voelde het zoute water zoet worden. Een vrouw van staal vertelt over de ruim honderd jaar durende vaart van een buitengewoon binnenvaartschip, en de bijzondere levensdagen van haar vijf schippers. Het was een eeuw waarin niet alleen de Nederlandse binnenvaart ingrijpend veranderde, maar ook het leven aan de wal. Zwierf de klipper in haar jonge jaren nog met wind in het zeil op de wilde vaart; een eeuw later voer ze gemotoriseerd en tien meter verlengd een vast traject. Tot het moment dat nieuwe scheepswetten zo'n grote aanpassing vergden, dat vrachtvaren onrendabel werd. In 2007 kwam zij in handen van de auteur en veranderde van een werkend schip in een woonschip. Al kan ze het niet laten om af en toe als vanouds over de Hollandse wateren te zwerven.’
Alledaagse Ergernissen – Bianca Sistermans Eva Gerlach Sasja Janssen – beeldverhaal – 96 blz.
‘Laconieke ziedaarheid’ noemt Eva Gerlach het, de manier waarop Bianca Sistermans alledaagse ergernissen in beeld brengt. In dit boek komen bijna vijftig foto's van Sistermans samen met teksten van de dichters Eva Gerlach en Sasja Janssen. Wonderlijk hoe beeld en tekst elkaar opladen als ze naast elkaar staan. De gedachten kunnen een hoge vlucht nemen als een dichter meekijkt naar gewone dingen: een snotterig zeepje, een half opgegeten boterham in een lunchtrommeltje, een barst in de muur. Zonder enige moeite komen Gerlach en Janssen bij grote zaken als tijd, dood en liefde. Niet gelijk van toon, het werk van deze dichters, maar even briljant en inventief. Fijnzinnig, geestig, zoals dit, naar aanleiding van 'het eeuwige peertje' aan het plafond: ‘Te bedenken: dat definitief niet bestaat, dat alles wat wij ons kunnen voorstellen, tegelijk alles is waaraan wij twijfelen, dat het (...) levensbedreigend is om wat dan ook te voltooien.’ ...hij kan niet door de ruimte heen kijken zoals een vrouw, schrijft Sasja Janssen. Dit met liefde vormgegeven boek laat zien wat kijken is. Sistermans, Gerlach en Janssen maken met kijken alledaagse zaken nieuw. Oftewel, vrij naar de Duitse dichter Christian Morgenstern: de diepte zit verstopt. Waar? Aan de oppervlakte.’
Tatoeage van de ziel – Paul van der Velde – Damon – persoonlijke herinneringen over Aziatische religies – 212 blz.
‘Als godsdienstwetenschapper en indoloog houdt Paul van der Velde zich bezig met religie als menselijk verschijnsel. Of wat mensen geloven ‘echt waar’ is, en of je het als onderzoeker ook gaat geloven is van minder belang. Wat mensen binnen hun religieuze overtuigingen doen, daar is het godsdienstwetenschappelijk onderzoek om te doen, zo stelde Van der Velde. Maar na jaren van onderzoek naar het gedachtegoed van en de vele reizen door Azië, voldeed deze positie niet meer. In Tatoeage van de ziel laat de auteur zien welke gedachten en voorstellingen van Azië zijn dagelijks leven zijn gaan vormgeven, zonder dat hij zichzelf als een bekeerling tot het hindoeïsme of boeddhisme beschouwt. Onderwerpen die in dit boek aan de orde komen zijn ondermeer: hoe hindoes in bronzen beelden hun goden zien, hoe de goden soms volkomen onverantwoord met de wereld en de mensen lijken te spelen, hoe literaire esthetica uit Azië het dagelijks leven kan gaan kleuren en hoe intensieve deelname aan de Aziatische culturen sporen nalaat in de ziel.’