14-01-2018

MEER KOMMER EN KWEL IN ROTTERDAM

Ik kreeg een boek voorbije week ter introductie aan u toegestuurd dat mij terugwierp in de tijd. Ik fietste met schoolgenoten naar de HBS aan de Beukelsdijk in Rotterdam vanuit Kralingseveer via IJsselmondselaan, ’s-Gravenweg naar Oudedijk waar aan het begin ervan bij de halte van tramlijn 17 een groep mensen zich ophield bij een ambulance. Ons werd aangeraden en gesommeerd door te rijden maar kregen wel mee dat een wat oudere man door de gele tram overreden was en er slecht aan toe was. Later bleek dat het slachtoffer het leven op de plek van het onheil gelaten had. Het geschiedde na dit ongeval dat ik rijdende langs die stopplaats vaak moest denken aan het fatale ongeluk. Het beeld bleef in mij hangen. Ik moest aan dit in mijn geheugen gegrifte en op mijn netvlies beklijfde voorval denken toen ik de 152 bladzijden tellende, volop geïllustreerde paperback Meer kommer en kwel in Rotterdam van Frank van Riet en uitgeverij Ad Donker met de ondertitel ‘Verkeers- en andere ongevallen, branden en ontploffingen 1908-1940’ in handen kreeg. Gevoelens van weemoed kwamen bij het zien van de vele zwart-wit foto’s nog meer naar boven toen in mij opdoemde het beeld van een schoolkameraad die op de hoek Buffelstraat – Zebrastraat in Kralingseveer door een vrachtwagen overreden was, in een plas bloed lag en geen teken van leven meer gaf. Ik werd al lezende en kijkende in Meer kommer en kwel in Rotterdam bepaald bij het fenomeen van non-fictieve boeken: die leggen voor immer vast wat ooit geschiedde. De intrinsieke waarde van ons boek is dat het verleden bewaard blijft. Wat er in vier decennia in het oude Rotterdam passeerde, ziet u in de titels van elf hoofdstukken terug. Die gaan als ‘brand en ontploffing’, ‘Ongevallen’, ‘Diversen’, ‘Eigen schuld’, ‘Gebreken’, ‘Inschattingsfout’, ‘Onduidelijke oorzaak’, ‘Openbaar vervoer’, ‘Pech’, ‘Voorrang’ en ‘Weersomstandigheden’.
Dat betekent dat wanneer u over Coolsingel, Bergweg, Parklaan, Kruiskade, Groene Hilledijk, Aelbrechtskade, Lusthofstraat, Vlietlaan of Crooswijksestraat gaat, weet dat er klein en groot onheil geschiedde. Een volgende keer maken wij een tocht door dit bijzondere werk. Nu volsta ik met de tekst op de binnenflap van de uitgever.

‘In deel 1 van Kommer en kwel in Rotterdam stonden politiefoto's betreffende moord, doodslag en andere misdrijven tussen 1904 en 1940 centraal. De fotograaf moest in diezelfde periode ook ander leed in Rotterdam en omstreken op de gevoelige plaat vastleggen, zoals (verkeers-) ongevallen, branden en ontploffingen. De eerste foto's uit de collectie, die betrekking hadden op mobiliteit, betroffen opnamen van spoorwegongevallen. Dat er aanvankelijk nauwelijks foto's over bij ongevallen betrokken vervoersmiddelen waren, is te begrijpen, want rond 1900 reden in Nederland nog maar enkele honderden auto's rond. Het vervoer vond vooral plaats met echte paardenkrachten en hand- of hondenkarren. Rond 1920 nam het gemotoriseerd verkeer in het straatbeeld flink toe. Paard en wagen werden langzaam verdrongen door de auto. Hierdoor maakte de politiefotograaf steeds meer foto's van ernstige en ingewikkelde verkeersongevallen. Veel mensen waren namelijk nog niet gewend aan de moderne verkeersdeelnemers of aan het besturen van de gemotoriseerde voertuigen. Opnieuw konden de gebeurtenissen achter de foto's met behulp van krantenartikelen gereconstrueerd worden. Deze tekst samen met de unieke foto's maken nog meer het verdwenen stadsbeeld zichtbaar dan in deel 1. De incidenten vonden namelijk vaak op de openbare weg plaats en daardoor zijn er panden en straten te zien, die vanwege het bombardement op 14 mei 1940 niet meer bestaan.’

MEER KOMMER EN KWEL IN ROTTERDAM

VERANDERING - ZES BOERDERIJEN IN GRONINGEN

Een kijk- en leesalbum leg ik voor u op de tafel dat niet alleen een lust voor het oog maar ook een versterking van het gemoed is. Het grote boek behelst platen uit een werkzaam leven gegrepen en is een eyeopener voor hen die alleen trieste berichten uit de regio vernemen. De aardschokken blijven hun genadeloze werk verrichten maar ondanks alle misère gaat het leven bovengronds gewoon door. Ik vraag uw aandacht voor de tientallen bladzijden tellende, van kop tot staart kleurrijk geïllustreerde hardcover Verandering. Zes boerderijen in Groningen van Harry Cock, Marieke Kijk in de Vegte en Nina van den Broek en van Uitgeverij Blauwdruk. Ik nodig u uit een virtuele tocht door de provincie Groningen te maken aan de hand van de zes intro’s bij de uitverkoren boerderijen, Het zal u net als mij opvallen dat de agrarische woonsteden van toen naast nieuwe bewoners ook een andere invulling hebben gekregen. De vitaliteit spettert van de foto’s af, waarop mannen, vrouwen en kinderen op het verre land grond onder de voeten hebben en vol inspiratie hun dagelijks karwei verrichten. Zo op de voorkant waarop Geert, Jantine en Jan-Niek Bos uit Usquert op hun land naar de horizon blikken en zo op de achterkant waarop Jessica Lelieveld onder een blauwgrijze hemel haar ogen laat gaan over de akkers. Ik vraag u de zes intro’s te lezen en op de kieken daarna te traceren hoe de bewoners de woorden in de praktijk brengen. Maar eerst geef ik u de tekst van de omslag.

Als bakens liggen ze in het landschap: de Groninger boerderijen. Ze getuigen van de geschiedenis en geven het gebied karakter. En ze veranderen. Schaalvergroting en intensivering leiden tot moderne, grotere schuren en stallen. Andere bedrijven stoppen. Soms komen er nieuwe bewoners, met nieuwe bedrijvigheid. De fotografen Harry Cock en Marieke Kijk in de Vegte zijn door de Boerderijenstichting Groningen en Erfgoedpartners gevraagd om deze verandering vast te leggen. Ze maakten gevoelige en kleurrijke portretten van zes boerderijen en hun bewoners. Ingeleid door een essay van Nina van den Broek nemen de foto’s je mee naar het Groninger boerenerf, die dynamische plek waar heden, verleden en toekomst van het platteland zijn samengebald. De boerderijen die in beeld zijn gebracht  liggen in Stedum, Bellingwolde, Usquert, Midwolda, Lauwerzij en Westeremden.

Uit het album: ‘Usquert. Al sinds 1796 bezit de familie Bos een boerderij op deze plek; boederij Lutjebosch in Usquert. In 1806 werd de kop-hals-rompboerderij gebouwd, nu een rijksmonument. In 1858 werd er een tweede schuur naast gebouwd. Die is in 1939 met de eerste schuur verbonden. Vanwege de groeiende behoefte aan meer opslagruimte werd in 2013 een nieuwe bewaarloods gebouwd. De maatschap Bos-Schutter runt het akkerbouwbedrijf op 70 hectare bouwland en 6 hectare kwelderland. Ze verbouwen pootaardappelen, graan, suikerbieten en uien. Indien nodig wordt er personeel ingehuurd.

Westeremden. De familie Roelofs voert sinds 2005 een melkveebedrijf in Westeremden. De boerderij is in 1997 door de vorige eigenaar nieuw gebouwd, na sloop van de boerderij van het voormalige akkerbouwbedrijf. Het bedrijf is toen omgevormd in een veeteeltbedrijf. In 2016 heeft de familie Roelofs het bedrijf uitgebreid en zijn er stallen bijgebouwd. Er zijn nu zo’n 200 stuks melk- en kalfkoeien en 150 stuks jongvee. Het bedrijf wordt gerund door vader, moeder en zoon.

Stedum. De Heemen in Stedum is eigendom van Pieter Berend Slager en Margreet Wiesema. Ze hebben drie dochters: Vera, Lisanne en Carlijn. De Heemen bestaat uit een boerderij en een zorgbuurderij. De boerderij is een melkveebedrijf, gevestigd in een rijksmonumentale kop-hals-rompboerderij uit 1826 met een rietgedekte schuur. In 2015 is er een moderne vrijlooppotstal bij gebouwd. De naastgelegen zorgbuurderij is gehuisvest in de voormalige arbeiderswoning met een aangebouwde schuur, opgetrokken uit kalk en hennep. Naast jeugdzorg en dagbesteding voor kinderen en volwassenen is het een ontmoetings- en doeplek voor mensen uit de omgeving met een textielcafé, een dorpstuin, voor verhuur en als rustpunt.

Midwolda. Arnold Feiken en Monique Haak zijn de eigenaren en hoofdbewoners van een boerderij in Midwolda. Het voorhuis en de grote schuur dateren uit omstreeks 1830. Medebewoners zijn vader en moede van Monique, Arnold en Monique runnen vanuit de boerderij hun bureau voor duurzaam interieurontwerp. De boerderij wordt verbouwd tot twee woningen en tot werkruimte annex showroom voor hun ontwerpburo Klemkracht. De vader van Monique helpt mee met het verbouwen. De verbouwing wordt geheel met ecologische materialen opgevoerd.

Lauwerzijl. Jan Pluis en Jessica Lelieveld wonen sinds 2013 op boerderij Ruigewind in Lauwerzijl. Ze hebben de boerderij in 2009 gekocht, Het voorhuis is in 2013 gesloopt en vervangen door een energieneutrale woning, ontworpen door architectenbureau Specht uit Groningen. Van 2011 tot 2016 bood de boerderij ruimte aan een tijdelijk proefproject over kleinschalige windenergie, onder leiding van Jan die fysisch geograaf is. Nu wordt de boerderij gebruikt als woning. In de schuur ie het atelier gevestigd van Jessica. Zij is beeldend kunstenaar en geeft daar ook workshops.

Bellingwolde. Hilvert Sassen en Eveline van der Burg zijn sinds 2016 eigenaar van een boerderij in Bellingwolde, een rijksmonument uit 1898. Het pand middenin het beschermde dorpsgezicht stond door jarenlange leegstand te verpauperen, Met behulp van subsidie uit het LEADER-programma, een Europees programma voor regionale ontwikkeling, kon de familie Sassen het pand kopen. Hilvert is eigenaar van een timmerbedrijf en restaureert het pand zelf. In de schuur is inmiddels de werkplaats van zijn bedrijf gevestigd. Het gezin met zeven kinderen komt er later wonen.’

VERANDERING - ZES BOERDERIJEN IN GRONINGEN

OPERATIE NAPOLEON

Ik leg u al lezende aan u voor een thriller die naar inhoud één brok aanhoudende spanning offreert en naar vorm in prachtig proza gegoten is, De Tachtigers zeiden het al, vorm en inhoud zijn een, en het verhaal vol suspense illustreert deze visie want de woorden en zinnen zijn superbe. Het gaat om de 302 bladzijden tellende paperback Operatie Napoleon van de IJslander Arnaldur Indridason en uitgeverij Q. Ik citeer de eerste drie pagina’s en laat die voorafgaan door de tekst van de uitgeverij op de omslag. Eind van deze maand wisselen wij hier met elkaar onze leeservaringen uit. Overigens wil ik nu al kwijt dat Operatie Napoleon mij ook goeddoet doordat het spannende verhaal zich afspeelt in de context van de Nazi’s en de Koude Oorlog. Fictie en non-fictie beleven een schitterende symbiose! En de ‘Natureingang’ is grandioos!
De uitgever: ‘Het Amerikaanse leger probeert stiekem een vliegtuigwrak te bergen op IJsland. Een jonge IJslander stuit op de operatie en verdwijnt. Vlak voor zijn verdwijning weet hij contact te leggen met zijn zus. Ze is vastbesloten de waarheid te achterhalen. Flashback naar 1945. Een Duits vliegtuig stort neer op IJsland tijdens slecht weer. Vreemd genoeg zijn er Duitse én Amerikaanse militairen aan boord. Een van de Duitse officieren meent dat ze maar beter naar hulp op zoek kunnen gaan en loopt het onherbergzame besneeuwde gebied in. Waarom is er een koffertje aan zijn arm vastgeketend?’

Arnaldur Indrdason: ‘Op de gletsjer woedde een sneeuwstorm. Hij zag geen hand voor ogen, kon het kompas in zijn hand nauwelijks ontwaren. Hij kon niet terug, zelfs niet als hij dat gewild had. Er was niets om naar terug te gaan. De storm prikte en striemde zijn gezicht, belaagde hem van alle kanten met harde, koude vlokken. De sneeuw had een dikke laag op zijn kleren gevormd en met elke stap zonk hij er tot aan zijn knieën in weg. Hij was elk tijdsbesef kwijt en had geen idee hoelang hij gelopen had. Hij bevond zich nog steeds in dezelfde ondoordringbare duisternis als toen hij zijn reis was aangevangen en had geen idee of het dag of nacht was. Hij wist alleen dat hij op zijn laatste benen liep. Hij zette een paar stappen achter elkaar, rustte uit, ging toen verder. Een paar stappen. Uitrusten. Nog een paar stappen. Uitrusten. Een stap. Uitrusten. Stap. Hij had nauwelijks een schram overgehouden aan het ongeluk, maar anderen hadden minder geluk gehad. In een explosie van lawaai had het vliegtuig over de oppervlakte van de gletsjer gescheerd. Een van de motoren was in brand gevlogen en verdween abrupt toen de hele vleugel werd afgesneden en weg tolde in de met sneeuw gevulde duisternis. Vrijwel meteen daarna was de andere vleugel in een vonkenregen afgerukt en schoot de vleugelloze romp als een torpedo over het ijs. Hij, de piloot en drie anderen zaten met veiligheidsgordels vastgesnoerd op een stoel toen het vliegtuig neerstortte, maar twee passagiers waren bij het eerste teken van onraad door hysterie bevangen geraakt, opgesprongen en hadden in hun paniek geprobeerd de cockpit binnen te dringen. Door de klap ketsten ze als kogels tegen de wanden van de cabine. In elkaar gedoken had hij gezien hoe ze tegen het plafond klapten en terug stuiterden van de wanden, voordat ze langs hem heen werden gekatapulteerd en achter in het vliegtuig neervielen, waar hun kreten verstomden. Het wrak ploegde zich door de gletsjer heen, deed wolken sneeuw en ijs opvliegen tot het langzaam vaart minderde en knarsend tot stilstand kwam. Daarna was het enige geluid het huilen van de storm.

Als enige van de passagiers was hij vastbesloten de sneeuwstorm te trotseren en een poging te wagen om de bewoonde wereld te bereiken. De anderen raadden hem aan om te wachten, in de hoop dat de storm zou uitrazen. Ze vonden dat ze allemaal bij elkaar moesten blijven, maar hij liet zich niet vermurwen. Hij wilde niet opgesloten in het vliegtuig wegkwijnen; duldde niet dat het zijn doodskist werd. Met hun hulp pakte hij zich zo goed mogelijk in voor de tocht, maar al na een kort eind lopen door de genadeloze elementen besefte hij dat hij in het vliegtuig bij de anderen beter af was geweest. Nu was het te laat. Hij probeerde naar het zuidoosten te lopen. Een fractie van een seconde voordat de bommenwerper neerstortte had hij een glimp opgevangen van lichten, mogelijk afkomstig uit huizen, en nu liep hij vermoedelijk in de juiste richting. Hij was tot op het bot verkleumd en zijn voetstappen werden steeds moeizamer. De storm nam zo mogelijk in hevigheid toe. Hij zwoegde voort, terwijl zijn krachten met elke stap afnamen. Zijn gedachten gingen uit naar het lot van de anderen, die in het toestel waren achterbleven. Toen hij ze verliet begon de sneeuw al over het wrak te stuiven en het litteken dat de landing op het ijs had gekrast, raakte snel opgevuld. Ze hadden olielampen, maar de olie zou snel opraken, en op de gletsjer heerste een onvoorstelbare kou. Als ze de vliegtuigdeur openlieten, zou de cabine vol sneeuw waaien. Ze zaten nu waarschijnlijk al in de val. Ze wisten dat ze zouden doodvriezen, of ze nu in het toestel bleven of zich erbuiten op het ijs waagden. Ze hadden hun beperkte keuzemogelijkheden besproken. Hij had gezegd dat hij niet kalm ging zitten afwachten tot de dood kwam. De ketting ratelde. Het koffertje trok hem omlaag. Het was met handboeien aan zijn pols bevestigd. Hij hield niet langer het handvat vast, maar liet de koffer aan de ketting bungelen. De handboei schaafde zijn pols, maar dat deerde hem niet. Niets deerde hem nog.

Ze hoorden het geruime tijd voordat het over hen heen vloog, naar het westen. Hoorden het naderen door het huilen van de storm heen, maar toen ze omhoogkeken was er niets te zien, behalve winterse duisternis en prikkende, door de wind voortgeblazen sneeuwvlokken. Het was even voor elf uur ’s avonds. Een vliegtuig, was hun eerste gedachte. De oorlog had een flinke hoeveelheid vliegverkeer naar het gebied gebracht sinds de Britten een luchtmachtbasis in Hornafjörður hadden, en daardoor konden ze de meeste Britse en Amerikaanse toestellen herkennen aan de klank van hun motoren. Maar dit geluid hadden ze niet eerder gehoord. En nog nooit was het loeien zo dichtbij geweest, alsof het vliegtuig lijnrecht op hun boerderij afvloog. Ze gingen naar buiten en stonden een tijdje op de voordeurdrempel tot het loeien van de motoren een hoogtepunt bereikte. Met hun handen op hun oren volgden ze het geluid naar de gletsjer.

Een fractie van een seconde was er boven hen een stukje van de donkere romp te zien, die vervolgens weer verdween in het zwart. Met zijn opgetrokken neus leek het toestel te proberen hoogte te winnen. Het gebrul verdween geleidelijk in de richting van de gletsjer, waarna het ten slotte wegstierf. Ze hadden allebei dezelfde gedachte. Dat vliegtuig zou neerstorten. Het vloog te laag. In dit noodweer zag je geen hand voor ogen en de gletsjer zou het vliegtuig binnen enkele minuten opeisen. Zelfs als het wat hoogte wist te winnen, zou het te laat zijn. De ijskap was te dichtbij. Ze bleven een paar minuten nadat het lawaai was weggestorven op de drempel staan, door de sneeuwstorm turend en hun oren spitsend. Geen geluid. Ze gingen weer naar binnen. Ze konden de instanties niet attenderen op de koers van het vliegtuig, want de telefoon deed het niet meer sinds de telefoonkabels tijdens een eerdere storm waren neergekomen. Er was geen tijd geweest om ze te repareren. Een bekende ergernis. Nu was er een tweede sneeuwstorm opgestoken, tweemaal zo hevig. Terwijl ze zich gereedmaakten om naar bed te gaan, bespraken ze of ze, wanneer de storm was gaan liggen, zouden proberen om te paard naar Höfn in de gemeente Hornafjörður te rijden om melding te doen van het vliegtuig. Pas vier dagen later was het weer zodanig opgeklaard dat ze de reis naar Höfn konden maken. De sneeuwheuvels waren zo hoog dat ze maar langzaam vooruitkwamen. De twee broers woonden samen op de boerderij; hun ouders waren overleden en geen van beiden was getrouwd. Ze stopten onderweg bij een paar boerderijen om op adem te komen, en overnachtten in de tweede daarvan, waar ze vertelden over het vliegtuig en over hun vrees dat het hoogstwaarschijnlijk was neergestort. Geen van de andere boeren had iets gehoord.’

OPERATIE NAPOLEON

HOTEL EUROPA

Het geschiedde naar waarheid vanmorgen: postman Ruud gaf mij een boek af en meteen las ik de eerste bladzijden ervan. Anders gezegd, ik nam het Voorwoord tot mij en ik was in de ban van het vervolg, omdat ik het eertijds van een bestseller gewaar werd en omdat ik de auteur ervan zeer vereer. Ik heb het over de 292 bladzijden tellende paperback Hotel Europa van Piet de Moor en van uitgeverij Van Gennep met de ondertitel ‘Beeld van een gespannen wereld’. Om maar met de deur in huis te vallen: hoe verheugd waren u en ik over zijn laatste werk uit 2016 Berlijn. Leven in een gespleten stad en hoe hadden wij in 2005 de euforie van een begenadigd lezer na het lezen van De Moors Schemerland. Stemmen uit Midden-Europa. De komende winteravonden zal voor velen van u het devies zijn: heerlijk lui liggen lezen met een goed boek. Vandaar dat ik nu integraal het Voorwoord aan u doorgeef. Vooraf echter de tekst van de uitgever op de omslag. Over een maand mag ik van u vernemen hoe Hotel Europa u bevallen is?

Van Gennep: ‘Voor dit boek zwierf Piet de Moor door Midden-Europa en smeedde hij net zoals in zijn bejubelde boek over Berlijn (vierde druk 2016) stemmen aaneen tot een betoverend geheel. Gesprekken met schrijvers, historici en politici als György Konrád, Joachim Fest, Ismail Kadare en Elfriede Jelinek vermengt hij met eigen waarnemingen van steden als Sarajevo, Boedapest of Wenen, en citaten uit de romans uit een gebied, dat als geen ander getekend is door de Europese drama's van de vorige eeuw: oorlog, terreur en dwingelandij. Hotel Europa gaat over de vernietiging van Europese Duits-joodse cultuur door het nazisme, over het hardnekkige Poolse antisemitisme en nationalisme, over daders en slachtoffers, over schrijven onder een dictatuur. Het boek is een dialoog tussen levende en dode schrijvers, een polyfonie van stemmen en citaten, die echoën tussen de onzichtbare muren van de geschiedenis. Niet alleen werpt deze 'fricassee' zoals De Moor zijn werkwijze noemt, een licht op het verleden, maar ook op het heden waarin de onzichtbare muren en scheidslijnen nog steeds voor spanningen zorgen.
Hotel Europa is een herziene uitgave van Schemerland. Stemmen uit Midden-Europa dat in 2005 voor het eerst verscheen. De kritiek was enthousiast.

Piet de Moor: Hotel Europa is een geheel herziene en bijgewerkte editie van Schemerland (2005). Het gaat om een groot essay dat de neerslag is van mijn fascinatie voor het gebied dat op het einde van de Koude Oorlog weer met de term Midden-¬Europa werd beschreven en gewaardeerd. Vanaf ongeveer 1981 reisde ik geregeld naar het oosten, naar de landen achter het IJzeren Gordijn, de zogenaamde communistische satellietstaten die toen op het punt stonden zich uit de greep van het Kremlin te bevrijden. Maar behalve naar het Midden-Europese kerngebied (Polen, Hongarije) reisde ik nog verder oostwaarts om de constitutie van de Sovjet-Unie en Rusland te peilen. Ik doorkruiste alle republieken van Joegoslavië en was begin jaren negentig in Sarajevo toen daar de Bosnische burgeroorlog uitbarstte. Ik verkende de Balkan en bezocht in Albanië zowel de steden (de hoofdstad Tirana, het magische Gjirokastër) als het binnenland. Ik las geschiedenisboeken, essays en romans. Ik verdiepte me geestdriftig in de Oost-Europese fictie omdat de historische overzichten, hoe degelijk ze ook waren, het patina misten dat ik wel aantrof in de verhalen die de schrijvers van die landen schreven.

Ik deel de indruk die de Italiaanse schrijver en essayist Corrado Augias in zijn boeiende ‘I Segreti d’Italia’ heeft verwoord: ‘Ook als ze uit verbeelding is geweven slaagt de literatuur erin de werkelijkheid krachtige impulsen te geven, wat haar sterkte is.’ Augias citeert zelf de grote expert in reisliteratuur Attilio Brilli, die in zijn ‘In viaggio con Leopardi’ uitlegt wat het verschil uitmaakt tussen de argeloze toerist en de reiziger die zich met goede literatuur wapent voor hij zich op weg begeeft: wat die laatste met zijn eigen zintuigen waarneemt wordt versterkt door de blikken en indrukken van wie hem op zijn tocht is voorafgegaan, zodat er een fascinerend spel van verdubbelingen en nieuwe, verrassende composities in tijd en ruimte ontstaat. In Boedapest zou ik me zonder het werk van György Konrád en Imre Kertész verweesd hebben gevoeld. In Triëst, aan de Italiaanse grens met Joegoslavië, was de Donau-deskundige Claudio Magris mijn gids, en in Albanië, het land van de dubbelkoppige adelaar, Ismail Kadare. Met het werk van al die schrijvers, met wie ik lange gesprekken voerde, heb ik me volgezogen.

Hotel Europa is het resultaat van al die rusteloosheid. Ik onderbrak mijn tochten enkel om thuis mijn belevenissen en ervaringen zo goed mogelijk te formuleren. Want de schrijver onder de zwervers moet zich van tijd tot tijd vastbinden aan zijn stoel als hij wil voorkomen dat al zijn ervaringen en impressies tussen zijn vingers wegglippen. Niemand wist dat beter dan de doorgewinterde Russische reiziger Konstantin Paustovski, die uit eigen ervaring sprak toen hij onder meer in De gouden roos uitlegde dat zijn reisnotities niet veel waard geweest zouden zijn als hij niet ook het zitvlees van de kamergeleerde had gehad om ze uit werken. Toch is Hotel Europa niet het zoveelste reisboek in rij. Het is in de eerste plaats een verslag over literatuur, politiek, maatschappij en geschiedenis. In mijn eigen tijd bestrijkt Hotel Europa een periode van ongeveer vijfentwintig jaar (1981-2005), in mijn eigen ruimte is het boek op het hart van Midden-Europa gericht. Maar in het veel tragere tempo van de literaire tijd brengt Hotel Europa ook een dialoog tussen de geselecteerde tekstfragmenten op gang. Het boek vormt een polyfonie van citaten, een collage van Centraal-Europese en andere stemmen die echoën tussen de onzichtbare muren van de geschiedenis. Kafka klinkt naast Xenofon, Sebald naast Stendhal. Wie protagonist is in het ene verhaal treedt als figurant in het andere op. Het drama is overal aanwezig. ‘Hotel Europa’ brengt een waaier van thema’s in beweging. In die baaierd van stemmen, landschappen, kreten en gefluister duikt af en toe ook wel eens mijn ‘ik’ uit de coulissen op. Midden-Europa. Het woord heeft de toverklank verloren die het in de jaren tachtig en negentig had. In een nummer van Transit – Europäische Revue publiceerde Timothy Garton Ash in 1999 een essay waarin hij zich afvroeg waar ‘Mitteleuropa’ nu eigenlijk wel mocht liggen. In zijn bijdrage constateerde hij dat de oprichters van de Visegrád-groep (Polen, Hongarije en Tsjecho-Slowakije, nu ook V4 genoemd) in 1991 de bedoeling hadden het bekrompen Midden-Europese nationalisme van het interbellum voorgoed te overwinnen en de gunst van het Westen te verwerven, ‘wat ook werkelijk lukte’. Vervolgens stelde Garton Ash vast dat de Visegrád-landen, etnisch vrij homogeen als ze waren, het democratiseringsproces succesvoller doorliepen dan de postcommunistische, etnisch gemengde landen, die meer aanleg zouden hebben voor het autoritaire staatsbestel. Intussen is die analyse, die natuurlijk aan de Joegoslavische oorlogstragedie schatplichtig was, achterhaald.

Met lede ogen constateren we dat Polen, Tsjechië en, in mindere mate, Slowakije zich spiegelen aan Hongarije dat zich bij monde van premier Viktor Orbán als een illiberale democratie ophemelt – een ‘contradictio in terminis’. Onder het scherm van de Europese Unie, ook geïnspireerd door reactionaire partijen in West-Europa en de ‘America Firsters’ overzee, is die V4-club ontvankelijk voor Ruslands autoritaire model. Het lijkt erop dat die Midden-Europese groep in eigen regie wil heropvoeren wat hij in het voorbije tijdperk van de ‘geknechte geest’ (Czesław Miłosz) onder dwang moest ondergaan. Als dat klopt, geraakt Midden-Europa of ‘het nieuwe oostblok’, gekneld tussen wal en schip, wat in het beeld van een gespannen wereld resulteert.

De inzet is de vrijwaring van wat de grote Duitse historicus Heinrich August Winkler in zijn essaybundel Zerbricht der Westen? (2017) ‘het normatieve project van het Westen’ heeft genoemd: een door de burgerlijke samenleving gestuwd beschavingsproject dat elk individu de mogelijkheid biedt zich in vrijheid te ontplooien in een op rechtsprincipes steunend, staatkundig verband. Want wat het Westen uniek maakt in de wereld zijn niet alleen zijn waarden, maar tevens zijn uit de scheiding der machten gewonnen, natuurlijke autoriteit, zijn vermogen en wil om de inbreuken op het nooit voltooide beschavingsproject te registreren, te corrigeren, ongedaan te maken, er kritisch over na te denken, de herinnering eraan wakker te houden en vooral te voorkomen dat beschavingsbreuken zich herhalen. De verontrustende vraag luidt nu of het Midden-Europese kerngebied, dat gedurende vele decennia van dictatoriaal bestuur de grondwettelijke principes van de rechtsstaat heeft moeten ontberen, uit eigen beweging van dat normatieve project afscheid neemt. Ten slotte een bedenking bij de geest van dit boek. De grote Franse essayist Michel de Montaigne leerde me de woorden van andere schrijvers zo te kiezen dat ze mijn eigen betoog kracht bijzetten: ‘Want wat ikzelf niet zo goed kan zeggen omdat mijn taal of mijn verstand daar te zwak voor is, laat ik anderen zeggen. Ik tel mijn citaten niet, ik weeg ze af. Als ik met hun aantal eer had willen inleggen, zou ik er twee keer zoveel genomen hebben.’ Met Montaignes procedé als leidraad heb ikzelf de stemmen verzameld die me tijdens mijn Midden-Europese excursies hebben aangesproken en geïmponeerd. Ik heb die stemmen geregistreerd en gemengd alsof het gerechten waren, ik heb ze met kruiden uit de eigen tuin bestrooid en op smaak gebracht. Zo is Hotel Europa, om een laatste keer Montaigne aan te halen, mijn eigen ‘fricassee’ geworden. Ik heb erin geroerd en ervan geproefd tot ik vond dat het genoeg was en het gerecht kon worden opgediend.’

HOTEL EUROPA

GODS HUIS IN DE STEIGERS

Een van de bekoringen van het lezen voor mij is dat bij tijd en wijle het persoonlijke doen en laten uit het verleden opgeroepen wordt. Zo’n heuglijke meeting had ik woensdag 10 januari toen onze postbode Ruud een boek aanreikte die mij terugwierp in de tijd. Het ging om de 270 bladzijden tellende, rijk geïllustreerde paperback Gods huis in de steigers van Oskar Verkaaik en Amsterdam University Press met de ondertitel ‘Religieuze gebouwen in ontwikkeling’. Ik ga terug in de tijd. In mijn jonge jaren woonde ik met ouders, broers en zusje in Kralingseveer, een wijk op de oosterflank van Rotterdam. De HBS aan de Beukelsdijk in de stad bezocht ik vijf jaar lang op de fiets. De vaste route legde ik met schoolvrienden af via ’s -Gravenweg, Oudedijk, Goudse Rijweg, Jonker Fransstraat en Hofplein. Vele malen passeerden wij al trappende op de pedalen de Koninginnekerk aan de Boezemsingel. Wij blikten immer naar de vertrouwde contouren van het godshuis. De statige kerk was een baken in de drukke stad. Toen het woord verkering nog heel regulier was, bezocht ik met vriendin Jans op kerstavond diensten van de Hervormde Kerk die geleid werden door dominee Tukker. Ook op zondagmiddagen wandelden wij getweeën naar de sacrale ruimte om gesticht te worden. Ik koester derhalve goede herinneringen aan de rustieke kerk en groot was mijn ongenoegen dan ook toen de bijl aan de stam van de boom gelegd werd, toen de kogel van de sloop tegen de muren van het gebouw geslingerd werd. Het overkwam mij nu dat een geweldig interessant boek mij bijpraatte over de Koninginnekerk: ons Gods huis in de steigers’. Ik geef u de context door een deel van hoofdstuk 7 ‘De waarde van verlaten kerken’ te citeren. Maar eerst geef ik u de tekst van uitgever AUP op de omslag en die van Wikipedia. Overigens, u verstaat mij als ik zeg dat ik naar de prentbriefkaart op blz. 162 bleef blikken.

AUP: ‘Controverses om nieuwe moskeegebouwen, restauratie van vooroorlogse synagogen, herbestemming van leegstaande kerken: de discussies over religieuze gebouwen vertellen veel over de veranderende plaats van religie in Europa. Dit boek neemt deze strubbelingen onder de loep. Waarom zijn nieuwe synagogen in Duitsland zo modern en nieuwe westerse moskeeën vaak zo conventioneel? Zijn kerkgebouwen symbolen van het christendom of juist iconen van de ontkerkelijking? Hoe materialiseer je de moderne behoefte van burgers aan rust en waarom ervaren buurtbewoners een nieuwe moskee vaak als visuele herrie? In acht essayistische reportages verkennen drie antropologen de hedendaagse religieuze architectuur en ontwikkelen zo een originele visie op het dynamische religieuze landschap in Nederland en daarbuiten. Moskeeën, synagogen en kerken doen namelijk meer dan religie faciliteren en symboliseren; de intieme relatie die we aangaan met religieuze gebouwen raakt - in positieve en negatieve zin - het wezen van wat religie tegenwoordig is. Dit boek biedt een antropologische blik op de hedendaagse beleving van religie in Nederland en Europa, aan de hand van etnografische reportages over de bouw, sloop of herbestemming van moskeeën, synagogen en kerkgebouwen.’

Wikipedia: ‘De protestantse Koninginnekerk aan de Boezemsingel op de grens tussen de wijken Crooswijk en Kralingen in de gemeente Rotterdam werd in 1907 in gebruik genomen. Ze was genoemd naar koningin Wilhelmina. Begin twintigste eeuw waren veel Rotterdammers naar nieuwe wijken buiten het stadscentrum verhuisd. Sommige in het centrum gelegen kerkgebouwen  kampten daardoor met verminderd bezoek en werden gesloten en verkocht. De opbrengst investeerde men in nieuwe kerken in de randwijken. De Koninginnekerk werd op dergelijke wijze gerealiseerd. Bovendien ontving men een belangrijke gift van de gezusters Van Dam, die ook de Wilhelminakerk in Rotterdam-Zuid hadden gefinancierd en de bouw van het Rotterdamse Diaconessenhuis mogelijk maakten. In juli 1904 werd de eerste steen gelegd en op 1 april 1907 kon de nieuwe kerk plechtig worden ingewijd. Het ontwerp was van de architecten Barend Hooijkaas jr. en Michiel Brinkman. Het gebouw telde 1750 zitplaatsen. In de loop der jaren werd de Koninginnekerk een begrip in Rotterdam. Toen eind jaren zestig bekend werd dat het statige gebouw met zijn twee imposante torens afgebroken zou worden leidde dit in de stad tot veel protest. Desondanks werd het godshuis gesloopt nadat er op 31 december 1971 de laatste eredienst was gehouden. Op de plaats waar de kerk stond verrees een dertien etages hoge verzorgingsflat voor ouderen, woonzorgcentrum Hoppesteyn geheten. Hiernaast kwam in 2001 de Koninginnetoren te staan, een 78 meter hoog gebouw met 85 seniorenappartementen. De bovenste etages zijn groen gemaakt als herinnering aan de kopergroene daken op de torens van de kerk.’

Gods huis in de steigers: ‘Toen ik een paar jaar terug nog in Rotterdam woonde, fietste ik iedere dag op weg naar het station langs de Koninginnetoren. Dit wooncomplex met appartementen voor 45-plussers torent hoog boven de wijken Kralingen en Crooswij k uit, waar het precies tussen staat. Het is een wat saai, beige gebouw, dat naast zijn hoogte alleen opvalt door de afwijkende groene kleur van de bovenkant van het gebouw, een soort groene dop op de flat. Onder aan de toren staat een standbeeld van Bep van Klaveren, de lokale boksvedette. Als ik langs fietste groette ik Bep soms nog in mijn gedachten, maar op de Koninginnetoren zelf sloeg ik geen acht. Het was deel van de vanzelfsprekende achtergrond van mijn dagelijkse omgeving, zoals dat voor zoveel gebouwen geldt. Dit veranderde toen ik in de zomer van 2014 begon met mijn nieuwe onderzoek naar de sluiting en herbestemming van kerkgebouwen in Amsterdam. Terwijl ik me wegwijs aan het maken was in het veld, wees Herman Wesselink – een architectuurhistoricus die werkelijk alles weet over kerkgebouwen in Nederland – me op de website Mooistegeslooptekerk.nl. Deze website was een initiatief van het ‘Nederlands Dagblad’, dat bezoekers opriep uit een lijst van kerken die na de Tweede Wereldoorlog zijn gesloopt de mooiste te kiezen. Deze nostalgische ‘beauty contest’ bleek gewonnen door een zekere Koninginnekerk uit Rotterdam, een door Barend Hooykaas jr. ontworpen hervormde kerk uit 1907, in 1972 gesloopt. De naam deed een belletje rinkelen en, inderdaad, deze kerk stond op de plek waar nu de Koninginnetoren staat. De statige Koninginnekerk – met romaanse, Byzantijnse en jugendstil-invloeden – had meer weg van een katholieke kathedraal dan van een vaak wat meer ingetogen hervormde kerk. Ze werd gekenmerkt door een breed schip en twee elegante, bijna identieke torens die uitliepen in koepelvormige, met koper beklede spitsen. Ze moet zeer beeldbepalend zijn geweest in de wijk. Dit is ook te lezen in de reacties die op de website zijn geplaatst. Zo schrijft iemand: ‘Ik ben in de omgeving geboren en opgegroeid. De kerk was een baken, een herkenningspunt.’ En op z’n Rotterdams voegt hij toe: ‘Een kerk die in mijn herinnering blijft aan een tijd toen geluk nog heel gewoon was.’ In de lij t van reacties valt verder de woede op die mensen nog steeds blijken te voelen vanwege de sloop. Termen als ‘genadeloze slopershamer’, ‘blinde bestuurders’, ‘stedenbouwkundig schandaal’ en ‘bruut geweld’ komen langs. Vanaf dat moment fietste ik met een ander gevoel langs de Koninginnetoren. Dit was niet langer een nietszeggende woningflat, maar een gebouw dat de plaats innam van wat een van de belangrijkste kerken van Rotterdam was geweest. Ik besefte nu ook dat de groene ‘dop’ verwees naar de koperkleur van de kerktorens. Na het lezen van de reacties op Mooistegeslooptekerk.nl en het bekijken van foto’s van de oude kerk, kon ook ik voortaan een licht melancholisch gevoel niet onderdrukken als ik langs de Koninginnetoren fietste.’

GODS HUIS IN DE STEIGERS

ZES TOPPERS

Ik reik u via de tekst van de uitgever op de omslag het thema van een zestal uitblinkers aan. Het gaat om toppers uit het eigen genre. Het verhaalde onderwerp laat ik voorafgaan door het aanreiken van titel, schrijver, ondertitel of genre en uitgever. Of het nu om fictie of non-fictie gaat, bij elk item gaat het om de neus van de zalm. Graag verneem ik na lezing uw reactie!  

1) Hondehart – Michail Boelgakov – Satirisch verhaal - Rainbow
Een professor opereert de straathond Sjarik en geeft hem de testikels en hypofyse van een even daarvoor gestorven crimineel. Dat gaat natuurlijk niet goed, Sjarik ontpopt zich tot een gewetenloze man en gedraagt zich letterlijk als een beest. Hij is immers een man met een hondenhart. Of is de beestachtigheid van zijn gedrag toe te schrijven aan zijn menselijke onderdelen? Dit Frankensteinachtige verhaal is een bijtende satire op het revolutionaire Rusland.






2) Schrijven is scheuren – Marja Pruis, Joost de Vries en Kees ’t Hart – Volleerd schrijver in 365 dagen! – Das Mag
Een boek schrijven is een van de meest gekoesterde wensen van de mensheid — op wereldvrede na. Daarom brengt Das Mag de scheurkalender Schrijven is scheuren uit. Verwezenlijk je droom vanaf je eigen toilet. Marja Pruis, Joost de Vries en Kees ‘t Hart gingen door hun persoonlijke notitieboekjes, lievelingsromans en knipsels op zoek naar literaire quotes van Philip Roth, Hella S. Haasse en Donald Duck om die van snedig en wij commentaar te voorzien. Schrijven is scheuren bezorgt je elke dag een grinnik, een openbaring of inspiratie. Onmisbaar voor de beginnende schrijver, een genot voor iedere lezer. Het gouden trio Pruis, De Vries en ‘t Hart vormt al jaren de boekenredactie van ‘De Groene Amsterdammer’ – met deze kalender verspreiden ze hun persoonlijke liefde voor literatuur nu ook aan gewone stervelingen.


3) Over God – Garry Filosoof Gutting – Filosofen spreken zich uit over religieus geloof – AUP
Gary Gutting verbaasde zich over het feit dat veel filosofen buitengewoon gelovig zijn en anderen buitengewoon ongelovig. En dat terwijl de meeste filosofen het erover eens zijn dat de argumenten voor en tégen geloof in evenwicht zijn. Is agnosticisme dan niet de meest rationele optie? Of houden filosofen misschien de beste argumenten achter de hand? Om antwoord te krijgen op zijn vragen interviewde Gutting twaalf toonaangevende filosofen - atheïsten, agnosten en gelovigen - om erachter te komen wat voor hen doorslaggevend was. Gaat het bij geloof én ongeloof uiteindelijk wel om argumenten? Het resultaat, Over God, is een boeiende inleiding in het het denken over godsdienst. Tegelijk is het ook een bundeling spraakmakende interviews die heel wat vooroordelen over religieus geloof ontkrachten.




4) God, iets of niets? – Taede A. Smedes – De postseculiere maatschappij tussen ‘geloof’ en ‘ongeloof’ – AUP
Het religieuze landschap in Nederland is de afgelopen vijftig jaar in hoog tempo veranderd. Mensen geloven niet minder, maar wel anders. Er is al enkele jaren een trend zichtbaar waarbij mensen religieus 'winkelen' en 'bricoleren', dus elementen uit verschillende religieuze tradities combineren. Dit is typisch voor onze hedendaagse 'vloeibare samenleving' waarin grenzen vervagen en categorieën versmelten. Er zijn mensen die een houding hebben van 'believing without belonging', zij geloven in iets hogers zonder zich te willen committeren aan een specifieke religieuze traditie. Zij nemen uit verschillende religieuze tradities wat ze aantrekkelijk vinden en waar ze zich goed bij voelen, en voegen dit samen tot een persoonlijk gekleurde en tamelijk veranderlijke levensbeschouwing. Er zijn ook atheïstische 'zinzoekers' die zich religieus noemen, maar die ieder idee van een bovennatuurlijke God verwerpen. Bijvoorbeeld de groep van 'religieuze naturalisten', vaak natuurwetenschappers die een spiritualiteit aan de natuur of aan hun wetenschappelijke activiteiten ontlenen, maar gebruikmaken van taal uit de christelijke traditie. Ze spreken bijvoorbeeld over de wereld als 'heilig'. Smedes laat aan de hand van voorbeelden in dit boek zien dat door deze dynamiek traditionele categorieën van 'gelovig' en 'ongelovig' veelal niet langer adequaat blijken.

5) Journael van een Scheepschirurgijn –Alexander Courtmans – Van Blaeuschuyt ende Roode Loop – Ad. Donker
In 1598 monstert de chirurgijn Alexander Courtmans op uitnodiging van Olivier van Noort aan op diens avontuurlijke expeditie naar de 'Specerijen Eilanden' via Straat Magelhaen en de Stille Oceaan. Blaeuschuyt (scheurbuik) en Roode Loop (dysenterie) eisen onderweg een zware tol en Alexander Courtmans staat voor de taak om met de medische kennis van zijn tijd deze ziekten te behandelen. Als een van de eerste scheepschirurgijns legt hij op deze lange reis zijn belevenissen vast in een Journael. Hij getuigt daarin van de ontberingen, van de vijandelijkheden van Spanjaarden, Portugezen en anderen, van zijn verwondering over de exotische culturen op die reis, van zijn behandelingen en bij dit alles zelfs van zijn wankelend geloof. Zijn persoonlijke motivatie om de risico's van deze reis te trotseren wordt in de loop van zijn verslag duidelijk. Na terugkeer in het vaderland wordt de levensloop van Alexander Courtmans gevolgd tot het moment dat hij als chirurgijn in de legers van Frederik Hendrik zijn tenten opslaat tijdens het beleg van 's Hertogenbosch (1629).

6) Stressloos leren – Sandra Voetelink – De weg naar optimale talentontwikkeling – Panta Rhei
Balans is het toverwoord om stressloos te leren. Balans in jou maar ook in de omgeving. Hoe krijg je dat nu voor elkaar? Middels 12 verschillende lessen word je geïnspireerd om kinderen stressloos te laten leren. Spelenderwijs, door lezen, doen, praten, bewegen en ontspannen, komen thema’s aan bod die kinderen leren hoe in balans te blijven en hun kracht te vergroten. Leerlingen krijgen door deze lessen meer begrip voor hun (leer)gedrag, gevoelens en gedachten, ze worden zich bewust van hun wensen en kunnen bij stress effectief reageren door o.a. te bewegen of te ontspannen. Ze komen zo meer te weten over: • Wie ben ik? • Ben ik in balans? • Ken ik mijzelf? • Wat is mijn weg? Kinderen kunnen echter niet zonder de kracht en balans van hun omgeving. Daarom is het boek ook grotendeels gericht op jou. Tijdens het lezen van de achtergrond (theorie) en het uitvoeren van de lessen word je uitgedaagd om ook zelf in balans te blijven. Voor docenten, coaches, begeleiders en hun leerlingen in het (basis)onderwijs.