11-06-2018

Doodskleur

Ik wil met u een thriller onder de loep leggen om te traceren of het werk aan de eisen voldoet. Om preciezer te zijn: ik wil met u gaan bepalen of het boek van de week de eisen volgt van een aantal gerenommeerde auteurs van eigen bodem. Het gewraakte boek is de 398 bladzijden tellende paperback Doodskleur van David Baldacci en A. W. Bruna Uitgevers. Daar de komende weken in het licht staan van het spannende boek vroeg de redactie van de Volkskrant aan misdaadauteurs Tomas Ross, Simone van der Vlugt, Saskia Noort, Gauke Andriesse en Charles den Tex welke Tien Geboden  aan de orde zijn bij thrillers. Ik zet de tien regels die 2 juni in Sir Edmund stonden op een rij en geef een korte toevoeging. U begrijpt mijn optie: na te gaan of Doodskleur van Baldacci de tien-toets doorstaat. 

1) Begin met actie, leg het later uit – Om de lezer aan te moedigen naar de tweede bladzijde om te slaan, geef je hem iets op pagina 1: conflict, problemen, angst, geweld. 
2) Maak het je hoofdpersoon niet makkelijk – Geef hem een waardige antagonist en laat de zaken er hopeloos voor hem uitzien.
3) Zaai het vroeg, oogst het later – Kom niet met nieuwe personages of feiten aan het eind om het probleem van de protagonist op te lossen.
4) Geef de held het initiatief – De beste verhalen zijn die waarin de protagonist actieve stappen zet om iets te bereiken, of waarin hij de tegenstander ervan weerhoudt hem en zijn geliefden te overwinnen.
5) Geef de protagonist een persoonlijk belang – Hoe intiemer de held bij het belangrijkste conflict van het verhaal betrokken is, hoe beter.
6) Geef de hoofdpersoon weinig tijd en verkort die dan – Als de tijd waarin de held het probleem moet oplossen verkort wordt, doe je de spanning van het verhaal veel goed.
7) Kies je personage op basis van je eigen capaciteiten, net als die van hem. – Als je protagonist een vermaard spion is, moet je bereid zijn er research en grondwerk voor te doen om zo’n personage geloofwaardiger neer te zetten. Beter blijf je bij wat je bekend is.
8) Weet wat je bestemming is voordat je vertrekt – De zwakte van veel thrillers is een onlogische en teleurstellende anticlimax op het eind. Je moet de belofte van de eerdere hoofdstukken inlossen.
9) Leer van de meesters – Kijk niet alleen naar wat de auteurs van bestsellers doen, maar ook naar wat ze juist niet doen.
10) Schrijf niet iets dat je zelf niet zou willen lezen – Ga niet aan een genre beginnen waar je eigenlijk je neus voor ophaalt.                                                                                      

Ik wil u de topthriller Doodskleur inloodsen door het door uitgever Bruna op de omslag  gezegde aan u door te geven. Op mijn leesexemplaar staat overigens: ‘Vier bizarre moorden. Een man met een falend geheugen. Een stad vol geheimen…’ en ‘Ontbreekt er nog een David Baldacci in jouw collectie? Ga naar www. Baldacci.nl en maak kans op een boek naar keuze.’

De uitgever: ‘Wanneer FBI-agent Amos Decker en journaliste Alex Jamison op bezoek gaan bij Jamisons zus in Baronville, een stadje in Pennsylvania dat betere tijden heeft gekend, raken ze op de eerste dag al betrokken bij een moordonderzoek. Die avond ziet Decker in het raam van een verderop gelegen huis een flikkerend licht, gevolgd door vlammen. Nieuwsgierig geworden gaat hij op onderzoek uit, maar wat hij ontdekt is veel meer dan een beginnende brand. In het huis bevinden zich twee doden. Het ene slachtoffer is opgehangen en op de vloer onder zijn lichaam bevindt zich een enorme plas bloed. De andere man draagt een politie-uniform en ligt met schuim rond zijn lippen in de kelder. Wie de twee doden zijn, weet niemand. Diezelfde avond nog krijgen Decker en Jamison te horen dat het niet om een opzichzelfstaand incident gaat. In de weken daarvoor zijn meerdere moorden gepleegd en de plaatselijke politie - die weinig mensen en middelen tot haar beschikking heeft - staat voor een raadsel. Wanneer Decker zijn hulp aanbiedt, wordt deze schoorvoetend geaccepteerd. Al gauw blijkt echter dat hij niet de enige federale agent is die interesse in de zaak toont. Want de moorden in Baronville zouden weleens te maken kunnen hebben met een veel grotere dreiging op nationaal niveau.”

Doodskleur

Noem het liefde

Uiteraard hebt u bij uw boekhandel de immer slinkende stapel boeken zien liggen. Van de bestseller die leest als een tierelier, die boordevol spanning zit in de betekenis van de drang tot verder lezen. Ik weet zeker dat uw leeskompanen over dit brok ware literatuur met u gesproken hebben. Het gaat om een boek dat etaleert hoe geweldig fijn lezen kan zijn. Ik wil u de eerste bladzijden van een roman inleiden en in vervoering brengen door u de eerste vijf bladzijden integraal aan te reiken. Het gaat om de 302 bladzijden tellende paperback Noem het liefde van Daan Heerma van Voss en uitgeverij De Bezige Bij. Over twee weken wisselen wij hier onze leeservaringen met elkaar uit. Nu het proza van Heerma van Voss.

‘Deel I Vechten of vluchten 
1. Het meisje A. Zo heette ze, zolang ze van mij was. Al op die eerste avond nam ik mezelf voor haar echte naam nooit uit te spreken. Zo zou ik haar nooit helemaal hoeven delen.
Buiten bidden de vogels, de laatste twintig uur zijn voorbijgekropen. Alle lichten in 309, mijn grootmoeders kamer, zijn uit. Wanneer ze ademhaalt, trillen haar grijze, iets te lange neusharen. Pas nu ze haar ogen heeft gesloten, pas nu ze me geen vragen meer stelt, durf ik te erkennen wat er de laatste maanden is gebeurd, met hoeveel liefde en met hoeveel dood ik me heb omringd, en waarom ik niet anders kan dan weggaan. Soms begrijp je het verhaal pas echt als het bijna is afgelopen. Ik volg de juiste koers, zeg ik tegen mezelf, de juiste koers, de juiste koers. Voor de zoveelste keer lees ik het bericht dat Adriaan me gisteren stuurde, waarin hij me smeekte te vertrekken. Van iedereen heb ik afscheid genomen, van iedereen die daar behoefte aan had althans. Uit mijn binnenzak pak ik de afscheidssigaret. Het meisje A. Als ik mijn best doe, zie ik de afdruk van haar lippen. Als ik mijn best doe, proef ik haar weer. Liefde maakt ziek, zo is het nu eenmaal. Dit bedacht ik tegenover de psychiater bij wie ik na de dood van mijn ouders was aangespoeld. Toen hij me vroeg waarom liefde noodzakelijkerwijs tot ziekte leidde, antwoordde ik: dat is niet waar liefde toe leidt, maar wat liefde ís. En ondertussen verleidt ze ons tot grootse daden, lieflijke daden, bizarre daden, lachwekkende daden. Welke van mijn daden groots zijn geweest en welke toch vooral lachwekkend, daar ben ik nog niet over uit. Maar binnenkort heb ik alle tijd van de wereld om erover na te denken. Ik strijk de haren uit mijn grootmoeders ogen en leg ze in een scheiding. In de spiegel aan de muur zie ik een grijswitte haar in mijn rechterwenkbrauw, die sinds enkele maanden blijft terugkomen, maar ik besluit hem nog even te laten zitten.

Het meisje A. Er resteert mij nog één manier om erachter te komen of onze liefde zo echt is geweest als ik – nog altijd – hoop. Ik zal de Atlantische Oceaan oversteken en mijn ogen op Amerikaanse bodem pas weer opendoen. Schitterend in de verte, die witte letters. HOLLYWOOD. Robert McKee, mijn voormalig leermeester, zegt dat de camera een röntgenapparaat is dat alles blootlegt wat vals is. We zullen zien of hij alsnog gelijk krijgt. Voor de laatste keer bekijk ik het etiket van het flesje op haar nachtkastje, de raadselachtige Indonesische letters. Ik draai de dop eraf en laat een doorzichtige druppel over mijn hand lopen. Wanneer de maan zijn zenit heeft bereikt, begint haar hartslag langzaam te dalen. Ik leg alle ziekenhuispapieren op mijn koffer, opdat er geen misverstand kan bestaan over wat zich hier werkelijk heeft voltrokken. Het is bijna zover, en dit keer zal ik niet proberen te ontkomen. 

2. Maar om het einde van mijn verhaal te begrijpen, moeten we terug naar het begin: het moment dat mijn dierbare vriend Adriaan de Ridder me in dat overvolle koffietentje vroeg wie toch de vrouw was over wie ik ‘zo geheimzinnig’ aan het doen was. Ik moest hem wel antwoorden, en niet alleen omdat hij ernstig ziek was. Ooit was hij goed bevriend geweest met mijn ouders en zijn loyaliteit aan hen was eenvoudigweg overgegaan op mij. We hadden elkaar geërfd. Gedachteloos leunde ik voorover om een spatje scheerschuim van zijn oorlel te vegen. Eigenlijk hoorde Adriaan thuis op zijn woonboot. Voor alle rondzwemmende eenden had hij een naam, en op heldere dagen kon je je vanaf het dek, uitkijkend op kerken en gevels, voorstellen dat de stad voor altijd zou bestaan. Wanneer hij zijn boot niet meer zou verlaten voor een kopje koffie, was zijn overtuiging, zou het sterven echt beginnen. Het was de eerste keer dat iemand me vroeg haar te beschrijven. Daarvóór was ze helemaal van mij geweest. Om tijd te winnen bestudeerde ik de kaart; broodje of soep. Mijn jeans knelde, maar volgens het meisje A. hoorde dat zo.

Adriaan zette zijn bril recht en stelde zijn vraag opnieuw, ditmaal op een plechtiger toon. Nu pas zette hij zijn wandelstok, aangeschaft toen de kanker hem echt begon aan te tasten, tegen de muur. ‘Heb jij geen betere dingen aan je hoofd?’ vroeg ik maar. ‘Andere dingen – zeker geen betere. Ik ga mijn vraag geen derde keer stellen.’ Goed, hoe haar te beschrijven? Zij was degene met wie ik, in nog geen drie weken tijd, een eigen universum had geschapen. We lagen op bed toen ik dat gewichtige woord voor het eerst gebruikte. Ze had me gevraagd of ik haar indruk deelde dat we een eigen wereld aan het maken waren. Ik schudde mijn hoofd. Het was een universum, met eigen natuurwetten, eigen wonderen, eigen raadsels. Adriaan keek me verwachtingsvol aan.
Denkend aan het meisje A. drongen zich ongeordende details aan me op. Hoe ze haar benen over elkaar sloeg als ze naar de wc moest maar niet wilde, hoe ze juist niet lachte als ze iets wel grappig vond. Hoe ze elke avond een pluisje uit mijn navel plukte en, nadat ze het had weggeblazen, fluisterde dat ik een wens mocht doen.Gewoontegetrouw zei ik dan dat er niets te wensen was overgebleven. Terwijl zij toch zo ongelukkig was, vertelde ze enthousiast, en zo onbevredigd! Ik vatte dit alles samen voor mijn vriend, die het woord ‘universum’ stoïcijns aanhoorde.

Goed, zei hij, dan moest ik hem het begin van dat universum laten zien, de oerknal. Dat was eenvoudig. De oerknal was een voetstap, maatje zesendertig. Het gebeurde vorig jaar, de zomer liep op zijn einde. Op het plein was de taxi me al opgevallen, hoe bruusk hij stopte voor het rode licht, het nerveuze getoeter. Ik liep verder, een caféruit weerspiegelde mijn gestalte. Ik zag er moe uit, het was een lange, lege nacht geweest; het jaarlijkse filmgala. Elke keer verwachtte ik dat mijn naam van de gastenlijst was geschrapt, maar telkens viel die gouden envelop toch weer in mijn bus. Bang om het laatste beetje krediet van de filmbonzen te verspelen door niet op de uitnodiging in te gaan, sleepte ik mezelf naar de festiviteiten, die elk jaar zowel decadenter als holler werden. Voor de caféruit veegde ik mijn haar goed en zei tegen mezelf dat ik er wel eens slechter had uitgezien, al wist ik zo snel niet wanneer dan. Op dat moment verliet ze de stoep en kwamen haar versleten All Stars neer op het zebrapad. Ze liep een jong, blond meisje en een jongen met een glimmend jack achterna. Ik herkende haar meteen. Zij was het die ik had gezocht, niet eens wetende dat ik op zoek was geweest. Schrik maakte plaats voor ontzetting: zij kon het niet zijn, dat mocht niet. Ze bukte, begon haar veters te strikken, de jongen en het meisje verdwenen in een café. Op het moment dat ik me omdraaide, jakkerde de taxi de straat in, de bestuurder merkte haar niet op. Het veters strikkende meisje keek te laat op en verstijfde. Had ik geweten wat ons allemaal te wachten stond, dan zou ik, hoe wreed het ook klinkt, ten minste even hebben geaarzeld. ‘Maar?’ vroeg Adriaan. ‘Maar in werkelijkheid rende ik onmiddellijk de straat op, wat denk jij nou? Ik sleurde haar weg, de taxi raasde voorbij. We hijgden uit op de stoep.’ Ze had blonder haar gekregen, alle krullen waren eruit gesteild, ze had haar jongensachtige kinderlichaam ingeruild voor dat van een vrouw, maar haar huid was nog kleiachtig, vettig, jong. Mijn ademhaling werd steeds onregelmatiger. Na een vluchtig ‘Nou, doei, hè’ stak ze opnieuw over, uiteraard zonder om zich heen te kijken. Daar ging ze, het meisje A. Uiteraard was het café dat haar vrienden waren binnengegaan en dat nu ook zij betrad, hetzelfde als waar ik had afgesproken met Lena.’

Noem het liefde

De dood van Hitler

Een geschiedenisboek dat leest als een thriller. Een verhaal vol suspense over een tiran. Een definitieve afrekening van een mythe. Een onthullend relaas over de nazitop. Daar gaat het om. Ik leg voor u in de vitrine de 320 bladzijden tellende, authentiek geïllustreerde paperback De dood van Hitler van Jean-Christophe Brisard en Lana Parshina en de uitgeverijen Polis en Nieuw Amsterdam met de ondertitel ‘Het ware verhaal’.  Ik bemin historische verslagen, mits die een thema behelzen dat mij gerieft, in toegankelijke taal vervat zijn en spanning kennen in de betekenis van de drang tot verder lezen. Aan die eisen voldoet geheel De dood van Hitlerdat op de omslag een geslaagde kiek van het hoofdpersonage in betere tijden heeft. Ik wil de spanning en de toegankelijkheid aantonen door het eerste stuk van deel 1 ‘Het onderzoek’ aan u door te geven. Vooraf citeer ik de uitgever op de omslag en de volgende keer pluk ik uit De dood van Hitler het gedeelte over het huwelijk tussen Adolf Hitler en Eva Braun op 29 april 1945 in een Berlijnse bunker.

Polis en Nieuw Amsterdam: ‘Op 30 april 1945 pleegde Adolf Hitler zelfmoord in zijn Berlijnse bunker. Meteen nadat de Russen de stad hadden ingenomen, groeven ze Hitlers lijk op en verzamelden bewijsmateriaal. Was hij het echt? Stalin was geobsedeerd door die vraag. Zelfs nadat de Russen het KGB-dossier over Hitler hadden vrijgegeven, bleven er vraagtekens.
Jean-Christophe Brisard en Lana Parshina worden na lang aandringen toegelaten in de KGB-archieven, waar ze stukje bij beetje de lugubere archiefstukken te zien krijgen. Hun reconstructie van de dood van Hitler, mede aan de hand van nieuw DNA-onderzoek, levert een spannend verhaal op over vermeende complotten, vergissingen en fake news dat decennialang meegaat.’
 
Brisard en Parshina: ‘Moskou, 6 april 2016 - Lana is ontdaan. Haar contactpersonen bij de Russische overheid hebben niet verhuld hoe klein onze kans is om te slagen. Onze afspraak om elf uur ’s ochtends is bevestigd, maar in Rusland zegt dat niets. Een bijtende noordenwind prikt in ons gezicht als we de wijk van het ‘Staatsarchief van de Russische Federatie’ naderen. In Rusland heet dat het GARF (Gosoedarstvenny Archiv Rossiskoj Federatsii). Een staatsinstelling in het centrum van Moskou. Het bevat een van de grootste collecties archieven van het land, met bijna zeven miljoen documenten uit de negentiende eeuw tot nu. Hoofdzakelijk papieren documenten, maar ook wat foto’s en geheime dossiers. En voor een van die geheime dossiers trotseren wij nu het ruige Moskouse klimaat en de niet minder ruige Russische bureaucratie. Lana Parshina is geen volslagen onbekende in Rusland. Deze jonge Russisch-Amerikaanse is journaliste en documentairemaakster en wordt regelmatig in de tv-studio’s uitgenodigd om te vertellen over wat nog steeds haar mooiste wapenfeit is: het laatste interview met Lana Peters.

Lana Peters was een oude, berooide vrouw, die ergens ver weg in de Verenigde Staten door iedereen vergeten in een tehuis voor behoeftigen woonde. Ze hield zich schuil en wilde niet met journalisten praten. En nog minder herinneringen ophalen aan haar vader, ene Iosif Vissarionovitsj Dzjoegasjvili, oftewel Stalin. Lana Peters heette eigenlijk Svetlana Stalin en was de lievelingsdochter van de dictator. Midden in de Koude Oorlog, in de jaren 1960, was ze gevlucht en had ze bij de Amerikaanse vijand politiek asiel gevraagd. Vanaf dat moment werd ze het symbool voor de Russen die tot alles bereid waren om een dictatoriaal systeem te ontvluchten. Lana Parshina had de mensenschuwe nakomelinge zo ver weten te krijgen dat ze haar een serie interviews voor de camera gaf. Dat was in 2008. Een succes dat in heel Rusland was opgemerkt. Sinds een paar jaar komt Stalin namelijk weer in de mode in Moskou. Lana Parshina kent het ingewikkelde raderwerk van de bureaucratische Russische overheidsmachine maar al te goed. Ze maakt zich sterk dat het haar zal lukken de geheime, gevoelige en complexe dossiers in te zien. Maar op die ochtend in april 2016 voel ik dat ze zich zorgen maakt. We hebben een afspraak met de directrice van het GARF, Larisa Aleksandrovna Rogovaja. Alleen zij kan ons toestemming geven het H-dossier in te zien. ‘H’ van Hitler. Zodra we de grote hal van het GARF in komen, wordt de toon gezet. Een soldaat met een snor die erg jaren zeventig is, een beetje à la Freddie Mercury, vraagt om onze paspoorten. ‘Controle!’ zegt hij grimmig, alsof we indringers zijn. Met haar Russische identiteits-bewijs vormt Lana geen probleem. Mijn Franse paspoort compliceert de situatie. De militair lijkt niet vertrouwd met het Latijnse alfabet en slaagt er niet in mijn naam te lezen. Brisard wordt БРИЗАР in cyrillische letters. Precies zó sta ik op zijn lijst met mensen die vandaag naar binnen mogen. Na een lange controle en de reddende assistentie van Lana mogen we eindelijk door. De directiekamer van het archief? Onze vraag irriteert de oppasser. Hij is al met een andere bezoeker bezig, op dezelfde aimabele manier. ‘Helemaal achteraan, na het derde gebouw rechts.’ De jonge vrouw die ons heeft geantwoord, heeft ons bedankje niet afgewacht en ons de rug toegekeerd om de slecht verlichte trap op te lopen. Het GARF lijkt op een Russische arbeiderswijk. Het is verspreid over verschillende gebouwen met sombere gevels in de zuiverste Sovjet- tijl, een mengeling van constructivisme en rationalisme.

We lopen van het ene gebouw naar het andere en proberen grote plakken drabbige sneeuw te ontwijken. ‘Directie’, staat er in stevige letters op een bord boven een dubbele deur verderop. Een donkere personenauto verspert de ingang. We hebben nog een meter of twintig te gaan als een vrouw met een imposant postuur haastig het gebouw uit komt en in de auto verdwijnt. ‘Dat is de directrice...’ mompelt Lana met een zweempje wanhoop als ze de auto ziet wegrijden. Het is vijf voor elf, onze afspraak van elf uur is er net vlak voor onze neus vandoor gegaan. Welkom in Rusland.
 
De twee directiesecretaresses van het GARF hebben de rollen verdeeld, er is een aardige en een ronduit onvriendelijke. ‘Waar komen jullie voor?’ Als je niets van een taal verstaat, zoals bij mij het geval is met Russisch, voel je makkelijker de barse ondertoon. De jongste van de twee — om het onbeleefd te zeggen, de minst oude — is dus niet onze vriendin. Lana stelt ons voor, wij zijn de twee journalisten, zij de Russische en ik de Franse. We zijn hier omdat we een afspraak hebben om de directrice, mevrouw de directrice, te spreken en om iets nogal bijzonders in te zien... ‘Dat kan niet!’ onderbreekt de vijandige secretaresse haar meteen. ‘Ze is weg. Ze is er niet.’ Lana legt uit dat we dat al weten, de donkere auto buiten, de directrice die vergeet dat we komen en voor onze neus in rook opgaat. Ze vertelt het allemaal zonder haar enthousiasme te laten varen. Wachten, is dat een optie? ‘Als u dat leuk vindt’, besluit de secretaresse en ze verlaat het vertrek, met een stapel dossiers onder haar arm om aan te geven hoe belangrijk de tijd is die wij van haar hebben durven innemen. Boven haar bureau hangt een Zwitserse koekoeksklok. Die staat op tien over elf. De andere secretaresse heeft zonder iets te zeggen naar haar collega geluisterd. Haar schuldbewuste blik is ons niet ontgaan. Lana loopt naar haar toe. Een afspraak in het Kremlin, in de ambtswoning van de president. Niet gepland in de agenda van de directrice. Als Poetin of— wat waarschijnlijker is — zijn kabinet belt, moet je meteen komen.

De secretaresse, de aardige, legt het met gedempte stem uit, in korte zinnen. Haar stem klinkt heel vriendelijk, bemoedigend ondanks de nogal negatieve strekking van de informatie die ze ons geeft. Hoe laat ze terugkomt? Wie zal het zeggen?! Zij niet, in elk geval. Heeft die oproep op het laatste nippertje met ons te maken? ‘Nee. Waarom zou die met jullie te maken hebben?’ Het is vijf uur geweest. Ons geduld is uiteindelijk beloond. Voor onze ogen is zojuist een doos van dik karton opengemaakt. Daarin ligt hij, heel klein, netjes bewaard in een bakje. ‘Dat is hem dus? Is hij het echt?’ ‘Da!’ ‘Ja, ze zegt ja’ ‘Dank je, Lana. En is dat alles wat er nog is?’ ‘Da’ ‘Dat hoef je niet te vertellen, Lana’. Bij nadere beschouwing lijkt het bakje erg op een diskettebox. Sterker nog, het is er een. Hitlers schedel wordt bewaard in een diskettebox.  Laten we precies zijn, het gaat om een stuk schedel waarvan de Russische autoriteiten zeggen dat het van Hitler is. De trofee van Stalin. Een van de best bewaarde geheimen van de Sovjet-Unie en daarna van postcommunistisch Rusland. En voor ons het resultaat van een jaar wachten en onderzoek doen.’

De dood van Hitler

Een sextet boeken voor onder de zon en in de schaduw

Ik mocht positieve reacties ontvangen op de boekentips voor de komende weken van vrijaf. Of u nu buiten of binnen, veraf of dichtbij op de vrije dagen titel vertoeft, deze nieuwe publicaties zullen naar thema het goed bij u doen. Ik geef titel, schrijver, ondertitel of genre en uitgever, Het leidende onderwerp staat verwoord op de omslag en reik ik u ook aan. Ik zie uit naar uw reactie na lezing van een van de zes werken na de vakantie.
 
1) Het napalmmeisje – Kim Phuc Phan Thi – Haar leven van vuur naar vrede – Boekencentrum
De foto waarop een meisje wanhopig wegrent voor de vlammen van napalmbommen is wereldberoemd. minder bekend is hoe het verder ging met de Vietnamese Kim Phuc. In dit aangrijpende boek vertelt ze het verhaal van haar jeugd, het heftige moment van de foto en haar lange weg naar genezing en vrede. Het napalmmeisje is een schrijnend verhaal over de oorlog in Vietnam en hoe een jong leven in een handomdraai verwoest kan worden. Maar het is ook een hoopgevend boek over de veerkracht die Kim vond in de liefde en genade van God.

2) Beneden – Leonora Carrington – Novelle – Orlando
In 1937 was de Engelse Leonora Carrington een 19-jarige studente aan de kunstacademie. Ze was mooi, rebels en onaangepast binnen het aristocratische milieu van haar familie. Tijdens een diner ontmoette ze de kunstenaar Max Ernst. Ze werden verliefd en Carrington volgde Ernst naar Parijs. Niet veel later vestigden ze zich in de Provence. In mei 1940 werd Ernst gearresteerd toen het Duitse leger Frankrijk bezette en vastgezet in een kamp, waarop Carrington psychisch instortte. Zij vluchtte naar Spanje. Daar werd Carrington gedwongen opgenomen in een psychiatrische inrichting, waar ze niet alleen ten prooi viel aan haar eigen angstaanjagende waan beelden, maar ook aan de wrede behandeling door haar arts. De novelle Beneden, het verslag van deze beproeving, is een duizelingwekkende reis door de hallucinerende logica van de waanzin.

3) Litteken – Sara Mesa – Roman – Wereldbibliotheek
Twintiger Sonia komt op een online literatuurforum in contact met een man die zichzelf Knut Hamsun noemt. Er ontwikkelt zich een intense correspondentie en een verhouding, waarin ze elkaar beurtelings aantrekken en afstoten. Knut plaatst Sonia op een voetstuk en wil van haar een ideale vrouw maken; Sonia wil wel zijn aandacht maar voelt zich ongemakkelijk bij zijn dwingende toon. Als Sonia trouwt houdt de internetverhouding met Knut stand. Ze vertelt hem over haar seksleven en haar saai geworden huwelijk. Het leidt tot de onvermijdelijke maar teleurstellende ontmoeting. Sonia heeft steeds gefantaseerd over heftige seks met Knut, maar hij blijkt fetisj-fantasieën te hebben en mijdt direct seksueel contact. Ondanks haar chronische obsessie voor Knut besluit ze hun verhouding te beëindigen. Haar verlangens zijn onvervulbaar gebleken. Wat overblijft is een litteken. Door de oplopende spanning is het nauwelijks mogelijk dit duistere en soms pijnlijke verhaal neer te leggen. Litteken is een subliem psychologisch portret van twee mensen die allebei teleurgesteld worden in hun verwachtingen.

4) De zoektocht naar Madeleine Merano – Pauline J. Van Munster – Roman – In de Knipscheer
De zoektocht naar Madeleine Merano speelt zich af op een klein eiland. De gesloten sfeer zorgt voor een beklemming die de roman tot het eind toe spannend houdt. Abel, een jonge man, gaat naar het eiland waar zijn twee moeders een korte maar intense geschiedenis hebben liggen. Tijdens zijn zoektocht, waarin hij in het verleden duikt van zijn beide moeders, ondergaat hij een transformatie. Zijn vondst zal voor altijd zijn leven veranderen. Diverse personages komen aan het woord en de lezer volgt hen in hun eigen zoektocht, die zijdelings met Madeleine Merano te maken heeft. Iedereen zoekt wat en vindt wat, hoe verrassend soms ook. De plot is sterk, en de verschillende subplots en nevenintriges zijn listig met elkaar verweven. Daarbij kenmerkt De zoektocht naar Madeleine Merano zich door een fraaie en beeldende stijl, geplaatst in een niet-Nederlandse setting. Met deze roman, haar vijfde boek, is Pauline van Munster na 15 jaar niet gepubliceerd te hebben weer terug in het literatuurlandschap.

5) Spoken in Moskou – Joseph Roth – Reportages en brieven uit Rusland – Bas Lubberhuizen
In 1926 reist Joseph Roth voor de Frankfurter Zeitung door de Sovjet-Unie, van Kiev tot Moskou en Odessa. Roth is nieuwsgierig naar het sociale experiment dat moet leiden naar een nieuwe wereld en hij wordt door de revolutionaire regering met open armen ontvangen. Roth ontmoet boeren, leraren, arbeiders, priesters, toneelspelers en prostituees en ziet hoe desastreus het nieuwe regime uitpakt. De droom ligt snel in duigen, en Roth schrijft erover in een rake, zinnelijke stijl waarin nieuwsgierigheid en teleurstelling een tweestrijd aangaan. Uit zijn reportages, brieven en dagboeknotities – die hier voor het eerst in deze samenstelling verschijnen – blijkt ook hoe eenzaam hij zich voelt en hoezeer hij verlangt naar zijn geliefden. In Spoken in Moskou. Reportages en brieven uit Rusland volgen we een meesterjournalist die met diepe menselijkheid door een van de grootste illusies van zijn tijd heen prikt.

6) Palimpsest – Jack van Weimar – De geheime oorsprong van de islam – Gabriel Publicaties
Filiz Kara, een Leidse wetenschapster, komt in het bezit van een zeer oud manuscript. Bij onderzoek van het manuscript komen er bladzijden van een oer-Koran tevoorschijn. Hieruit blijkt dat de Koran tot op de dag van vandaag helemaal verkeerd is vertaald. De consequenties zijn dramatisch: wat als extremisten die aanslagen plegen zich realiseren dat er iets heel anders op hen wacht in het paradijs dan 72 maagden? Filiz kan haast niet geloven wat ze in deze oer-Koran gelezen heeft. Ze realiseert zich hoe gevaarlijk het is om haar ontdekkingen wereldkundig te maken. Dit wordt nog versterkt wanneer Filiz wordt benaderd door een team internationale wetenschappers die nog meer bewijzen hebben die de fundamenten van de Koran ontkrachten. Ze staat voor een enorm dilemma: hoe ver ga je voor een waarheid die meer dan een miljard mensen raakt? Kunnen deze vondsten helpen het extremisme te bestrijden? Of zal de bekendmaking van deze wetenschappelijke ontdekkingen leiden tot ongekende terreur? Jack van Weimar werkt al meer dan dertig jaar op het snijvlak van politiek, diplomatie en veiligheid. Hij heeft jaren in islamitische landen gewoond en vele landen in het Midden Oosten bezocht . Door zijn werk, ervaring en zijn interesse in religie en geschiedenis heeft hij een grote achtergrondkennis. Vanwege de gevoeligheid van het onderwerp en zijn huidige functie in het centrum van de macht, kan hij niet anders dan dit boek onder een pseudoniem publiceren.